ECLI:NL:RBAMS:2021:882

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
20/5305
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet voor kinderen in Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag om kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank. Eiser, die in Amsterdam woont en een bijstandsuitkering ontvangt, had kinderbijslag aangevraagd voor zijn twee kinderen die bij hun tante in Turkije wonen. De aanvraag werd afgewezen op basis van artikel 7b van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), dat stelt dat er geen recht op kinderbijslag bestaat als het kind niet in Nederland woont. Eiser voerde aan dat hij door de coronacrisis niet in staat was om zijn kinderen naar Nederland te halen en dat er geen individueel onderzoek naar de omstandigheden van de kinderen had plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Artikel 7b van de AKW is dwingendrechtelijk en laat geen ruimte voor een belangenafweging op basis van individuele omstandigheden. Eiser voldeed niet aan de voorwaarden voor kinderbijslag, aangezien zijn kinderen niet in Nederland wonen en hij zelf niet als werknemer in Nederland kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de Sociale Verzekeringsbank terecht had vastgesteld dat eiser geen recht had op kinderbijslag en dat verder onderzoek naar de situatie van de kinderen niet nodig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5305

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Guman),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. Sturmans).

Procesverloop

In het besluit van 4 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) afgewezen.
In het besluit van 27 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2021 via ‘Skype voor bedrijven’. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft deelgenomen via de videoverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die ook deelnam via de videoverbinding.

Overwegingen

1. Op 8 april 2020 heeft eiser kinderbijslag aangevraagd voor de twee kinderen van zijn echtgenote. Eiser heeft verklaard dat de kinderen bij hun tante in Turkije wonen. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet voldoet aan alle voorwaarden om recht te hebben op kinderbijslag voor de kinderen in Turkije. Op grond van het bepaalde in artikel 7b, eerste lid, van de AKW, kan eiser geen aanspraak maken op kinderbijslag, nu de kinderen niet in Nederland wonen. Eiser voldoet ook niet aan de voorwaarden om op grond van het Nederlands-Turks Verdrag [1] (NTV) recht te hebben op kinderbijslag. Eiser werkt namelijk niet in loondienst en ontvangt evenmin een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) of Werkloosheidswet (WW). Het dwingendrechtelijke karakter van artikel 7b, eerste lid, van de AKW en artikel 33 van het NTV biedt geen mogelijkheid om de omstandigheden zoals die door de gemachtigde van eiser zijn geschetst, mee te wegen. Daarom kan verweerder niet, in strijd met deze dwingendrechtelijke bepalingen, eiser alsnog in aanmerking laten komen voor kinderbijslag voor de in Turkije wonende kinderen.
3. Eiser voert aan dat de aanvraag om kinderbijslag moet worden toegekend. Eiser heeft een bijstandsuitkering, maar wel de zorg over de twee kinderen. Omdat hij arbeidsongeschikt is, kan hij niet werken. Eiser kan door de mondiale coronacrisis de kinderen niet naar Nederland halen, terwijl de kosten van hun levensonderhoud wel oplopen. De kinderen hebben recht op een fatsoenlijke verzorging en zouden niet gedupeerd moeten worden door de situatie. Het is onzorgvuldig dat er geen individueel onderzoek naar de omstandigheden van de kinderen heeft plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
In artikel 7b van de AKW is bepaald dat de verzekerde geen recht op kinderbijslag ten behoeve van het kind heeft, indien dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont.
4.2.
In artikel 33 van het NTV is bepaald dat Turkse werknemers die werkzaam zijn in Nederland en waarvan de kinderen in Turkije verblijven of worden opgevoed, recht hebben op kinderbijslag op dezelfde voorwaarden als Nederlandse werknemers.
5. Tussen partijen is in geschil of eiser recht heeft op kinderbijslag in de periode van het tweede kwartaal 2019 tot en met het tweede kwartaal 2020.
6. De rechtbank stelt vast dat er op grond van artikel 7b van de AKW geen recht op kinderbijslag bestaat, nu de kinderen niet in Nederland wonen. Eiser kan ook geen recht op kinderbijslag ontlenen aan artikel 33 van het NTV. De werkingssfeer van artikel 33 van het NTV is namelijk beperkt tot Turkse werknemers die daadwerkelijk in Nederland werkzaam zijn. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat personen die een kortdurende uitkering krijgen op grond van één van de werknemersverzekeringen (de WW of de ZW) ook als werknemer moeten worden aangemerkt. [2] De rechtbank begrijpt dat het voor eiser, die voorheen als zelfstandig ondernemer heeft gewerkt en daardoor niet onder de werkgeversverzekeringen valt, onrechtvaardig voelt dat hij geen aanspraak kan maken op kinderbijslag. Artikel 33 van het NTV laat echter geen ruimte voor een belangenafweging waarin individuele omstandigheden, zoals ziekte en voormalig ondernemerschap worden betrokken. Eiser kan niet worden aangemerkt als een in Nederland werkzame werknemer en valt daarom buiten de kring van personen die door artikel 33, eerste lid, van het NTV beschermd wordt. De niet nader onderbouwde stelling dat de corona-pandemie de overkomst van de kinderen naar Nederland verhindert, is geen reden om van het dwingendrechtelijk karakter van de wet af te wijken. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag en heeft verder onderzoek naar de situatie van de kinderen in het buitenland dan ook achterwege kunnen laten.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.A.E. van Ooijen, rechter, in aanwezigheid van
A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar
de rechter is verhinderd te tekenen
de griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid, Ankara, 5 april 1966.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:510, r.o. 4.3.4.