ECLI:NL:RBAMS:2021:7482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
13/845236-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk valsheid in geschrift, oplichting en witwassen in de biodieselhandel

Op 6 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V., die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V. van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 betrokken was bij het omkatten van niet-duurzaam geproduceerde biodiesel naar duurzaam geproduceerde biodiesel. Dit gebeurde door middel van vals opgemaakte documenten, waaronder Proof of Sustainability (PoS) formulieren, verkoopfacturen en andere administratieve bescheiden. De rechtbank heeft de zaak gelijktijdig behandeld met andere verdachten in het onderzoek Fosfor, waarbij ook medeverdachten zijn veroordeeld voor hun rol in deze criminele organisatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de organisatie een gestructureerd samenwerkingsverband was van meerdere rechtspersonen en dat de verdachten een actieve rol hebben gespeeld in het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van deelname aan de criminele organisatie en valsheid in geschrift vastgesteld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rechtspersoon [verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V. als dader kan worden aangemerkt, omdat de strafbare gedragingen in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen aan [verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V., aangezien de vennootschap inmiddels in staat van faillissement verkeert en een geldboete geen doel meer dient. De rechtbank heeft de schuld van de vennootschap vastgesteld, maar gezien de omstandigheden geen verdere sancties opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845236-18 (Promis)
Datum uitspraak: 6 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen de rechtspersoon:
[verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V.,
gevestigd op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 27 september 2021, 28 september 2021, 5 oktober 2021, 8 oktober 2021, 11 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 6 december 2021 (sluiting).
Met ingang van 26 augustus 2019 is [verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V. (hierna: [verdachte (bedrijf B.V. 1)] ) in staat van faillissement verklaard.
Op de inhoudelijke zittingen werd [bedrijf 1] niet vertegenwoordigd. Aanvankelijk is mr. J. Vlug op de regiezitting van 16 januari 2021 als gemachtigde raadsman van de rechtspersoon verschenen, maar nadien heeft hij zich onttrokken en er is geen vertegenwoordiger van de rechtspersoon meer verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. C.F. van Drumpt en M.I.M. Geertsema (hierna gezamenlijk: de officier van justitie).
De rechtbank heeft de zaak tegen [verdachte (bedrijf B.V. 1)] gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de overige verdachten in het onderzoek Fosfor, te weten [medeverdachte 1] (13/845121-18), [medeverdachte 2] (13/845122-18), [medeverdachte 3] (13/845123-18), [medeverdachte 4] (13/845124-18) en [bedrijf B.V. 2] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) (13/845125-18). De rechtbank doet in al deze zaken gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat zij zich in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Inleiding [1]
[bedrijf 1] verwerkte
UCO’stot duurzame
biodieselop de locatie [adres] te Kampen. Deze UCO’s kocht [bedrijf 1] in van haar moederbedrijf [verdachte (bedrijf B.V. 1)] . [bedrijf 1] is voor de locatie in Kampen gecertificeerd door
ISCCvoor de productie, opslag en handel in duurzame biodiesel. Op basis daarvan mocht [bedrijf 1] een duurzaamheidsverklaring (hierna:
PoS)afgeven bij partijen biodiesel die zij zelf heeft geproduceerd uit duurzame grondstoffen. Naast deze productie van duurzame biodiesel, kocht [bedrijf 1] ook biodiesel in bij andere bedrijven. [bedrijf 1] verkocht haar eigen productie (inclusief
tolling) en de ingekochte biodiesel.
Naast de locatie Kampen huurde [bedrijf 1] tanks voor de opslag van biodiesel op de locatie [bedrijf 2] te Dordrecht. [bedrijf 1] was tot 11 december 2015 ISCC gecertificeerd als trader voor de locatie [bedrijf 2] . [2] Ook is in 2018 en 2019 gebruik gemaakt van een tank bij [bedrijf 3] te Vlaardingen.
Verdachten wordt verweten valsheid in geschrift te hebben gepleegd, althans daaraan feitelijke leiding te hebben gegeven, inhoudende – kort samengevat – dat de in de tenlastelegging opgenomen PoSsen, de daarbij gevoegde afvalbegeleidingsbrieven (hierna:
WTNformulieren) en/of samenstellingsverklaringen (hierna:
CDSformulieren) en de verkoopfacturen die [bedrijf 1] heeft afgegeven voor de verkochte partijen biodiesel bij [bedrijf 2] / [bedrijf 3] valselijk zijn opgemaakt. Daarnaast luidt de beschuldiging dat verdachten hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het
omkattenvan niet gecertificeerde biodiesel in als duurzaam geproduceerde gecertificeerde biodiesel. Dat gebeurde door dezelfde van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] ingekochte ongecertificeerde biodiesel aan die partijen terug te verkopen als duurzaam geproduceerde gecertificeerde biodiesel voorzien van alle daartoe benodigde vals opgemaakte documenten. Daarbij werden de
certificerende en controlerende instantiesopgelicht en de winsten van het omkatten van biodiesel werden witgewassen.
3.1.
