ECLI:NL:RBAMS:2021:7704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
C/13/707838 / KG ZA 21-801
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ING moet bankrelatie met coffeeshopketen voortzetten, onder voorwaarde van bodemprocedure

In deze zaak vorderden de eisers, een coffeeshopketen in Brabant, dat ING Bank N.V. de bankrelatie met hen zou voortzetten. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaten, stelden dat de opzegging van de bankrelatie door ING onterecht was, aangezien de gronden die ING aanvoerde onvoldoende waren onderbouwd. ING had de bankrelatie opgezegd vanwege verdenkingen van witwassen en belastingfraude die betrekking hadden op de oud-eigenaar van de coffeeshops, [naam 4]. De eisers betwistten deze verdenkingen en stelden dat zij geen betrokkenheid hadden bij strafbare feiten. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2021 werd duidelijk dat de eisers zich hadden ingespannen om een nieuwe bank te vinden, maar dat alle aanvragen waren afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat ING onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de opzegging van de bankrelatie gerechtvaardigd was op basis van de Wwft. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eisers toe, met de voorwaarde dat zij uiterlijk op 5 januari 2022 een bodemprocedure zouden starten. ING werd veroordeeld om de bankrelatie met de eisers voort te zetten en hun gegevens uit het Intern Verwijzingsregister te verwijderen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/707838 / KG ZA 21-801 IHJK/MvG
Vonnis in kort geding van 22 november 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 7] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 8] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 9] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
10.
[eiser sub 10],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij conceptdagvaarding van 29 oktober 2020,
advocaten mr. S.T. Blom en mr. M. van Weeren te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaten mrs. S.N. Naäman en F.A. van de Wakker te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd en gedaagde ING.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 8 november 2021 hebben [eisers] hun vorderingen toegelicht. ING heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een op voorhand ingediend schriftelijk verweer. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van [eisers] : mrs. Blom, Van Weeren, J.E. van Kuijk en T. Vis, met [eiser sub 10] , uiteindelijk belanghebbende van eisers 1 tot en met 9;
- aan de zijde van ING: mrs. Naäman en Van de Wakker, [naam 2] , jurist, en
[naam 3] , KYC-medewerker.

2.De feiten

2.1.
[eiser 5] en [eiser 6] in Den Bosch en [eiser 8] en [eiser 7] in Tilburg (hierna gezamenlijk de coffeeshops) exploiteren ieder een coffeeshop en vormen gezamenlijk coffeeshopketen [naam keten] . [eiser 1] B.V. is de topholding van het [eisers] concern waarvan eiseressen 1 tot en met 9 deel uitmaken. [eiser 3] en [eiser 2] zijn tussenholdings. [eiser 9] is de beheers- en administratievennootschap van het concern. [eiser sub 10] is 99% aandeelhouder en tevens enig bestuurder van [eisers] B.V. Dat maakt hem ook de uiteindelijk belanghebbende (UBO) van het [eisers] concern, dat 93 werknemers in loondienst heeft. [eisers] bankieren bij ING. Op de bankrelaties tussen partijen zijn, voor zover van belang, de Algemene Bankvoorwaarden van ING van toepassing.
2.2.
[naam 4] ( [naam 4] ) heeft in 1990 coffeeshopketen [naam keten] opgericht, destijds nog bestaande uit [eiser 5] , [eiser 8] en [eiser 7] . Sinds 2006 maakt ook [eiser 6] deel uit van [naam keten] . [naam 4] was indirect aandeelhouder van de in Luxemburg gevestigde vennootschap WVB S.A., die op haar beurt indirect de aandelen hield van de coffeeshops. In 2011 heeft [eiser sub 10] , via zijn in Luxemburg gevestigde vennootschap Origin S.A., aandelen in WVB S.A. gekocht van [naam 4] voor een bedrag van € 6.485.000,00.
2.3.
