ECLI:NL:RBAMS:2021:7743
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verschoning van een rechter in verband met mogelijke partijdigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2021 een verzoek tot verschoning toegewezen. Het verzoek was ingediend door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, lid van de rechtbank, die zich wilde verschonen in verband met mogelijke partijdigheid. De aanleiding voor het verzoek was dat in twee aanhangige zaken, met zaaknummers AMS 20/4056 en 20/4074, een advocaat optreedt die eerder verbonden was aan het advocatenkantoor dat mede is opgericht door de zus van de rechter. De rechter wilde elke schijn van partijdigheid vermijden en vroeg om zich te mogen verschonen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geobjectiveerde vrees kan ontstaan dat de rechter de zaken niet onpartijdig kan behandelen. Dit oordeel is gebaseerd op de feiten die de rechter aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, alsook op aanbevelingen uit de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak. De rechtbank heeft besloten dat het verzoek tot verschoning moet worden toegewezen, en dat de procedures in de hoofdzaak voor een andere rechter zullen worden voortgezet. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
De beslissing is genomen door de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam, met mr. P.B. Martens als voorzitter en N.C.H. Blankevoort en K.A. Brunner als leden. De rechtbank heeft ook bepaald dat een afschrift van deze beslissing moet worden toegezonden aan de betrokken partijen.