Betrokken (rechts)personen
[verdachte (bedrijf B.V. 1)] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] . [bedrijf B.V. 3] B.V. (hierna:
[bedrijf B.V. 3]) is enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte (bedrijf B.V. 1)] . [bedrijf B.V. 4] B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf B.V. 5] B.V. (hierna: [bedrijf B.V. 5] ). [medeverdachte 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf B.V. 3] en van [bedrijf B.V. 4] B.V.. [3]
De volgende medeverdachten waren formeel in dienst van [verdachte (bedrijf B.V. 1)] maar verrichtten (ook) werkzaamheden voor [bedrijf 1] : [4]
  • [medeverdachte 1] (chief financial officer (CFO); samen met de CEO verantwoordelijk voor het management van de [bedr. BV 3 en bedr. B.V.4 en] , en met name voor jaarverslagen, belastingen, personeelszaken),
  • [medeverdachte 2] (hoofd boekhouding),
  • [naam 1] (tot zijn overlijden in 2016 hoofd Quality & Sustainability),
  • [medeverdachte 3] (tot 2016 samen met [naam 1] en na 2016 alleen verantwoordelijk voor de verkoopfacturering van de biodiesel en de certificering van UCO’s en biodiesel).
[bedrijf 4] . (hierna: [bedrijf 4] ), gevestigd in Engeland [5] , is de grootste handelaar in brandstoffen en producent van biodiesel in het Verenigd Koninkrijk. [naam 2] werkte van 1 januari 2015 tot 1 juli 2018 als trader bij dit bedrijf. Hij was verantwoordelijk voor het afsluiten van de contracten met betrekking tot de aan- en verkoop van biodiesel door [bedrijf 4] . [6] In genoemde periode kocht [bedrijf 1] biodiesel in bij [bedrijf 4] .
[bedrijf 5] . (hierna: [bedrijf 5] ), gevestigd in Hong Kong, is bemiddelaar bij de aan- en verkoop van biodiesel. In de periode 2018-2019 was [bedrijf 1] de belangrijkste klant van [bedrijf 5] voor de inkoop van biodiesel. Sinds december 2016 is [bedrijf 5] ISCC gecertificeerd voor de handel in biodiesel en gevestigd in Brussel. [naam 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 5] . [7]
3.2.
Aanleiding
In augustus 2015 startte de Inlichtingen- en Opsporingsdienst Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT-IOD) met een opsporingsonderzoek onder de naam ‘Kleisteen’ in verband met een aangifte van de
NEa. Het onderzoek richtte zich op de gang van zaken rond door [bedrijf 1] gedreven handel in biotickets, waarbij, mogelijk, niet werd voldaan aan de regelgeving gesteld in het Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer. Dit betrof het onderzoek Kleisteen 1.
Op 3 november 2015 vonden doorzoekingen plaats in de woning van [medeverdachte 4] en in bedrijfspanden van [bedrijf B.V. 3] , waaronder de panden van [bedrijf 1] en [verdachte (bedrijf B.V. 1)] . In de woning zijn op diverse plaatsen grote bedragen contant geld aangetroffen. Dit betrof het onderzoek Kleisteen 2. Tijdens de doorzoekingen zijn administratieve bescheiden, waaronder vele facturen en enkele leningsovereenkomsten, inbeslaggenomen. Ook zijn bankafschriften en bankpassen van bankrekeningen, op naam van [medeverdachte 4] en een aan hem gelieerde vennootschap op Bonaire, aangetroffen en inbeslaggenomen. Gedurende het onderzoek Kleisteen 2 is het vermoeden gerezen dat sprake is van ‘verdienmodellen’ om – met gebruikmaking van rechtspersonen, en (mogelijk) in samenwerking met personeel van de [bedr. BV 3 en bedr. B.V.4 en] – geld te onttrekken aan bedrijven van de holding en dat geld vervolgens aan te wenden voor privédoeleinden.
In het onderzoek Kleisteen 1 waren [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] als verdachten aangemerkt en in het onderzoek Kleisteen 2 waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verdachten.
[medeverdachte 4] is in de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 augustus 2019 veroordeeld voor het feitelijke leiding geven aan een rechtspersoon die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, medeplegen van gewoontewitwassen en de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, meermalen gepleegd. Aan hem is een gevangenisstraf opgelegd van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
[medeverdachte 2] is in de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 augustus 2019 veroordeeld voor medeplichtigheid aan gewoontewitwassen en de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, meermalen gepleegd. Aan hem is een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 160 uren opgelegd.
[medeverdachte 1] is vrijgesproken in het onderzoek Kleisteen 2.
De restinformatie uit de onderzoeken Kleisteen heeft ertoe geleid dat op maandag 9 januari 2018 een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam Fosfor. [8] Aanleiding voor dit onderzoek was dat tijdens de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 in de periode 2015 tot en met 2017 het vermoeden was ontstaan dat er bij [bedrijf 1] sprake was van het omkatten van niet-duurzaam geproduceerde biodiesel naar duurzaam geproduceerde biodiesel. Tussen de Engelse en de Nederlandse autoriteiten werd een Joint Investigation Team (JIT) opgericht.
Op 30 april 2019 hebben in het onderzoek Fosfor doorzoekingen plaatsgevonden in de bedrijfspanden van [bedrijf 1] , [verdachte (bedrijf B.V. 1)] , [bedrijf 2] en [bedrijf B.V. 6] ., in de woningen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en in een opslagloods [medeverdachte 4] . Tijdens deze doorzoekingen werd administratie in beslag genomen en werden digitale gegevens veiliggesteld. Ook werden er diverse roerende- en onroerende goederen in beslag genomen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Begrippenlijst
In het dossier is een verklarende woordenlijst opgenomen van termen en afkortingen die in het onderzoek Fosfor regelmatig worden gebruikt. [9] Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank deze woordenlijst hieronder volledig opgenomen.
Biodiesel, eerste generatie
Een olie-gebaseerde biobrandstof, veelal geproduceerd uit voedsel gerelateerde bronnen zoals mais, oliepalm, koolzaad en sojabonen.
