ECLI:NL:RBAMS:2021:7500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AMS 20/846
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en schadevergoeding bij verwijdering van geparkeerde fietsen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toepassing van bestuursdwang door de gemeente Amsterdam. Eiseres, een Amsterdamse, had bezwaar gemaakt tegen de verwijdering van haar fietsen door de gemeente, die volgens de gemeente in strijd met de parkeerregels waren geparkeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente op 6 november 2019 bestuursdwang heeft toegepast door twee fietsen van eiseres te verwijderen. Eiseres heeft tegen het besluit van de gemeente beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het bestreden besluit inmiddels volledig was herzien door de gemeente. De rechtbank heeft echter ook het verzoek van eiseres om schadevergoeding beoordeeld. Eiseres had een schadevergoeding van € 120,- geëist voor de niet opgehaalde fiets en het slot, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente een schadevergoeding van € 35,- voor de niet opgehaalde fiets en € 20,- voor het slot moest vergoeden, wat resulteerde in een totale schadevergoeding van € 77,50. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M. Diderich).

Procesverloop

Bij besluiten van 6 november 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door twee fietsen van eiseres te verwijderen bij het Entrepotdok te Amsterdam.
Bij besluit van 7 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit beroep ingesteld.
Nadien heeft verweerder nog een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig [naam] , namens verweerder. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
De reden voor het toepassen van de bestuursdwang op 6 november 2019 was volgens verweerder dat in het bewuste gebied een maximale parkeerduur van zes weken geldt, terwijl uit constateringsformulieren en foto’s zou blijken dat handhavers op 28 augustus 2019 een onopvallend constateringsmiddel hadden aangebracht en dat de fietsen tot het moment van verwijdering geparkeerd hadden gestaan zonder noemenswaardige onderbreking. Volgens verweerder ging de bestuursdwang verder vooraf door een last onder bestuursdwang van 22 oktober 2019, met een begunstigingstermijn van een week.
1.2.
Eiseres heeft bestreden dat de fietsen terecht zijn verwijderd. Zij heeft één van beide fietsen opgehaald uit het depot en daarvoor € 22,50 aan administratiekosten betaald. De tweede fiets heeft zij niet opgehaald of thuis laten bezorgen (wat haar € 35,- zou hebben gekost). De tweede fiets is nog enige tijd op het depot bewaard, maar vervolgens verloren gegaan.
1.3.
Bij besluit van 24 juni 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft laten weten dat zij bij nader inzien niet met zekerheid kan vaststellen dat de fietsen op 22 oktober 2019 waren voorzien van een sticker met de last onder bestuursdwang; de foto’s ontbreken in het dossier.
1.4.
Verweerder heeft aan eiseres een schadevergoeding toegekend van € 57,50, te weten € 22,50 voor de administratiekosten die eiseres heeft betaald bij het depot om één fiets mee te nemen en € 35,- voor de andere fiets, die zij niet heeft opgehaald. Verweerder heeft toegelicht dat zij voor deze laatste fiets uitsluitend de kosten zal vergoeden die eiseres zou hebben gehad als ze de tweede fiets had laten thuisbezorgen.
2. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen. Zij gaat niet akkoord met een beperking van de vergoeding in verband met het verwijderen van de tweede fiets tot € 35,-. Zij voert aan dat, nu verweerder haar bezwaar alsnog gegrond heeft verklaard, zij recht heeft op een redelijke vergoeding van circa € 120,- voor de niet opgehaalde fiets en het slot.
