ECLI:NL:RBAMS:2021:8162

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
C/13/703147 / FA RK 21-3690
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang in een complexe familiezaken met verstoorde relaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2022 een beschikking gegeven betreffende vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang in een familiekwestie. De verzoeker, aangeduid als de man, heeft verzocht om vervangende toestemming om zijn dochter, [minderjarige], te erkennen. De moeder, de verwerende partij, heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft aangegeven dat de erkenning haar belangen zou schaden en de ontwikkeling van [minderjarige] in gevaar zou brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker is van [minderjarige], maar dat er een verstoorde relatie is tussen de ouders, wat de omgang en het gezag bemoeilijkt. De rechtbank heeft de man toestemming gegeven voor de erkenning, maar het verzoek om een omgangsregeling en gezamenlijk gezag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van [minderjarige] voorop staan en dat er momenteel geen basis is voor een gezonde communicatie tussen de ouders. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook aangegeven dat er goed naar [minderjarige] moet worden geluisterd, gezien haar leeftijd van 15 jaar. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de man als vader te erkennen, maar zonder hem zeggenschap te geven over [minderjarige]. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/703147 / FA RK 21-3690
Beschikking van 6 september 2022 betreffende vervangende toestemming tot erkenning, gezag en omgang
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij, hierna te noemen de man,
advocaat mr. R.H. Wormhoudt te Ruinerwold,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verwerende partij, hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.E. Mungroop te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Mr. [curator], te Amsterdam,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator,
als advocaat voor zichzelf verschijnende.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de man, ingekomen op 9 juni 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 7 juli 2021, waarbij mr. L. Scheffer is benoemd tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige;
- het verweerschrift van de moeder van 13 augustus 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 15 september 2021, waarbij mr. [curator] is benoemd tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige;
- de schriftelijke reactie van de bijzondere curator van 8 december 2021;
- de schriftelijke reactie van de bijzondere curator van 2 februari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 september 2022. Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , die apart door de kinderrechter is gehoord,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de bijzondere curator,
- mevrouw [naam] namens de Raad.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De moeder en de man hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is beëindigd.
2.2.
Op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] is uit de moeder geboren:
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ).
2.3.
De man en de moeder hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De man verzoekt de rechtbank:
- vervangende toestemming te verlenen als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) om [minderjarige] te erkennen en
- daarbij te bepalen dat de geslachtsnaam van Manan wordt gewijzigd naar [de man] ;
- te bepalen dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast;
- een omgangs- dan wel zorgregeling vast te stellen waarbij de man [minderjarige] elk weekend van vrijdag na school tot zondag voor het avondeten bij zich heeft, alsmede de helft van de vakanties.
3.2.
De vrouw heeft zich verweerd tegen de verzoeken.

4.De overwegingen

Vervangende toestemming erkenning
4.1.
Ingevolge artikel 10:95 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op het onderhavige verzoek Nederlands recht van toepassing.
4.2.
Het verzoek tot vervangende toestemming erkenning is gegrond op artikel 1:204 lid 3 (BW).
4.3.
De man stelt dat hij de verwekker is van [minderjarige] en dat hij al vanaf haar geboorte meer dan betrokken is bij zijn dochter en een nauwe en persoonlijke relatie met haar onderhoudt, die kan worden gekwalificeerd als family life. Hij heeft er als verwekker belang bij dat een familierechtelijke betrekking tussen hem en [minderjarige] tot stand komt.
4.4.
De moeder erkent dat de man de verwekker is van [minderjarige] , maar dat door de erkenning haar belangen bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] worden geschaad en de evenwichtige psychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] in het gedrang zal komen. Daartoe voert zij aan dat de verstandhouding tussen partijen al geruime tijd zeer slecht is en dat haar gezin al een poos door de man wordt lastig gevallen, getreiterd en belaagd.
Het verzoek om wijziging van de achternaam is niet gegrond op de wet en daarom niet toewijsbaar.
4.5.
[minderjarige] heeft meegedeeld dat zij niet erkend wil worden door de man, dat zij geen contact met hem wil en dat zij niet wil dat hij het gezag over haar heeft.
4.6.
Gelet op de verklaringen van partijen staat buiten kijf dat de man en de moeder de ouders van [minderjarige] zijn. Zij hebben [minderjarige] gemaakt en daarna is het helaas fout gegaan. Het was fijn geweest als het contact tussen partijen anders zou kunnen gaan. Iedereen vindt het jammer dat de situatie nu zo is.
[minderjarige] geeft aan dat zij de man niet wil zien en niet wil dat hij zeggenschap heeft over haar. De bijzondere curator en de Raad hebben gezegd dat er goed naar [minderjarige] , die 15 jaar is, moet worden geluisterd. Ondanks deze omstandigheden geeft de rechtbank de man vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] , omdat niet is voldaan aan de strenge criteria om dit te kunnen weigeren.
4.7.
De rechtbank wijst het verzoek van de man met betrekking tot de omgangsregeling af. Dat kan ook haast niet anders gelet op het contactverbod dat in het kader van de strafzaak aan de man is opgelegd. Daar komt bij dat [minderjarige] geen contact met de man wenst en dat omgang bij kind van 15 niet kan worden afgedwongen.
4.8.
De rechtbank wijst het verzoek om gezamenlijk gezag ook af, omdat er in geval van gezamenlijk gezag een reëel risico zou bestaan dat [minderjarige] klem en verloren zou raken tussen de ouders. Ook is voor gezamenlijk gezag nodig dat er een minimaal niveau van communicatie mogelijk is tussen de ouders onderling en tussen de man en [minderjarige] en daar is op dit moment geen sprake van. Dat is al een hele poos zo, zodat niet valt te verwachten dat hierin op korte termijn verbetering komt.
Dit betekent dat er officieel in de registers wordt vastgelegd dat de man de vader is van [minderjarige] en dat zij van de man kan erven. Het is echter niet zo dat de man over [minderjarige] mag meebeslissen. De rechtbank hoopt dat dit in de toekomst wellicht anders wordt.
4.8.
Het verzoek om een raadsonderzoek wordt afgewezen, gelet op de lange duur voordat een dergelijk onderzoek kan beginnen en ook, omdat er gelet op haar leeftijd naar [minderjarige] moet worden geluisterd.

5.De beslissing

De rechtbank:
- geeft de man toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek om
[minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
te erkennen;
- draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam;
- beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. P.B. Martens, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 6 september 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).