Biodiesel, tweede generatie
Biodiesel, geproduceerd uit niet-voedsel gerelateerde bronnen zoals gebruikt frituurvet (UCO's), houtsnippers, dierlijk vet en oneetbare gedeelten van voedselgewassen.
Broker
Bemiddelaar/tussenpersoon in de handel tussen twee partijen, ook gebruikelijk in de biodiesel handel.
Brokerage-fee
Het geldbedrag dat de broker krijgt voor zijn bewezen diensten, doorgaans berekend per eenheid verhandelde biodiesel tussen twee partijen.
[bedrijf B.V. 3]
B.V.
CDS
Composition Data Sheet (vertaald: lijst van ingrediënten), het document waarin de samenstelling van de geleverde partij biodiesel nader gespecificeerd wordt.
Certificerende instantie / certification body
Een onafhankelijke inspectie (audit) instelling die certificeringsdiensten verleent voor biobrandstoffen.
Een certificerende instantie legt vast of de economische operator/marktdeelnemer conform de duurzaamheidseisen van een duurzaamheidscertificeringssysteem opereert. Certificerende instanties geven certificaten uit namens het onafhankelijke certificeringssysteem (voluntary scheme).
Dutch Double Counting / dubbeltellend
De bijdrage van tweede generatie biodiesel aan het uiteindelijke doelgebruik van energie uit hernieuwbare bron (10% in 2020) in de transportsector wordt tweemaal meegeteld (oftewel van tweede generatie biodiesel zou slechts 5% bij reguliere diesel gemengd hoeven te worden in 2020).
Bedrijven die een dubbeltellende biobrandstof leveren in Nederland verkrijgen tweemaal zoveel Hernieuwbare Brandstof Eenheden (HBE's) wanneer zij deze brandstof registreren in het Registratie Energie voor Vervoer (REV) systeem als wanneer zij een enkeltellende, uit niet-hernieuwbare bron geproduceerde, biobrandstof registreren. Er zijn meerdere landen die een dergelijke systematiek gebruiken.
Duurzaamheidscertificeringssysteem / voluntary scheme
Een duurzaamheidscertificeringssysteem is een systeem op basis van vrijwillige deelname (bedrijven kunnen kiezen aan welk van de bestaande certificeringssystemen zij zich conformeren) waarmee de nakoming van duurzaamheids- criteria voor biobrandstoffen aangetoond wordt.
FAME
Fatty Acid Methyl Esters oftewel methylvetzuren, de chemische benaming voor (het grootste deel van) de moleculen waaruit biodieselmengsels bestaan. Een FAME mengsel kan bijvoorbeeld bestaan uit RME (Rapeseed Methyl Esters; Raapzaadoliebasis), SME (Soybean Methyl Esters; sojaboonoliebasis) en/of PME (Palmoil Methyl Esters; palmoliebasis) .
FAME non-RED
Methylvetzuren (FAME, biodiesel) die niet volgens de Renewable Energy Directive (RED) geproduceerd zijn, oftewel die niet voldoen aan de duurzaamheidseisen voor tweede generatie biodiesel en dus geclassificeerd moeten worden als eerste generatie biodiesel.
HBE
Hernieuwbare Brandstof Eenheden, eenheden waarmee bedrijven aan hun jaarverplichting van bijmengen van 10% biodiesel aan reguliere diesel moeten voldoen. Een HBE staat voor 1 gigajoule aan hernieuwbare energie die is geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. HBE's worden aangemaakt bij het inboeken van hernieuwbare energie in het REV.
HMB
Handelsmaatschappij [medeverdachte 4]
Inzamelaar
Een bedrijf dat UCO's inzamelt/inkoopt bij ontdoeners om deze te gebruiken in het biodiesel productieproces of om te verhandelen aan derden.
ISCC
International Sustainability and Carbon Certification, een duurzaamheidscertificeringssysteem gezeteld in Duitsland dat door de Europese Commissie erkend is.
Marktdeelnemer / economische operator
Een bedrijf dat biomassa/biobrandstoffen produceert/verhandelt. Economische operators moeten aantonen dat zij voldoen aan duurzaamheidscriteria, wat gedaan kan worden via een nationaal systeem of een duurzaamheidscertificeringssysteem op basis van vrijwilligheid.
Massabalans-methode
Bedrijven kunnen brandstoffen met verschillende eigenschappen mengen onder voorwaarde dat de totale hoeveelheid uitgegeven duurzame biodiesel op certificaten blijft kloppen met de ingekomen hoeveelheid duurzame biodiesel (gekocht of geproduceerd).
Nabisy
Nachhaltige Biomasse System (vertaald: Hernieuwbare Biomassa Systeem), het Duitse equivalent van het REV.
NEa
Nederlandse Emissieautoriteit, de onafhankelijke instantie die toezicht houdt op verplichtingen van Nederlandse bedrijven om te voldoen aan Europese wetgeving omtrent emissiehandel en hernieuwbare energie. Tevens legt de NEa gegevens omtrent emissies, geleverde hoeveelheden biobrandstoffen etc. vast in het Register Energie voor Vervoer (REV).
Onafhankelijke audit
Een kwaliteitscontroleonderzoek van een marktdeelnemer. Dit zou moeten waarborgen dat de systemen die marktdeelnemers gebruiken accuraat, betrouwbaar en beschermd tegen fraude zijn. Onafhankelijke audits worden uitgevoerd door certificerende instanties.