[naam 4] heeft destijds een optierecht bedongen waarmee hij voor € 1,00 de helft van de aandelen in WVB S.A. kan terugkopen.
2.4.
In 2011 is het Openbaar Ministerie (OM) een strafrechtelijk onderzoek gestart naar [naam keten] .
2.5.
Op 16 november 2012 is [eiser 1] B.V. opgericht, waarvan [eiser sub 10] enig bestuurder is. [eiser 1] B.V. heeft de aandelen in [eiser 3] en [eiser 2] van WVB S.A. verworven.
2.6.
Bij aktes van 23 november 2012 is door [eiser 1] B.V. ten gunste van WVB S.A. een pandrecht gevestigd op de aandelen van [eiser 3] en [eiser 2] . In de aktes is opgenomen dat het stemrecht op de aandelen toekomt aan [eisers] B.V.
2.7.
In 2013 is WVB S.A. opgegaan in Origin S.A. en is de naam van Origin S.A. gewijzigd in WVB S.A.
2.8.
In november 2015 is [naam 4] door een Thaise rechtbank veroordeeld voor witwassen in Thailand.
2.9.
In het onderzoek naar [naam keten] heeft het OM in maart en april 2016 meerdere verdachten aangehouden, onder wie [eiser sub 10] en een broer van [naam 4] . Zij worden ervan verdacht op grote schaal inkomsten uit de vier coffeeshops buiten de officiële boekhouding te hebben gehouden, privé-inkomsten uit de coffeeshops te hebben verzwegen voor de belastingdienst en geld via schijnconstructies in Nederland en in het buitenland te hebben witgewassen. In 2017 heeft het OM onder meer [eiser sub 10] , [naam 4] en zijn broer hiervoor gedagvaard.
2.10.
In bijlage 1 van Beleidsregel inzake gedogen van coffeeshops en de bestuurlijke handhaving 13b Opiumwet ’s-Hertogenbosch 2018 worden onder meer [eiser 6] en [eiser 5] vermeld als in Den Bosch gevestigde coffeeshops.
2.11.
In december 2019 hebben [eiser 1] B.V., [eiser sub 10] en [naam 4] een overeenkomst gesloten op grond waarvan [naam 4] tegen betaling van € 6,5 miljoen afstand heeft gedaan van het onder 2.3 genoemde optierecht. In de daartoe opgestelde overeenkomst staat dat partijen over de betaling op een later moment nadere afspraken zullen maken.
2.12
Bij overeenkomst(en) van 30 september 2020 heeft [eiser 3] € 2.845.336,00 en [eiser 2] € 2.728.988,00 geleend aan [naam 4] .
2.13.
Bij brieven van 3 november, 7 december en 23 december 2020 heeft ING aan [eisers] vragen gesteld over de vergunningen van de coffeeshops, de AHOJG-criteria – door de procureurs-generaal opgestelde uitvoeringsregels onder welk regime een coffeeshop valt, de uitgevoerde transacties, de boekhouding, de aandeelhoudersstructuur en de berichtgeving vanuit openbare bronnen over [naam keten] . Bij brieven van 3 en 11 december 2020 en 29 januari 2021 heeft [eisers] de vragen van ING beantwoord.
2.14.
Bij akte van cessie van 17 december 2020 hebben [eiser 3] en [eiser 2] hun geldvorderingen op [naam 4] van in totaal € 5.574.324,00 uit hoofde van de onder 2.12. genoemde overeenkomsten overgedragen aan [eiser 1] B.V.
2.15.
Bij overeenkomst van 17 december 2020 hebben [eiser 1] B.V. en [naam 4] hun vorderingen op elkaar – [eiser 1] B.V. € 5.574.324,00 uit hoofde van de akte van cessie en [naam 4] € 6.658.437,00 inclusief rente uit hoofde van de afstand van zijn optierecht – verrekend, waarna nog een vordering resteerde van [naam 4] op [eisers] B.V. van € 1.084.113,00.
