In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant, die in Leeuwarden woont. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank had het beroep op 23 augustus 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De opposant was het niet eens met deze uitspraak en heeft verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 18 oktober 2021 was de opposant vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank heeft in de verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeert dat zij ten onrechte had geoordeeld dat de brief van 31 mei 2019 geen besluit was. De rechtbank stelt vast dat de opposant recht had op informatie over de verwerking van zijn persoonsgegevens op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank oordeelt dat de brief van verweerder wel degelijk een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de opposant recht had op een dwangsombeschikking.
Daarom verklaart de rechtbank het verzet gegrond en heropent het onderzoek in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de opposant tot een bedrag van € 748,-. De rechtbank laat de overige standpunten van de verweerder buiten beschouwing, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.