Ontdoener
Een gebruiker van vetten in de kookindustrie, die zich ontdoet van Used Cooking Oils (UCO's) door deze te verhandelen aan een inzamelaar.
Omkatten
Een goed op illegale wijze voorzien van een nieuwe identiteit (vaak gebruikt voor het voorzien van auto's van nieuw kenteken, chassisnummer en kentekenpapieren). Hier ook gebruikt voor het op ongeoorloofde wijze voorzien van niet-duurzame biodiesel van de nieuwe identiteit 'duurzame biodiesel' middels een PoS.
PoS
Proof of Sustainability (vertaald: Bewijs van Duurzaamheid), een certificaat dat ter verklaring van de duurzaamheid van een partij geleverde grondstof/brandstof bijgeleverd wordt. In dit document worden gegevens vermeld omtrent de naam van onder andere de grondstof(fen), het land van herkomst van de grondstof(fen), de broeikasgasuitstoot in de hele productieketen van de biobrandstof en het duurzaamheidscertificeringssysteem waaronder de levering plaatsvindt.
RED
Renewable Energy Directive (vertaald: Hernieuwbare Energie Richtlijn) van 2009/28/EC van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 23 april 2009 omtrent het bevorderen van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
RED-Cert
Een duurzaamheidscertificeringssysteem, vergelijkbaar met het ISCC systeem, dat door de Europese Commissie erkend is.
REV
Register Energie voor Vervoer, een online systeem waar Hernieuwbare Brandstof Eenheden (HBE's) worden aangemaakt en verhandeld tussen marktdeelnemers. Ook maken bedrijven van het REV gebruik om te voldoen aan hun jaarverplichting Hernieuwbare Energie Vervoer of rapportageverplichting Brandstoffen Luchtverontreiniging.
[bedrijf 6]
[bedrijf 6]
Tolling
Het in opdracht uitbesteden van een productieproces (bijvoorbeeld biodiesel productie) aan een ander bedrijf. Ook wel 'loonverestering' genoemd in het geval van biodieselproductie.
UCO
Used Cooking Oils (vertaald: Gebruikte kookoliën/-vetten), een veelgebruikte grondstof voor de productie van tweede generatie biodiesel.
UCOME
Used Cooking Oil Methyl Esters, methylvetzuren die afkomstig zijn uit Used Cooking Oils (UCO's), oftewel geclassificeerd kunnen worden als tweede generatie biodiesel.
Verkavelen
Het op papier overdragen van eigendom.
WTN
Waste Transfer Note (vertaald: Afval overdracht document), een document dat dient als bewijs voor de overdracht van afval, met onder meer informatie over de soort, de hoeveelheid, de datum en plaats van overdracht en gegevens en handtekeningen van ontdoener en ontvanger.
Waar in dit vonnis een term uit de begrippenlijst wordt gebruikt, is deze de eerste keer cursief weergegeven.
4.2.
Juridisch kader
4.2.1.
Inleiding
Hoewel aan de verdachten niet ten laste is gelegd dat zij de milieuregels hebben overtreden is enige kennis van de regelgeving rond hernieuwbare energie noodzakelijk om de tenlastegelegde feiten te kunnen beoordelen.
4.2.2.
Richtlijn 2009/28/EG
Om wereldwijd de hoeveelheid broeikasgas emissie te verminderen, zijn op Europees niveau afspraken gemaakt over het bevorderen van gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (zoals zon, wind, waterkracht en biomassa). Deze afspraken zijn vastgelegd in de
Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG(hierna: de Richtlijn). [10] Hierin is onder meer vastgesteld [11] dat iedere lidstaat er op toeziet dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in alle vormen van vervoer in 2020 minstens 10 % bedraagt van het eindverbruik van energie in het vervoer in die lidstaat. Hieruit volgt de zogenoemde bijmengverplichting. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk dat de hoeveelheid biobrandstof met een duurzame oorsprong dubbel meetelt voor deze bijmengverplichting.
De Richtlijn moet door iedere lidstaat op nationaal niveau geïmplementeerd worden in nationale regelgeving. De implementatie verschilt per lidstaat, en moet voldoen aan de eisen gesteld in de Richtlijn. In artikel 17 van de Richtlijn worden de duurzaamheidscriteria omschreven en in artikel 18 van de Richtlijn is bepaald hoe de naleving van deze criteria (aan de hand van een verplicht
massabalanssysteem) moet worden gecontroleerd.
De Richtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via de Wet milieubeheer (Wm) en de daaronder vallende besluiten en regelingen. Artikel 9.2.2.6a is op 1 januari 2011 in de Wet milieubeheer opgenomen als grondslag voor het stellen van duurzaamheidseisen aan biobrandstoffen en de daaraan gerelateerde broeikasgasemissies. Tevens vormt dit artikel de grondslag voor het stellen van regels omtrent de overlegging van gegevens waaruit blijkt dat aan de duurzaamheidscriteria wordt voldaan.
Deze regels zijn op 1 januari 2011 opgenomen in het Besluit hernieuwbare energie vervoer (Bhev) en in de Regeling hernieuwbare energie vervoer (Rhev). Op grond van artikel 3 lid 3 van het Bhev mogen alleen biobrandstoffen waarvan de duurzaamheidseisen van artikel 17 van de Richtlijn zijn aangetoond meetellen voor de jaarverplichting.
Met ingang van 1 januari 2015 zijn het Bhev en de Rhev vervangen door het Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015 (Bhev 2015) en de Regeling hernieuwbare energie vervoer 2015 (Rhev 2015). [12]
Bedrijven die moeten voldoen aan de bijmengverplichting boeken de gebruikte biobrandstoffen in het Register Energie Vervoer (
REV) dat wordt bijgehouden door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa).