2.16.
In opdracht van [eisers] heeft D.B.C. Contzé RA van Contzé & Partners (forensisch) onderzoek gedaan naar de administratie van de coffeeshops over de periode 2008 tot en met 2014. Volgens Contzé zijn in de administratie van de coffeeshops geen aanwijzingen aangetroffen dat de verantwoorde inkoopprijzen zouden zijn opgehoogd en heeft Contzé geoordeeld dat dit gezien de minutieus vastgelegde goederenbeweging en het feit dat de betaalde inkoopprijzen onlosmakelijk zijn gekoppeld aan de vastgestelde omzet volgens de kasregisters ook zeer onwaarschijnlijk is. In een brief van 29 december 2020 schrijft Contzé dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de over de periode 2008 tot en met 2014 getrokken conclusies niet eveneens van toepassing zouden zijn op de periode tot en met 2019.
2.17.
Bij brief van 9 april 2021 heeft ING de bankrelatie met [eisers] opgezegd tegen 9 juli 2021 en heeft ING [eisers] bericht dat hun bedrijfs- en persoonsgegevens worden opgenomen in het interne verwijzingsregister (IVR) van ING, voor de duur van maximaal acht jaar. ING heeft de volgende gronden aan de opzegging ten grondslag gelegd.
  • De oud-eigenaar van de vier coffeeshops, (…), de heer [naam 4] , wordt verdacht van grootschalig witwassen en belastingfraude in de periode van 2002-2014. Uit openbare berichtgeving van onder andere het Openbaar Ministerie blijkt dat de coffeeshops hierbij een belangrijke rol zouden hebben gespeeld. Ook leiden wij uit deze berichtgeving af dat het Openbaar Ministerie vermoedt dat de inkoopprijzen van de cannabishandel tussen 2002 en 2014 zijn gemanipuleerd. De huidige eigenaar van de voorgenoemde coffeeshops, de heer [eiser sub 10] is tevens verdachte in het strafrechtelijke onderzoek, zo blijkt uit openbare berichtgeving van onder andere het Brabants Dagblad, d.d. 04-07-17. Omdat er geen overtuigende informatie of documentatie is verstrekt om deze verdenkingen te ontkrachten, zijn de risico’s die deze verdenkingen voor ING met zich meebrengen onvoldoende weggenomen.
  • WVB S.A. houdt het pandrecht op de aandelen van [eiser 3] BV en [eiser 2] BV. Alle aandelen van WVB S.A. luiden aan toonder, waardoor de economisch belanghebbenden niet volledig te verifiëren zijn. Gelet op de geconstateerde risico’s, leidt dit tot een voor ING onacceptabel risico.
  • [eiser 6] B.V. en [eiser 5] B.V. beschikken niet over een geldige exploitatievergunning, terwijl coffeeshops in de gemeente ’s-Hertogenbosch hier volgens de Beleidsregels inzake gedogen van coffeeshops en de bestuurlijke handhaving 13b Opiumwet ’s-Hertogenbosch 2018 wel over dienen te beschikken. Ook dit leidt tot een voor ING onacceptabel risico.”
2.18.
Bij brief van 30 april 2021 van hun advocaat hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de bankrelaties. Bij brief van 26 mei 2021 heeft ING dit bezwaar afgewezen.
2.19.
Bij brief van 2 juli 2021 van hun advocaat hebben [eisers] opnieuw bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de bankrelaties. Bij brief van 31 augustus 2021 heeft ING [eisers] bericht dat zij de opzegging van de bankrelaties niet herziet en dat het gebruik van de bankrekeningen per 30 november 2021 zal worden beëindigd.
