Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
toegangsdeur appartement [naam 2] , rechtbank)/ [naam 6]
2.Behandeling en vaststelling van de notulen van 15-01-2020
3.Het geschil
4.De beoordeling
De kern van het geschil
vertrek in een woning, direct achter de ingang gelegen” volgt de rechtbank de stelling van [eiser 1] en [eiser 2] dat bij de splitsing kennelijk is beoogd dat indien de appartementsrechten [sectie/nummer 2] en [sectie/nummer 7] een gezamenlijke eigenaar zouden hebben, dat door appartementsrecht [sectie/nummer 2] dan via appartementsrecht [sectie/nummer 7] toegang zou worden verkregen tot de op de splitsingskaart als “gemeenschappelijk hal” benoemde ruimte. Te meer nu het woord “gemeenschappelijk” impliceert dat alle appartementsrechten in het pand toegang hebben tot die ruimte en dus ook appartementsrecht [sectie/nummer 2] . Het niet aan [eiser 1] en [eiser 2] toestaan dat zij via appartementsrecht [sectie/nummer 7] toegang hebben tot die gemeenschappelijk hal is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in strijd met de splitsingsakte. De in de VvE-vergadering van 26 februari 2020 genomen besluiten zijn daarmee nietig.
“Indien het gebruik van de deur in de loop van de tijd voor [naam 3] en [naam 4] last of hinder oplevert, wordt de situatie bij verkoop van het appartement van [naam 6] opnieuw bezien”. Desgevraagd is van de zijde van de VvE verklaard dat er sinds het plaatsen door [naam 2] van de deur naar de gemeenschappelijke hal in 1991, door de overige VvE-leden van die deur geen overlast is ondervonden. Het zonder overlast terugkomen op de verleende toestemming is dan ook in strijd met voormelde voorwaarde.
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)
5.De beslissing
mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. [1]