De inboekende bedrijven (de laatste schakel in de keten) moeten, op grond van artikel 3.1 van de Bhev 2015, aantonen dat de door hen ingeboekte hernieuwbare energie voldoet aan de in de Richtlijn vermelde (duurzaamheids)eisen.
Met ingang van 1 januari 2018 zijn het Bhev2015 en het Rhev2015 vervangen door het Besluit energie vervoer (Bev) en de Regeling energie vervoer (Rev). Op grond van het derde en vierde lid van artikel 7 van het Bev moet voor het inboeken van duurzame biobrandstof aan de duurzaamheidseisen van de Richtlijn zijn voldaan.
4.2.3.
Uitvoering en controle op duurzaamheid
De uitvoering van en controle op de bijmengverplichting is uitgewerkt in de voornoemde besluiten en regelingen. Om te bewijzen dat de gebruikte biobrandstof duurzaam is, moet bij de levering van een partij duurzame biobrandstof een bewijs van duurzaamheid afgegeven worden. [13] Bedrijven die moeten voldoen aan de bijmengverplichting boeken de gebruikte biobrandstoffen in het Register Energie Vervoer (REV). Voor het inboeken wordt per partij biodiesel aan de hand van de duurzaamheidskenmerken van de gebruikte grondstoffen het aantal Hernieuwbare Brandstofeenheden (
HBE) berekend. Bedrijven moeten per jaar een minimaal aantal HBE inboeken.
4.2.4.
Dubbeltelregeling
Als een partij biobrandstof voldoet aan bepaalde voorwaarden dan mag het aantal HBE van deze partij twee keer worden ingeboekt in het REV. De gebruikte grondstof bepaalt of duurzame biodiesel in aanmerking komt voor de dubbeltelregeling (in Nederland
Dutch Double Counting, DDC). Om biodiesel dubbeltellend te mogen inboeken is een dubbeltellingverklaring nodig. Deze wordt afgegeven door een dubbeltellingverificateur, die bepaalt of de biodiesel voldoet aan de gestelde eisen. Hij maakt hierbij gebruik van de gegevens op de PoS. De dubbeltellingverklaring wordt verstrekt aan de producent van de biodiesel. Er zijn drie instellingen geaccrediteerd om de dubbeltellingverificatie DDC uit te voeren, waaronder [bedrijf 7] B.V. (hierna: [bedrijf 7] ).
4.2.5.
Duurzaamheidssystemen
Een PoS mag door een producent van duurzame biodiesel worden afgegeven bij een partij biodiesel die hij geproduceerd heeft uit duurzame grondstoffen. Een biodieselproducent moet kunnen waarborgen dat zijn biodiesel daadwerkelijk uit duurzame grondstoffen is geproduceerd. Hiervoor conformeert hij zich aan een systeem van
auditsen controles, volgens een door hem gekozen 'duurzaamheids-systeem'. Dit is een samenwerkingsverband van instanties/bedrijven dat door de Europese Unie erkend is en toeziet op het productieproces en de administratie van de gecertificeerde biodiesel producenten. Deze duurzaamheidssystemen auditen het productieproces van een bedrijf en kunnen het vervolgens accrediteren met een certificaat.
Op grond van artikel 18 lid 4 van de Richtlijn kan de Europese Commissie besluiten dat vrijwillige nationale of internationale systemen, waarbij normen worden bepaald voor de productie van biomassaproducten, accurate gegevens bevatten met het oog op de toepassing van artikel 17 lid 2, of aantonen dat leveringen van biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5.
Bij Uitvoeringsbesluit van 19 juli 2011 (2011/438/EU) is het International Sustainability and Carbon Certification-systeem (ISCC-systeem) voor vijf jaar (geldig tot 09/08/2016) erkend als vrijwillige regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder de Richtlijn. Bij Uitvoeringsbesluit van 9 augustus 2016 (2016/1361/EU) is het ISCC-systeem wederom voor vijf jaar erkend.
[bedrijf 1] is in de relevante periode gecertificeerd door ISCC.
4.2.6.
PoS
Een PoS kent geen vormvereisten. Er wordt door ISCC slechts voorgeschreven wat er op een PoS moet worden verantwoord. Andere duurzaamheidssystemen kennen andere eisen. Niet alle PoSsen zien er dan ook hetzelfde uit. Het doel van elke PoS is wel hetzelfde, namelijk het aantonen van de duurzaamheid en herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen.
Om te controleren of bedrijven werken conform de ISCC regels worden reguliere audits uitgevoerd.
4.2.7.
CDS en WTN
Bij een PoS moet informatie gevoegd zijn die de herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen waarborgt. Uit deze informatie moet onder andere het land van herkomst van de grondstoffen en de energiewaarde van de grondstoffen blijken. Om daaraan te voldoen kan een CDS en een WTN als bijlage bij een PoS worden gevoegd. Op de CDS en WTN worden onder andere de gegevens met betrekking tot de herkomst van de gebruikte grondstoffen bij de productie van de duurzame biodiesel vastgelegd.
4.2.8.