2.2
Nadat ING de bankrelatie met [eisers] had opgezegd, hebben [eisers] Acces to Capital B.V. ingeschakeld voor het vinden van een nieuwe bank. Acces to Capital heeft daartoe aanvragen ingediend bij ABN AMRO Bank, Rabobank, SNS Bank en iBanFirst. Deze banken hebben de aanvraag van [eisers] afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, samengevat:
primair, op straffe van een dwangsom:
I. ING te gebieden de bankrelaties met [eisers] voort te zetten en voor zover nodig deze te herstellen, althans in ieder geval voor de duur van de bodemprocedure of voor een in goede justitie te bepalen periode,
II. ING te gebieden de persoonsgegevens van [eisers] binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis uit het Intern Verwijzingsregister te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel de registratietermijn van acht jaar te verkorten,
subsidiair, op straffe van een dwangsom, ING te gebieden een basisbetaalrekening te openen voor [eiser sub 10] ,
meer subsidiair, op straffe van een dwangsom, in goede justitie een beslissing te nemen,
in alle gevallen ING te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[eisers] stellen daartoe het volgende. De door ING aangevoerde gronden kunnen de opzegging van de bankrelaties met [eisers] niet dragen. [eiser sub 10] en [naam 4] worden slechts verdacht van strafbare feiten. Zij ontkennen zich daaraan schuldig te hebben gemaakt. Uit de rapportage van Contzé volgt dat de inkoopprijzen zeer gedetailleerd en op juiste wijze worden verantwoord in de administratie van de coffeeshops. Het strafrechtelijk onderzoek loopt al jaren en bevindt zich nog altijd in de regiefase. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om [eisers] op basis van de enkele verdenking van betrokkenheid bij witwassen de toegang tot deelname aan het bankverkeer geheel te onthouden. Het is niet aan ING om op de stoel van de strafrechter te gaan zitten. Bovendien is [naam 4] sinds 2011 niet meer betrokken bij [eisers] Hij is geen aandeelhouder, bestuurder, procuratiehouder, gevolmachtigde of op een andere wijze verbonden aan [eisers] [naam 4] heeft een vordering op [eisers] uit hoofde van de verkoop van [naam keten] en de afstandsverklaring van de koopoptie. [naam 4] beschikt niet over een bankrekening. [eisers] doen voor en ten behoeve van [naam 4] betalingen aan derden, waaronder advocaatkosten en de kosten van de privéschool van zijn stiefzoon. Deze betalingen worden verrekend met de vordering die [naam 4] heeft op [eisers] Hier is sprake van een zichtbare en verifieerbare betalingsstroom, die door [eisers] door middel van aan ING overgelegde overeenkomsten is verantwoord. Er is dus geen risico op witwassen of financiering van terrorisme.
ING gaat eraan voorbij dat het pandrecht van WVB S.A. op de aandelen van [eiser 3] en [eiser 2] niet relevant is voor de vraag wie de UBO is van die vennootschappen. Een pandrecht is een zekerheidsrecht en geeft WVB S.A. geen invloed op het beleid van of de zeggenschap in [eiser 3] en [eiser 2] . Het stemrecht op de aandelen [eiser 3] en [eiser 2] rust bij de aandeelhouder/pandgever, te weten [eiser 1] B.V. Enig aandeelhouder van die vennootschappen is immers [eisers] B.V. [eiser sub 10] houdt op zijn beurt 99% van de aandelen van [eisers] B.V., wat hem de UBO maakt van [eiser 3] en [eiser 2] . Dat ING de UBO van [eiser 3] en [eiser 2] niet kan verifiëren is dus onjuist. De aandelen aan toonder van WVB S.A. liggen momenteel onder beslag bij het OM. [eiser sub 10] zal ervoor zorg dragen dat zodra het beslag op de aandelen aan toonder is opgeheven WVB S.A. afstand zal doen van het pandrecht op de aandelen in [eiser 3] en [eiser 2] .
