ECLI:NL:RBAMS:2021:7532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6932
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkosten met toereikende voorliggende voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonkosten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiseres, die haar baan als grondstewardess bij Schiphol had verloren door de economische gevolgen van de coronapandemie, had op 2 juli 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor de periode van 2 juli 2020 tot 1 januari 2021. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de woonkostentoeslag op grond van de Participatiewet (Pw), omdat er sprake was van een voorliggende voorziening, in dit geval huurtoeslag.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de voorliggende voorziening niet toereikend was, omdat zij door de systematiek van de huurtoeslag geen recht had op een verhoging, ondanks haar gedaalde inkomen. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw geen recht op bijstand bestaat voor zover er een toereikende voorliggende voorziening is. De huurtoeslag wordt als een toereikende en passende voorziening beschouwd, en de rechtbank is van oordeel dat het college terecht de aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen. De rechtbank wijst erop dat de wetgever een bijzondere regeling voor huurlasten heeft ingesteld, en dat de eiseres het maximale bedrag aan huurtoeslag heeft ontvangen, wat betekent dat het college niet verplicht was om aanvullende bijstand te verlenen.

De rechtbank concludeert dat er geen acute noodsituatie is die bijstand rechtvaardigt en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6932

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, (hierna: [eiseres] ), eiseres

(gemachtigde: mr. P. Goettsch),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,(hierna: het college), verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag voor bijzondere bijstand voor woontoeslag afgewezen.
Bij besluit van 30 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. [eiseres] heeft door de economische gevolgen van de coronapandemie haar baan als grondstewardess bij Schiphol verloren. Haar inkomen is hierdoor vanaf de tweede helft van 2020 sterk gedaald. Zij heeft daarom op 2 juli 2020 bijzondere bijstand voor woonlasten aangevraagd voor de periode 2 juli 2020 tot 1 januari 2021.
2. Het college heeft de aanvraag in eerste instantie afgewezen en dit na bezwaar gehandhaafd. Het college meent dat [eiseres] niet in aanmerking komt voor de woonkostentoeslag op grond van de Participatiewet (hierna: Pw), omdat er sprake is van een voorliggende voorziening.
3. [eiseres] stelt in beroep dat de voorliggende voorziening niet toereikend is. De systematiek van de huurtoeslag maakt dat zij voor de tweede helft van het jaar 2020 niet in aanmerking komt voor een verhoging van de huurtoeslag, terwijl haar inkomen wel is gedaald. Een aanvraag voor hogere huurtoeslag op basis van haar lagere inkomen zou dan leiden tot een schuld bij de Belastingdienst. [eiseres] voert aan dat zij als gevolg hiervan minder huurtoeslag krijgt dan iemand die het gehele jaar een minimuminkomen heeft.
Hoe luidt het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw heeft een persoon geen recht op bijstand voor zover deze een beroep kan doen op een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de persoon toereikend en passend te zijn. Een recht op bijstand bestaat ook niet voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het college daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
5. Voor woonkosten is de huurtoeslag een toereikende en passende voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw. Dit is een vaste lijn in de rechtspraak. [1] Omdat [eiseres] huurtoeslag heeft ontvangen in 2020, is bijstand op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Pw dan ook niet mogelijk.
6. De rechtbank is het niet eens met [eiseres] dat de voorliggende voorziening niet toereikend is en het college daarom verplicht was om bijstand te verlenen voor haar woonlasten. De wetgever heeft voor huurlasten een bijzondere regeling in het leven geroepen, de huurtoeslag. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] voor het jaar 2020 het maximale bedrag aan huurtoeslag heeft ontvangen. Dat dit in het geval van [eiseres] zó heeft uitgewerkt dat het maximale bedrag aan huurtoeslag niet voldoende is om de noodzakelijke huurkosten te betalen, is het gevolg van een bewuste keuze van de wetgever over hoe hij de huurkostenregeling heeft opgezet.
7. Het voorgaande betekent dat het college niet verplicht is om bijzondere bijstand te verlenen voor de huurlasten van [eiseres] .
8. De rechtbank is niet gebleken en deze zijn ook niet aangevoerd dat zich in het geval van [eiseres] een acute noodsituatie voordoet (de Pw spreekt in artikel 16 van ‘zeer dringende redenen’) om bijstand te verlenen.
9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag van [eiseres] voor bijzondere bijstand voor woonlasten terecht heeft afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 december 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:874.