Massabalanssysteem
Om de herkomst en duurzaamheid van biomassa te waarborgen (de basis voor de PoS), moet het bedrijf een massabalanssysteem gebruiken waarin alle leveringen inzichtelijk zijn. ISCC schrijft voor dat per geografische bedrijfslocatie een aparte massabalans moet worden bijgehouden voor het mengsel. [14] Het massabalanssysteem voorziet er in dat biodiesel van verschillende duurzaamheid fysiek kan worden gemengd. Productieproces en administratie moeten echter zodanig ingericht zijn dat er nooit meer duurzame biodiesel verkocht wordt dan er door productie uit duurzame grondstof en inkoop van duurzame biodiesel daadwerkelijk aanwezig was in het mengsel in een bepaalde periode. De totale hoeveelheid leveringen duurzame biodiesel mag nooit groter zijn dan de totale hoeveelheid uit duurzame grondstoffen geproduceerde en ingekochte duurzame biodiesel.
4.3.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Beoordeling van het tenlastegelegde feit
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de onderstaande feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [15]
4.4.2.
Deelname aan een criminele organisatie
4.4.2.1.Juridisch kader
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr verstaan een samenwerkingsverband van ten minste twee (rechts)personen met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie moet het plegen van misdrijven tot oogmerk hebben. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend was met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven. [16]
4.4.2.2.Overzicht
De rechtbank doet vandaag ook uitspraak in de zaken tegen de verdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [bedrijf 1] . Zij worden daarbij veroordeeld voor – kort gezegd – valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie.
In de zaak van [medeverdachte 4] is bewezenverklaard dat hij van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019, feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] , samen met anderen, valselijk opmaken van 192 PoS formulieren, verkoopfacturen, WTN- en CDS formulieren en een deel van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] en het gebruikmaken van die valse stukken.
In de zaak van [medeverdachte 3] is bewezenverklaard dat hij in die periode deze valsheid in geschrift heeft medegepleegd. Bij [medeverdachte 4] als feitelijke leidinggever van [bedrijf 1] ziet de bewezenverklaring ook op 41 in de administratie van [bedrijf 1] opgenomen vervalste inkoopfacturen. Daarnaast is in hun zaken bewezenverklaard dat zij in dezelfde periode hebben deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
In de zaak van [medeverdachte 2] is bewezenverklaard dat hij in 2015 samen met anderen 41 in de administratie van [bedrijf 1] opgenomen inkoopfacturen en een deel van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
In de zaak van [medeverdachte 1] is bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2019 feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] die samen met anderen 39 PoS formulieren en verkoopfacturen en een deel van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en daarvan gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is in de zaak van [medeverdachte 1] bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
4.4.2.3.Duurzaamheid en structuur
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt een beeld naar voren van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van negen (rechts)personen dat zich gedurende langere periode, namelijk van 2014 tot en met april 2019 heeft beziggehouden met het verrichten van strafbare handelingen. Binnen dit samenwerkingsverband bestond een bepaalde rolverdeling, waarbij iedere deelnemer een eigen functie, eigen taken en verantwoordelijkheden had.
De rol van [medeverdachte 4] bestond eruit dat hij de feitelijke leidinggever van de vennootschappen was en de contracten sloot. Hij besliste dat er winstdelingen en bonussen werden uitbetaald om de medewerkers te belonen en te motiveren voor de toekomst.
[medeverdachte 2] heeft uitsluitend in 2015, dus niet de gehele tenlastegelegde periode, een rol gehad binnen het samenwerkingsverband door het vervalsen van 41 inkoopfacturen.
[medeverdachte 1] onderhield de contacten met [bedrijf 8] en heeft vanaf 2017 feitelijke leiding gegeven aan de valsheden binnen de organisatie. Ook voor [medeverdachte 1] geldt dat niet vast staat dat hij gedurende de gehele tenlastegelegde periode een deelnemer was.
[medeverdachte 3] maakte de valse documenten op en vervalste de massabalans. Hij heeft in de gehele tenlastegelegde periode intensief meegewerkt aan het plegen van valsheid in geschrift en oplichting.
[bedrijf B.V. 3] en [bedrijf B.V. 5] hebben deelgenomen aan het samenwerkingsverband door het witwassen van gelden. De opbrengsten van de omgekatte biodiesel liepen via [bedrijf B.V. 3] en [bedrijf B.V. 3] was een van de belangrijkste financiers van het aangekochte onroerend goed. De bedragen waarmee de onroerende goederen werden aangeschaft zijn voorafgaande aan de onroerendzaakstransacties op de rekening van [bedrijf B.V. 3] gezet om daarmee de betalingen mogelijk te maken. [17] [bedrijf B.V. 5] stuurde facturen voor
cobrokerage feesaan [bedrijf 5] nadat [bedrijf 5] brokerage facturen aan [bedrijf 1] had gestuurd voor de verkopen tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] . [bedrijf B.V. 5] ontving hierdoor een deel van de door [bedrijf 1] aan [bedrijf 5] betaalde brokerage fee terug (kickback). Via deze kick-backs kwam een deel van de winst van [bedrijf 1] van de omgekatte biodiesel bij [bedrijf B.V. 5] en haar aandeelhouder [medeverdachte 4] terecht. [18]
[bedrijf 1] heeft de verboden activiteiten verricht als vennootschap. De bedrijfsvoering van [bedrijf 1] was erop gericht biodiesel om te katten, crimineel geld wit te wassen en certificerende/controlerende instanties op te lichten.