De exploitatie van de coffeeshops van [eiser 6] en [eiser 5] wordt al ruim 30 jaar gedoogd door de burgemeester van Den Bosch. Voor deze coffeeshops is op 31 mei 2012 een vergunning aangevraagd. Die aanvraag is ontvankelijk verklaard maar daarop is nog altijd niet beslist. In bijlage 1 van Beleidsregel inzake gedogen van coffeeshops en de bestuurlijke handhaving 13b Opiumwet ’s-Hertogenbosch 2018 worden onder meer [eiser 6] en [eiser 5] vermeld als in Den Bosch gevestigde coffeeshops. Dat [eiser 6] en [eiser 5] formeel niet over een vergunning beschikken, kan geen reden zijn om de bankrelatie op te zeggen. Bovendien heeft ING niet onderbouwd welke onaanvaardbare risico’s op witwassen of financiering van terrorisme zouden volgen uit de wijze waarop de burgemeester de exploitatie van de coffeeshops gedoogt.
Omdat ING de bankrelaties met [eisers] ten onrechte heeft opgezegd, dienen ook de registraties van [eisers] uit het IVR van ING te worden verwijderd.
3.3.
ING heeft het volgende verweer gevoerd. [eiser sub 10] is verdachte in een strafrechtelijk onderzoek. ING heeft hierover informatie gevraagd aan [eisers] Zij heeft echter slechts heel summier informatie verkregen. [eisers] betwisten zonder enige onderbouwing dat het [eisers] concern en [eiser sub 10] betrokken zouden zijn geweest bij strafbare feiten en hebben daarmee geen informatie verstrekt die de verdenkingen ontkracht. Ook het rapport van Contzé overtuigt niet, omdat dit slechts ziet op geadministreerde goederen en omdat het niet ziet op de periode 2002-2008. Omdat het strafrechtelijk onderzoek zoveel media-aandacht heeft gekregen en nog steeds krijgt, is het potentiële integriteits- en reputatierisico voor ING zeer groot. Te meer nu de betrokkenheid van [naam 4] , die ook verdachte is, bij [eisers] door de onderlinge schuldverhoudingen nog steeds aanwezig is. De bereidwilligheid van [eisers] om aan derden betalingen te verrichten voor [naam 4] maakt dat hij weldegelijk nog betrokken is bij [eisers] Dat [naam 4] niet over een eigen bankrekening kan beschikken, is geen gegronde reden voor de door [eisers] gehanteerde constructie. [eisers] maken het ING zo onmogelijk om toereikend onderzoek te doen naar een van de feitelijke gebruikers van de bankrekeningen.
De aandeelhouderstructuur van WVB S.A. die een pandrecht houdt op de aandelen van [eiser 3] en [eiser 2] kan niet worden geverifieerd, omdat deze aandelen aan toonder luiden en momenteel beslagen zijn door het OM. Daardoor kan ING niet met zekerheid de UBO identificeren.
[eiser 6] en [eiser 5] beschikken niet over een geldige exploitatievergunning, terwijl dit op grond van een beleidsregel van de gemeente Den Bosch noodzakelijk is. Dat de burgemeester van Den Bosch niet handhaaft op het ontbreken van de benodigde vergunningen, laat onverlet dat ING deze omstandigheid wel meeweegt bij de beoordeling wat het risico is terzake witwassen en terrorismefinanciering.
ING heeft de maatschappelijke gevolgen van het opzeggen van de bankrelaties betrokken in haar afweging. Bij het voortzetten van de bankrelaties met [eisers] bestaat een onaanvaardbaar risico op witwassen en terrorismefinanciering. Dit maakte dat ING wettelijk verplicht is op grond van artikel 5 lid 3 Wwft de bankrelaties met [eisers] op kortst mogelijke termijn af te wikkelen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eisers] volgt uit de aard van hun vorderingen.
4.2.
