ECLI:NL:RBAMS:2021:7573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
9117736
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van foutief vastgesteld ouderdomspensioen door pensioenfonds en de gevolgen voor de deelnemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (hierna: BpfBouw) en een deelnemer aan het pensioenfonds, aangeduid als [eiser]. De zaak betreft de vraag of BpfBouw gerechtigd was om een foutief vastgesteld ouderdomspensioen van [eiser] te herstellen. De deelnemer had op 1 november 2016 recht op een ouderdomspensioen, maar de bedragen die hem eerder waren medegedeeld, waren te hoog. BpfBouw had in verschillende brieven aan [eiser] aangegeven dat zijn pensioenbedragen hoger waren dan de bedragen waarop hij op grond van het pensioenreglement recht had. Na bezwaar van [eiser] heeft BpfBouw de situatie laten beoordelen door een commissie, die het verzoek om de pensioenuitkering te verhogen afwees. De Ombudsman Pensioenen adviseerde echter om de pensioenuitkering met terugwerkende kracht aan te passen, maar BpfBouw volgde dit advies niet op.

De kantonrechter oordeelde dat het pensioenreglement bepalend is voor de omvang van de pensioenaanspraken en dat BpfBouw het recht heeft om een aanvankelijk te hoog vastgesteld pensioen te corrigeren, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter concludeerde dat [eiser] niet voldoende had onderbouwd dat hij op de foutieve informatie van BpfBouw had vertrouwd en dat hij daardoor nadeel had geleden. De beslissing om met vervroegd pensioen te gaan was niet gebaseerd op de foutieve informatie, maar op andere omstandigheden. Daarom werden de vorderingen van [eiser] afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9117736 CV EXPL 21-4943
vonnis van: 28 december 2021
fno.: 42146

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. K.M.G. Terhürne
t e g e n

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: BpfBouw
gemachtigde: B.W. Koopmans