3. Verweerder stelt zich hiertegenover op het standpunt dat de geboden vergoeding redelijk is, nu eiseres niet voldaan heeft aan haar schadebeperkingsplicht. Als eiseres de fiets had opgehaald, was de schade beperkt gebleven tot € 35,- De fiets is nog enige tijd langer bewaard dan normaal het geval geweest zou zijn, maar de consequenties van het niet ophalen of laten bezorgen van de fiets zijn eiseres duidelijk gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank overweegt allereerst dat – gelet op de algehele herziening – eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor het overige betreft het beroep van eiseres de door verweerder genoemde hoogte van de schadevergoeding bij het besluit van 24 juni 2021. De rechtbank merkt het beroep daarom mede aan als een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:90 van de Awb. Ten aanzien van dit verzoek geldt het volgende.
6. Uit artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb volgt dat de rechtbank bevoegd is op verzoek van eiseres verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van een door verweerder genomen onrechtmatig besluit. Een dergelijk verzoek om schadevergoeding komt uitsluitend voor inwilliging in aanmerking, indien de gestelde schade in zodanig verband staat met het onrechtmatige besluit dat deze schade verweerder, mede gezien de aard en de aansprakelijkheid van de schade, kan worden toegerekend. Bovendien geldt er een schadebeperkingsplicht voor eiseres. Dit betekent dat degene die schade leidt binnen redelijke grenzen maatregelen moet nemen ter voorkoming of beperking van schade. [1]
7. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat er sprake is van schade die toerekenbaar is aan een door verweerder genomen onrechtmatig besluit. Ook de hoogte van de schade in verband met het verwijderen van de eerste fiets (€ 22,50) is niet in geschil. Partijen verschillen alleen nog van mening over de hoogte van de schadevergoeding in verband met het verwijderen van de tweede fiets, met oog op de schadebeperkingsplicht. Niet in geschil is dat de € 35,- niet de kosten van een vergelijkbare fiets dekt.
8.1.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder op goede gronden een schadevergoeding van € 35,- voor de niet opgehaalde tweede fiets heeft toegekend. De schade boven € 35,- is namelijk aan eiseres toe te rekenen, aangezien ze niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. Eiseres had haar schade redelijkerwijs kunnen en moeten beperken, door de fiets thuis te laten bezorgen tegen het genoemde tarief. Verweerder heeft tijdens de bezwaarprocedure kenbaar gemaakt dat de fiets tot en met 27 december 2019 zou worden bewaard, waarna de verwijdering zou volgen. Zoals eiseres heeft beaamd op de zitting, was zij zich destijds bewust van het risico dat de fiets verwijderd zou worden. Desondanks heeft zij de fiets niet opgehaald.
8.2.
Voor zover eiseres stelt dat dit redelijkerwijs niet van haar gevergd kon worden, volgt de rechtbank haar standpunt niet. Er zijn geen omstandigheden gesteld waaruit blijkt waarom het voor eiseres niet mogelijk was om de fiets thuis te laten bezorgen. Mede gelet op de beperkte ruimte op het depot en de stallingskosten, volgt de rechtbank niet dat verweerder gehouden was om de fiets gedurende de gehele procedure te bewaren.
9. Naast het voorgaande maakt eiseres aanspraak op vergoeding van de kosten van het kettingslot van de tweede fiets. Wat betreft dit slot kon eiseres haar schade niet beperken. Aangenomen moet worden dat dit slot bij het verwijderen van de fietsen verloren is gegaan. Het constateringsformulier vermeldt immers dat het slot opengebroken is. Naar het oordeel van de rechtbank komen derhalve ook de kosten van dit slot als schade ten gevolge van het onrechtmatige besluit voor vergoeding in aanmerking. Gelet op de toelichting die eiseres ter zitting heeft gegeven, gaat de rechtbank voor de hoogte van deze kosten uit van een bedrag van € 20,-.
10. De rechtbank zal het verzoek om schadevergoeding derhalve toewijzen tot een bedrag van in totaal € 77,50.
11. Gelet op de herziening van het eerdere besluit in beroep, draagt de rechtbank verweerder op om het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
12. Van proceskosten die in aanmerking komen voor vergoeding, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiseres van een bedrag van € 77,50;
- draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. G.J. Tingen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: GJT
D:
BA

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2005:AU8983.