Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te Amsterdam, (hierna: [eiseres] ), eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonkosten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiseres, die haar baan als grondstewardess bij Schiphol had verloren door de economische gevolgen van de coronapandemie, had op 2 juli 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor de periode van 2 juli 2020 tot 1 januari 2021. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de woonkostentoeslag op grond van de Participatiewet (Pw), omdat er sprake was van een voorliggende voorziening, in dit geval huurtoeslag.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de voorliggende voorziening niet toereikend was, omdat zij door de systematiek van de huurtoeslag geen recht had op een verhoging, ondanks haar gedaalde inkomen. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw geen recht op bijstand bestaat voor zover er een toereikende voorliggende voorziening is. De huurtoeslag wordt als een toereikende en passende voorziening beschouwd, en de rechtbank is van oordeel dat het college terecht de aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen. De rechtbank wijst erop dat de wetgever een bijzondere regeling voor huurlasten heeft ingesteld, en dat de eiseres het maximale bedrag aan huurtoeslag heeft ontvangen, wat betekent dat het college niet verplicht was om aanvullende bijstand te verlenen.
De rechtbank concludeert dat er geen acute noodsituatie is die bijstand rechtvaardigt en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.