[verdachte (bedrijf B.V. 1)] heeft het omkatten van biodiesel door [bedrijf 1] gefaciliteerd door meerdere keren dezelfde UCO’s te verkopen aan [bedrijf 1] , waarbij zij valse WTN formulieren heeft ondertekend (zie afbeelding 3) en afgegeven aan [bedrijf 1] . De vennootschappen werden gebruikt om geld weg te sluizen en de herkomst daarvan te verhullen. [19]
Afbeelding 3
[bedrijf 5] heeft deelgenomen aan het samenwerkingsverband via de gepleegde valsheden en de kickbackconstructies met [bedrijf B.V. 5] . Doordat [bedrijf 5] brokeragefees aan [bedrijf 1] factureerde en een deel daarvan doorbetaalde aan [bedrijf B.V. 5] , evenals [bedrijf 1] een vennootschap van [medeverdachte 4] , kwam hierdoor een deel van de winst van [bedrijf 1] behaald met de verkoop van de omgekatte biodiesel aan [bedrijf 4] en [bedrijf 5] bij [bedrijf 5] en [bedrijf B.V. 5] terecht.
4.4.2.4.Oogmerk
De rechtbank vindt bewezen dat het oogmerk van de criminele organisatie gericht was op het plegen van valsheid in geschrift, op het oplichten van certificerende/controlerende organisaties en op witwassen.
Wat betreft het oogmerk op het plegen van valsheid in geschrift overweegt de rechtbank dat dit volgt uit de hierboven genoemde veroordelingen voor valsheid in geschrift.
Het oogmerk op oplichting van de certificerende/controlerende organisaties blijkt eruit dat door [bedrijf 1] , in de persoon van [medeverdachte 3] , een “dubbele boekhouding” werd bijgehouden. In de ordner met als opschrift “BIKA UIT” werden de facturen en documenten opgeborgen van de leveringen aan [bedrijf 4] vanaf de locatie [bedrijf 2] die niet waren opgenomen op de massabalans. Deze ordner werd niet aan [bedrijf 7] getoond tijdens de audits. Daarnaast hield [medeverdachte 3] ordners bij met als opschrift “BIKA Audit”. In deze mappen bevinden zich de facturen en documenten van leveringen die wel op de massabalans werden geplaatst. Deze ordners werden tijdens de audits getoond aan [bedrijf 7] . Op basis van de audits door [bedrijf 7] werd de ISCC certificering verlengd. [bedrijf 7] werd zo op basis van onvolledige informatie bewogen tot het afgeven van de certificering. [20]
Het oogmerk op oplichting blijkt ook uit de bekennende verklaring van [medeverdachte 3] , die heeft verklaard dat dit allemaal werd gedaan met als doel het omkatten van biodiesel buiten de boeken te houden, wat het primaire oogmerk was. [21]
Dat het samenwerkingsverband een oogmerk had op het plegen van witwassen blijkt uit het volgende.
[bedrijf 1] ontving in de periode 2015 tot 30 april 2019 bedragen van in totaal ruim € 110.000.000,- op haar bankrekening voor de 192 leveringen omgekatte biodiesel:
Jaar
Aantal leveringen/
Transacties
Bankrekening ( [bedrijf 1] ) [nummer bankrekening]
Euro of USD
Ontvangen bedrag deels van of
uit misdrijf afkomstig
2015
50
EURO
€ 30.739.151
2016
42
EURO
€ 25.717.054
2016
USD
$ 3.330.590
2017
45
EURO
€ 4.646.755
2017
USD
$ 36.594.676
2018
49
EURO
€ 2.963.826
2018
USD
$ 14.907.578
2019
6
USD
$ 1.428.974
Totaal
192
EURO
€ 64.066.786
USD
$ 56.261.818
Tabel 5: Totaal aanwending deels van of uit misdrijf afkomstige gelden naar jaar bankrekeningen [bedrijf 1] (2015 -2019) [22]
Gemiddeld was in de tenlastegelegde periode per jaar 41,3% van de omzet van [bedrijf 1] afkomstig uit fraude. [23]
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] konden als CEO en CFO beslissen en beschikken over de liquide middelen van de criminele organisatie.
De omzet die werd behaald met het omkatten van de biodiesel is binnen [bedrijf 1] , [verdachte (bedrijf B.V. 1)] , [bedrijf B.V. 3] en [bedrijf B.V. 5] vermengd geraakt met het legale vermogen van deze bedrijven. Binnen deze vermengde vermogens is niet meer te herleiden welk deel specifiek uit misdrijf afkomstig is. Het merendeel van de omzet van de bedrijven binnen de [bedr. BV 3 en bedr. B.V.4 en] was afkomstig van [bedrijf 1] . Op grond hiervan kan het gehele vermengde vermogen van [bedrijf 1] , [verdachte (bedrijf B.V. 1)] en [bedrijf B.V. 3] beschouwd worden als uit misdrijf afkomstig.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] wisten dat het vermogen van [bedrijf 1] , [verdachte (bedrijf B.V. 1)] , [bedrijf B.V. 3] en [bedrijf B.V. 5] uit misdrijf afkomstig is. Het vermengde vermogen werd door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] onder andere besteed aan de aankoop van onroerende goederen tot een bedrag van ongeveer € 10.000.000,-. Het geld dat hiervoor gebruikt is kan als deels van of uit misdrijf afkomstig worden aangemerkt. Het aankopen van onroerend goed is daarmee een omzettingshandeling in het kader van witwassen. [24]
Het oogmerk van de criminele organisatie was aldus ook gericht op witwassen.