Bij het beëindigen van een bankrelatie door de bank is het van belang onderscheid te maken tussen het geval waarin de bank zich op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht acht de relatie te beëindigen, en het geval waarin van zo’n risico niet is gebleken en de bank om andere redenen de bankrelatie opzegt (gerechtshof Amsterdam 29 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3898). De geldigheid van de opzegging moet worden beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van de opzegging (gerechtshof Amsterdam 30 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2822, r.o. 3.5).
4.3.
ING heeft zich op het standpunt gesteld dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was de bankrelaties met [eisers] te beëindigen, omdat bij het voortzetten van de bankrelaties een onaanvaardbaar risico op witwassen en terrorismefinanciering bestaat.
4.4.
Op grond van artikel 5 lid 3 Wwft is ING verplicht een bankrelatie te beëindigen indien ING niet kan voldoen aan artikel 3, eerste tot en met vierde en veertiende lid, onder a Wwft. Artikel 3 Wwft bevat bepalingen over het door ING te verrichten onderzoek. De centrale gedachte in de antiwitwaswetgeving is dat risico’s op het meewerken aan witwaspraktijken door in dit geval ING worden teruggedrongen doordat zij haar cliënt identificeert, ondersteund met documenten. Het gaat erom, kort gezegd, dat duidelijk is wie er achter de klant zit. Uit dit artikel volgt in ieder geval niet direct dat een klant het bestedingsdoel van legitiem gekregen gelden moet verantwoorden.
4.5.
Het is aan ING om voldoende aannemelijk te maken dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was de bankrelaties met [eisers] te beëindigen. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.6.
Het strafrechtelijk onderzoek naar [eiser sub 10] en [naam keten] loopt al jaren en de verdenkingen bestaan al sinds 2011. [eiser sub 10] heeft pas ter zitting verduidelijkt welke strafbare feiten aan hem ten laste zijn gelegd. [eiser sub 10] heeft een zekere inspanningsverplichting om bij ING bestaande onduidelijkheden weg te nemen. Van hem had meer verwacht mogen worden ten aanzien van de informatie die hij aan ING heeft verstrekt over het strafrechtelijk onderzoek en de feiten waarvan hij concreet wordt verdacht. [eiser sub 10] ontkent, mede onder verwijzing naar het rapport van Contzé, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit. De strafzaak bevindt zich nog altijd in de regiefase. De enkele verdenking van betrokkenheid bij witwassen, die na zoveel jaren onderzoek nog niet tot een veroordeling heeft geleid, maakt niet dat voor ING op dit moment een onaanvaardbaar risico bestaat op witwassen of terrorismefinanciering.
4.7.
Voor zover ING bedoelt dat door de connectie tussen [eisers] en [naam 4] voor ING een onaanvaardbaar risico bestaat op witwassen of terrorismefinanciering, is van dit risico onvoldoende gebleken. Ook voor [naam 4] geldt dat hij vooralsnog verdachte is in de strafzaak. Zijn veroordeling door een Thaise rechtbank wegens witwassen in Thailand is, bij gebreke aan voldoende informatie dienaangaande, niet zonder meer relevant. De gestelde connectie tussen [eisers] en [naam 4] bestaat voornamelijk uit een schuldverhouding. De schuld aan [naam 4] wordt door [eisers] afgelost door middel van verrekening met door [eisers] voor [naam 4] - die niet beschikt over een bankrekening - betaalde rekeningen, zoals van zijn advocaat en van de privéschool van zijn stiefzoon. [eisers] verrichten deze betalingen giraal en hebben die onderbouwd met facturen, zodat wordt aangenomen dat met deze constructie geen geld wordt witgewassen. Dat [eiser sub 10] een marionet is van [naam 4] en laatstgenoemde de feitelijk gebruiker is van de bankrekeningen, heeft ING niet aannemelijk gemaakt.
4.8.