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 9 maart 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 november 2021. [eiser] is verschenen met zijn echtgenote en zijn zoon, bijgestaan door de gemachtigde. Namens BpfBouw is verschenen mevrouw [naam 1] ( [functie] ), bijgestaan door de gemachtigde. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
BpfBouw is de pensioenuitvoerder van het bedrijfstakpensioenfonds voor de sector bouwnijverheid. Deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds is verplicht gesteld voor werknemers en werkgevers in de sector.
1.2.
[eiser] is deelnemer in de pensioenregeling van BpfBouw. De (vervroegde) ingangsdatum van het ouderdomspensioen van [eiser] is 1 november 2016.
1.3.
[eiser] heeft op 17 mei 2016 bij BpfBouw geïnformeerd over de hoogte van het door hem te ontvangen ouderdomspensioen. BpfBouw heeft hem toen geïnformeerd dat hij recht had op een ouderdomspensioen van € 1.196,09 bruto per maand. [eiser] heeft dit vergeleken met een berekening in de pensioensimulator van BpfBouw. Die berekening kwam uit op € 1.322,00 per maand.
1.4.
[eiser] heeft opheldering aan BpfBouw gevraagd over het verschil. Bij brief van 3 juni 2016 heeft BpfBouw [eiser] onder meer als volgt bericht:
“(…)
Pensioenaangroei
De pensioenaangroei op het pensioenoverzicht is de laatste jaren lager dan op mijn bpfBOUW. Dit komt omdat op het pensioenoverzicht nog niet alle pensioenpremies waren meegenomen. De pensioenopbouw werd vrijwillig voortgezet. Op het moment van versturen van de pensioenoverzichten waren nog niet alle pensioenpremies bijgeboekt.
(…).
Hoogte ouderdomspensioen
Het opgebouwde recht op ouderdomspensioen vanaf 1 november 2016 bedraagt € 1.196,09 bruto per maand. Dit bedrag is exclusief 8% vakantiegeld. (…). In de bijlage sturen wij u een specificatie van het opgebouwde ouderdomspensioen. De specificatie is berekend met een toekomstberekening tot 1 november 2016. De toekomstberekening is gedaan met de huidige gegevens. Dit kan nog veranderen. (…).”
1.5.
In de in de brief genoemde specificatie staat € 1.222,14 vermeld als totaal bruto ouderdomspensioen per maand op 1 november 2016.
1.6.
Bij brief van 23 september 2016, waarbij tevens een aanvraagformulier voor vervroegd ouderdomspensioen was gevoegd, heeft BpfBouw [eiser] vervolgens, voor zover hier van belang, als volgt bericht:
“(…)
Voor u ligt een indicatie voor vervroegd ouderdomspensioen van het (…) bpfBOUW (…). Deze indicatie laat het bruto- en netto- ouderdomspensioen zien dat u kunt verwachten wanneer u op 1 november 2016 met vervroegd ouderdomspensioen gaat.
(…)
Uw aanvraag
U wilt per 1 november 2016 met vervroegd ouderdomspensioen. U wilt hiervoor een berekening op basis van gelijkblijvende bruto uitkering.. (…).
Wat is de hoogte van uw ouderdomspensioen?
Op uw pensioendatum is de hoogte van uw vervroegd ouderdomspensioen 1 222,35 euro bruto per maand. Vanaf uw AOW-leeftijd is uw ouderdomspensioen 1 222,37 euro bruto per maand. De bedragen zijn zonder 8% vakantiegeld. (…).
Berekening van uw netto pensioen (…)
(…)
Op uw pensioendatum Vanaf uw AOW-leeftijd
(…)
Uw netto maandpensioen € 927,70 € 927,72
(…)
Belangrijk! Hoogte van pensioen pas definitief op pensioendatum!
Voor de hoogte van uw pensioen gaan wij uit van uw huidige pensioenopbouw. Mogelijk verandert de hoogte van uw (vervroegd) ouderdomspensioen nog als uw gegevens voor uw pensioendatum veranderen.
(…)
Let op!De factoren waarmee uw pensioen berekend wordt, kunnen dus veranderen. Mogelijk wijken de bedragen in deze indicatie daarom af van de bedragen in uw (…) UPO (…). Dit geldt ook voor de bedragen die u in Plan uw pensioen van bpfBOUW terugleest.
(…)
Formulieren ondertekenen en opsturen
(…)
Let op! Als u dit aanvraagformulier ondertekent, is de aanvraag definitief. U kunt dan niet meer terugkomen op de vastgestelde keuzes voor het ouderdomspensioen.
Bevestiging
Uiterlijk in de maand dat u met pensioen gaat, ontvangt u een toekenningsbrief. In die brief bevestigen wij de definitieve hoogte van uw pensioen. (…).”
1.7.
[eiser] heeft het aanvraagformulier ingevuld en geretourneerd aan BpfBouw.
1.8.
Bij brief van 11 oktober 2016 heeft BpfBouw [eiser] onder meer als volgt bericht:
“(…) In deze brief leest u het bedrag dat u aan ouderdomspensioen van ons ontvangt.
Waar hebt u recht op?
U hebt recht op 1 222,37 bruto per maand. Dit is zonder het vakantiegeld van 8 procent. (…).
Welk bedrag gaat u ontvangen?
(…)
Netto per maand € 1 122,06.(…).”
1.9.
Per 1 november 2016 is aan [eiser] een bruto maandpensioen van € 1.187,31 (€ 1.106,10 netto) uitgekeerd.
1.10.
[eiser] heeft daartegen bij brief van zijn gemachtigde van 20 juni 2017 bezwaar gemaakt.
1.11.
BpfBouw heeft de situatie laten beoordelen door de Commissie Pensioenzaken Reglementen en Communicatie. Deze commissie heeft het verzoek van [eiser] om zijn pensioenuitkering te verhogen, afgewezen. Deze uitspraak is als volgt toegelicht: “(…) De beleidslijn van bpfBOUW is om onjuistheden in de indicaties of in de toekenningen te herstellen. Als bpfBOUW een onjuiste indicatie verstrekt, zoals in uw situatie, dan herstelt zij haar fout en verstrekt zij alsnog de juiste informatie en uitkering. Het kan niet zo zijn dat een uitkering wordt toegekend op basis van een onjuiste indicatie, terwijl hierop volgens het reglement of de wet geen recht bestaat. (…). De hoogte van de pensioenuitkering wordt bepaald door de reglementen en niet door de mededelingen van de zijde van het pensioenfonds.(…).”
1.12.
Op grond van artikel 3.6 van het Reglement op de taak en de werkwijze van de Ombudsman Pensioenen heeft de Ombudsman Pensioenen op 1 augustus 2019 geadviseerd om de pensioenuitkering van [eiser] met terugwerkende kracht en voor de toekomst aan te passen conform opgave in de brief van 11 oktober 2016.
1.13.
BpfBouw heeft [eiser] bij brief van 25 oktober 2019 geïnformeerd dat zij het advies van de Ombudsman Pensioenen niet zal opvolgen.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert dat BpfBouw bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld
i. i) om conform de brief van 11 oktober 2016 aan [eiser] een ouderdomspensioen uit te keren van € 1.222,37 bruto per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2016;
ii) tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3. Aan deze vordering legt [eiser] kort gezegd ten grondslag dat hij er op grond van de brief van 3 juni 2016 met gespecificeerde berekening (zie 1.4) en de daarop volgende aanbieding van 23 september 2016 (zie 1.6) die door hem is geaccepteerd gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de aanbieding van een maandpensioen van € 1.222,37 correct was. [eiser] heeft daarbij benadrukt dat BpfBouw een gespecificeerde berekening heeft gemaakt om op verzoek van [eiser] het verschil (zie 1.3) te verklaren. [eiser] beschikt niet over deskundigheid om de berekening te beoordelen. BpfBouw daarentegen is een professionele partij die de berekening heeft laten uitvoeren. Het gaat om een eigen fout van BpfBouw die niet is veroorzaakt door externe omstandigheden. [eiser] beroept zich in dit verband verder op het advies van de Ombudsman Pensioenen (zie 1.12).
4. BpfBouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat bij de beoordeling aan de orde zal komen.