4.4.2.5.De daderschap van de rechtspersoon en de deelneming aan de criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 51 Sr een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt. Daarvoor is nodig dat de verweten gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde gedraging heeft plaatsgevonden en is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
Medewerkers die in dienst waren bij [verdachte (bedrijf B.V. 1)] , maar feitelijk werkzaam waren bij [bedrijf 1] , hebben deelgenomen aan een criminele organisatie en in dat kader verboden handelingen verricht waarmee gedurende vele jaren niet duurzame biodiesel is omgekat naar duurzame biodiesel. Het opmaken van de documenten ten behoeve van de bedrijfsadministratie en de verkoop behoorden tot de normale taken van deze bedrijven. [verdachte (bedrijf B.V. 1)] mocht erover beschikken of die verboden gedragingen zouden plaatsvinden en heeft het omkatten van biodiesel door [bedrijf 1] gefaciliteerd. De strafbare gedraging bestaande uit de deelneming aan de criminele organisatie kan daarom aan [verdachte (bedrijf B.V. 1)] worden toegerekend.
4.4.2.6.Deelneming
[verdachte (bedrijf B.V. 1)] heeft WTN formulieren vals ondertekend en heeft deze afgegeven aan [bedrijf 1] . Hierdoor faciliteerde zij de bedrijfsvoering van [bedrijf 1] die erop was gericht biodiesel om te katten, crimineel geld wit te wassen en certificerende/controlerende instanties op te lichten. Daarmee heeft [verdachte (bedrijf B.V. 1)] willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij deel zou uitmaken van een crimineel samenwerkingsverband met als oogmerk valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. De conclusie is dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
4.4.2.7.Partiële vrijspraak
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] deel uitmaakte van een crimineel samenwerkingsverband. [verdachte (bedrijf B.V. 1)] is een vennootschap waarvan [medeverdachte 4] de bestuurder en (indirect) enig aandeelhouder was. Hij beheerste die vennootschap volkomen, ook waar het de deelname van die vennootschap aan het criminele samenwerkingsverband betrof. Datzelfde geldt voor [bedrijf 1] , [bedrijf B.V. 3] en [bedrijf B.V. 5] . [medeverdachte 4] moet dan ook in zoverre met die vennootschappen worden vereenzelvigd. [verdachte (bedrijf B.V. 1)] kan niet tegelijkertijd deel uitmaken van een crimineel samenwerkingsverband samen met [medeverdachte 4] , waarmee zij moet worden vereenzelvigd, noch met de andere vennootschappen waarmee [medeverdachte 4] moet worden vereenzelvigd.
Voor zover aan [verdachte (bedrijf B.V. 1)] is ten laste gelegd dat het criminele samenwerkingsverband waarvan zij deel uitmaakte ook [medeverdachte 4] en diens vennootschappen omvatte zal [verdachte (bedrijf B.V. 1)] daarvan worden vrijgesproken. [25]
Het voorgaande betekent dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] B.V.
in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 te Kampen en/of Dordrecht en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten met onder andere:
- [medeverdachte 1] en
- [naam 2] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] en
- [bedrijf 5] .,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
  • plegen van valsheid in geschrifte en
  • plegen van oplichting en
  • witwassen van gelden die uit misdrijf zijn verkregen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Schuldig zonder oplegging van straf of maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [verdachte (bedrijf B.V. 1)] geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de vennootschap inmiddels in staat van faillissement verkeert en dat een geldboete geen strafvorderlijk doel meer dient.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de omstandigheden die zich na het begaan van het bewezen geachte hebben voorgedaan, zal geen straf of maatregel aan [verdachte (bedrijf B.V. 1)] worden opgelegd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De vennootschap heeft zich als rechtspersoon schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Bij de beoordeling van de vraag of aan de vennootschap een straf moet worden opgelegd betrekt de rechtbank onder andere de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de omstandigheden die de vennootschap betreffen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een straf of maatregel in de onderhavige zaak geen redelijk strafrechtelijk doel meer kan dienen nu de vennootschap in 2019 failliet is verklaard en aan de feitelijke leidinggevers van de vennootschap reeds een straf is opgelegd. De rechtbank zal om die reden dan ook volstaan met vaststelling van schuld en afzien van het opleggen van een straf of maatregel.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte (bedrijf B.V. 1)] het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte (bedrijf B.V. 1)] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte (bedrijf B.V. 1)] daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.
Bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2021.
Bijlage
[…]
  • […]
  • […]
  • […]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal, dan wel een door de rechter-commissaris opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften.
2.DOC-006.
3.DOC-077, DOC-078, DOC-079, DOC-081 en DOC-642.
4.AMB-143 en DOC-641.
5.DOC-080.
6.AMB-088, V11-001 en V14-001.
7.PV Aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, p. 9 280.
8.AMB-001 en AMB-002.
9.AMB-032.
10.In de processtukken wordt de Richtlijn ook aangeduid met de afkorting van de Engelse benaming Renewable Energy Directive: RED.
11.Artikel 3 lid 4 van de Richtlijn.
12.De in deze procedure relevante bepalingen zijn in de betrokken periode materieel niet gewijzigd.
13.In navolging van de processtukken wordt het bewijs van duurzaamheid hierna met de Engelse afkorting van Proof of Sustainability: PoS aangeduid.
14.Zie ISCC 203 § 4.4 (https://www.iscc-system.org/wp-content/uploads/2017/02/ISCC_203_Traceability_and_Chain-of-Custody_3.0.pdf).
15.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal, dan wel een door de rechter-commissaris opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften.
16.Zie HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
17.DOC-1489.
18.AMB-039.
19.DOC-405.
20.AMB-170, AMB-209, AMB-146, AMB-136, DOC-632 en DOC-633.
21.V04-007.
22.AMB-304.
23.AMB-304, p. 18.
24.AMB-312, AMB-249 en AMB-317.