Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank – samengevat – om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad primair ING te bevelen de (bijzonderheids)coderingen A, 2 en 3 te doen verwijderen en (meer) subsidiair deze te beperken tot twee jaar, derhalve tot juli 2021, of een andere de rechtbank juist achtende duur en ING te bevelen deze coderingen na afloop van deze termijn te verwijderen, op straffe van dwangsommen.
4.De beoordeling
4.3. In het kader van het deelnemen aan dat stelsel van kredietregistratie verwerken de kredietaanbieders persoonsgegevens. Daarop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (AVG) van toepassing. Volgens art 3 lid 4 van het Algemeen Reglement (AR) vindt de verwerking door het BKR – en dus ook door de kredietaanbieders – van persoonsgegevens haar rechtmatige grondslag in artikel 6 lid 1 onder f AVG, omdat de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van het BKR en haar zakelijke klanten.
- de omvang van de schuld en/of de achterstand;
- of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de reden voor (het ontstaan en voortbestaan van) de achterstand en de mate van verwijtbaarheid;
- de huidige financiële situatie van betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige (al dan niet structurele) wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld voor de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.