Beoordeling

5. De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de vaststelling van het ouderdomspensioen van [eiser] in de brief van 11 oktober 2016 te hoog is geweest, en dat ook de in de brieven van 3 juni 2016 en 23 september 2016 vermelde pensioenbedragen hoger zijn dan de bedragen waarop [eiser] op grond van het toepasselijke pensioenreglement recht heeft. Evenmin is in geschil dat dit komt door een fout van BpfBouw en dat BpfBouw aan [eiser] met ingang van 1 november 2016 het hem reglementair toekomend pensioen heeft uitgekeerd. Kern van het geschil is of BpfBouw daartoe gerechtigd was. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. Dat wordt als volgt toegelicht.
6. Uitgangspunt is, zoals [eiser] ook heeft erkend, dat het pensioenreglement bepalend is voor de omvang van zijn pensioenaanspraken. Het staat een pensioenfonds vrij om een aanvankelijk te hoog vastgestelde pensioenuitkering te corrigeren, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Correctie zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kunnen zijn indien de deelnemer er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat aan hem door het pensioenfonds verstrekte informatie juist was, en hij op grond van deze mededelingen bepaalde concrete financiële verplichtingen is aangegaan die hij niet meer ongedaan kan maken, en waardoor hij in grote financiële problemen komt te verkeren als het pensioen lager wordt vastgesteld dan voorheen (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2018:4028). Niet valt in te zien waarom dat anders is als het gaat om een eigen fout van BpfBouw die niet is veroorzaakt door externe omstandigheden.
7. Ook als [eiser] in zijn stelling wordt gevolgd dat hij er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de door BpfBouw aan hem (bij brieven van 3 juni 2016, 23 september 2016 en 11 oktober 2016) verstrekte informatie juist was – BpfBouw heeft dat gemotiveerd betwist – kan dat tegen de achtergrond van de hiervoor gegeven maatstaf niet leiden tot toewijzing van zijn vorderingen. [eiser] heeft immers niet onderbouwd dat hij daadwerkelijk heeft vertrouwd op de foutieve informatie van BpfBouw, in die zin dat hij als gevolg daarvan nadeel heeft geleden. De beslissing van [eiser] om met vervroegd pensioen te gaan was niet gebaseerd op de foutieve informatie van BpfBouw, maar op het feit dat zijn WAO uitkering per 26 november 2016 zou eindigen. [eiser] zou bij een juiste voorstelling van zaken daarover geen andere beslissing hebben genomen, althans dat heeft hij onvoldoende toegelicht. [eiser] heeft op basis van de foutieve berekening van BpfBouw evenmin andere ingrijpende financiële beslissingen genomen, hetgeen ook niet voor de hand ligt aangezien herstel van de fout nog heeft plaatsgevonden voor de eerste uitkering van het pensioen aan [eiser] per 1 november 2016 en het verschil tussen het foutief vastgestelde netto maandpensioen en het reglementair netto maandpensioen per 1 november 2016 € 15,96 bedroeg. Of [eiser] op de juistheid van de door BpfBouw verstrekte informatie mocht vertrouwen, kan dan ook in het midden blijven. De conclusie van het voorgaande is dat BpfBouw het foutief vastgestelde ouderdomspensioen mocht herstellen zoals zij heeft gedaan en dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden zodat dit geen verdere bespreking behoeft.
8. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van BpfBouw begroot op € 248,00 salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 28 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.