ECLI:NL:RBAMS:2021:7776

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
13/306687-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met vorderingen tenuitvoerlegging en ISD-maatregel

Op 29 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd op 11 november 2021 in Amsterdam 10 paar oordopjes van het merk Grundig ter waarde van 99,50 euro te hebben gestolen uit een filiaal van Action Nederland B.V. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 29 december 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. J. Ang, de vordering heeft ingediend en de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. S.J. van Galen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om de winkeldiefstal te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard aan de tenlastegelegde diefstal, maar heeft besloten geen straf op te leggen. In plaats daarvan heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, omdat de verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Daarnaast heeft de rechtbank een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf afgewezen, omdat dit niet wenselijk werd geacht in het licht van de ISD-maatregel.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter mr. G.M. van Dijk en de rechters mrs. A.H.E. van der Pol en J. Huber. Het vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/306687-21
Parketnummers vorderingen: 13/133163-21 en 13/139591-19
Datum uitspraak: 29 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat verdachte en haar raadsman mr. S.J. van Galen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 11 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, 10, althans een of meer paar oordopjes (merk Grundig) (ter waarde van (ongeveer) 99,50 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Action Nederland B.V. (filiaal gelegen aan [adres] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank vindt dat de winkeldiefstal kan worden bewezen. Omdat verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met het noemen van de gebruikte bewijsmiddelen.
1) de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 december 2021.
2) een geschrift, te weten een landelijk aangifteformulier van 11 november 2021, ingevuld door [persoon] (beveiliger bij de Action op [adres] te Amsterdam) en ondertekend door opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 4).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
op 11 november 2021 te Amsterdam 10 paar oordopjes (merk Grundig) ter waarde van 99,50 euro, die aan winkelbedrijf Action Nederland B.V. (filiaal gelegen aan [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Schuldigverklaring zonder straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte schuldig moet worden verklaard aan de winkeldiefstal, maar daarvoor geen straf hoeft te krijgen, omdat de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel verzoekt.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, zodat een gevangenisstraf de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet zal vertragen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een straf voor de winkeldiefstal, omdat de rechtbank de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel van twee jaar zal gelasten, zie hierna.

6.Vorderingen tenuitvoerlegging

Parketnummer 13/133163-21
Bij de stukken bevindt zich de op 6 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/133163-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 21 oktober 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Verdachte heeft zich voor het einde van voornoemde proeftijd niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, zoals blijkt uit het rapport van Mondriaan van 10 november 2021. De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de verdediging, hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel van twee jaar te gelasten.
Parketnummer 13/139591-19
Bij de stukken bevindt zich de op 13 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/139591-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 18 september 2019 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan, met bevel dat van deze straf 48 dagen niet tenuitvoergelegd zullen worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zijn bijzondere voorwaarden verbonden. Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank vindt het gezien de tenuitvoerlegging van de ISD maatregel niet wenselijk en niet nodig om deze gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en wijst de vordering af.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: diefstal
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 21 oktober 2021 met parketnummer 13/133163-21 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een ISD-maatregel van twee jaar.
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/139591-19.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2021.