WVB S.A. heeft een pandrecht op de aandelen in [eiser 3] en [eiser 2] . In de pandaktes staat dat het stemrecht op de aandelen toekomt aan de pandgever, dat is de aandeelhouder [eiser 1] B.V. WVB S.A. heeft dus geen zeggenschap over deze vennootschappen. Uit het door [eisers] overgelegde organogram van het [eisers] concern volgt dat [eiser sub 10] de UBO is van [eiser 3] en [eiser 2] . Dat de economisch belanghebbenden niet volledig te verifiëren zijn, zoals ING beweert, is daarmee voldoende weerlegd. ING heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welk risico het met zich meebrengt dat WVB S.A. een pandrecht heeft op de aandelen in [eiser 3] en [eiser 2] . Bovendien heeft [eiser sub 10] toegezegd dat WVB S.A. afstand zal doen van haar pandrecht zodra het beslag op de aandelen aan toonder is opgeheven.
4.9.
Uit de onder
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.genoemde beleidsregel volgt dat de coffeeshops [eiser 6] en [eiser 5] door de burgemeester van Den Bosch worden gedoogd. Het enkele gegeven dat deze coffeeshops niet over een formele vergunning beschikken vormt, zonder nadere onderbouwing door ING, geen concrete aanwijzing dat deze coffeeshops zich schuldig maken aan witwassen of financiering van terrorisme.
4.10.
De slotsom is dat ING onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij verplicht was om de overeenkomst met [eisers] op te zeggen op grond van artikel 5 Wwft.
4.11.
De volgende vraag is of ING gerechtigd was de relatie op (een) andere grond(en) dan het hiervoor bedoelde risico te beëindigen. Uitgangspunt is daarbij dat ING gebruik mag maken van haar contractueel bedongen opzeggingsrecht zoals neergelegd in artikel 35 ABV, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.12.
Zonder betaalrekening is het vrijwel onmogelijk om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren. Het eindigen van de bankrelaties met ING heeft grote gevolgen voor [eisers] Voldoende gebleken is dat [eisers] zich hebben ingespannen om een nieuwe bank te vinden, maar dat banken tot nu toe geen zaken willen doen met [eisers] Opzegging van de bankrelaties betekent de facto dat [eisers] de exploitatie van de coffeeshops niet kunnen voortzetten met als gevolg dat 93 werknemers hun baan zullen verliezen. [eisers] hebben er dan ook een groot belang bij om de bankrelatie met ING in stand te kunnen houden.
4.13.
Geoordeeld wordt dat gelet op de door ING aangevoerde en hiervoor besproken opzeggingsgronden, afgezet tegen het onder 4.12 genoemde grote belang van [eisers] en, in het kielzog daarvan, van haar werknemers, voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat opzegging van de bankrelaties met [eisers] door ING naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat het opnemen van [eisers] in het IVR van ING geen stand zal houden.
4.14.
Bovenstaande betekent dat de primaire vorderingen van [eisers] zullen worden toegewezen onder de voorwaarde dat [eisers] de bodemprocedure uiterlijk op de rolzitting van 5 januari 2022 aanbrengen bij deze rechtbank, bij gebreke waarvan zij geen rechten kunnen ontlenen aan dit vonnis.
4.15.
De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
4.16.
Omdat de primaire vorderingen van [eisers] worden toegewezen hoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen niet te worden beoordeeld.
4.17.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal ING worden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 667,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.
4.18.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt ING de bankrelaties met [eisers] voort te zetten en voor zover daartoe nodig, die te herstellen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag waarop dit gebod niet wordt nageleefd tot een maximum van € 50.000,- is bereikt,
5.2.
gebiedt ING de (persoons)gegevens van [eisers] binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis te verwijderen uit het Intern Verwijzingsregister en die verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag waarop dit gebod niet wordt nageleefd, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.3.
bepaalt dat [eisers] aan deze veroordelingen geen rechten kunnen ontlenen als zij de bodemprocedure niet uiterlijk op de rolzitting van 5 januari 2022 bij deze rechtbank aanbrengen,
5.4.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.683,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt ING in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening tot aan de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG