ECLI:NL:RBAMS:2021:7481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
13/845122-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte in biodieselfraude-onderzoek met betrekking tot valsheid in geschrift en deelname aan criminele organisatie

Op 6 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie in het kader van biodieselfraude. De zaak is voortgekomen uit een onderzoek genaamd 'Fosfor', dat zich richtte op het omkatten van niet-duurzame biodiesel naar duurzame biodiesel. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] in 2015 41 inkoopfacturen heeft vervalst, waarbij de productomschrijving van FAME naar UCOME ISCC EU is gewijzigd. Deze vervalste facturen zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van [medeverdachte (bedrijf 1)]. De rechtbank oordeelde dat [verdachte] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het verhullen van de omkatfraude, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de organisatie gedurende de gehele tenlastegelegde periode. De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de beperkte rol van [verdachte] binnen de organisatie en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845122-18 (Promis)
Datum uitspraak: 6 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 27 september 2021, 28 september 2021, 5 oktober 2021, 8 oktober 2021, 11 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 6 december 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. C.F. van Drumpt en M.I.M. Geertsema (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. den Otter, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen [verdachte] gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de overige verdachten in het onderzoek Fosfor, te weten [medeverdachte 1] (13/84512118), [medeverdachte 2] (13/845124-18), [medeverdachte 3] (13/845123-18), [medeverdachte (bedrijf 1)] (hierna: [medeverdachte (bedrijf 1)] (13/845125-18) en [medeverdachte (bedrijf 2)] (hierna: [medeverdachte (bedrijf 2)] ) (13/845236-18). De rechtbank doet in al deze zaken gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 27 september 2021 – kort gezegd van beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 november 2014 tot en met
30 april 2019 schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
medeplegen van valsheid in geschrift door het valselijk opmaken, vervalsen en gebruiken van geschriften, subsidiair medeplichtigheid aan het medeplegen van valsheid in geschrift;
deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Inleiding [1]
[medeverdachte (bedrijf 1)] verwerkte
UCO’stot duurzame
biodieselop de locatie [wijk] te Kampen. Deze UCO’s kocht [medeverdachte (bedrijf 1)] in van haar moederbedrijf [medeverdachte (bedrijf 2)] . [medeverdachte (bedrijf 1)] is voor de locatie in Kampen gecertificeerd door
ISCCvoor de productie, opslag en handel in duurzame biodiesel. Op basis daarvan mocht [medeverdachte (bedrijf 1)] een duurzaamheidsverklaring (hierna:
PoS)afgeven bij partijen biodiesel die zij zelf heeft geproduceerd uit duurzame grondstoffen. Naast deze productie van duurzame biodiesel, kocht [medeverdachte (bedrijf 1)] ook biodiesel in bij andere bedrijven. [medeverdachte (bedrijf 1)] verkocht haar eigen productie (inclusief
tolling) en de ingekochte biodiesel.
Naast de locatie Kampen huurde [medeverdachte (bedrijf 1)] tanks voor de opslag van biodiesel op de locatie [bedrijf 1] te Dordrecht. [medeverdachte (bedrijf 1)] was tot 11 december 2015 ISCC gecertificeerd als trader voor de locatie [bedrijf 1] . [2] Ook is in 2018 en 2019 gebruik gemaakt van een tank bij [bedrijf 2] te Vlaardingen.
Verdachten wordt verweten valsheid in geschrift te hebben gepleegd, althans daaraan feitelijke leiding te hebben gegeven, inhoudende – kort samengevat – dat de in de tenlastelegging opgenomen PoSsen, de daarbij gevoegde afvalbegeleidingsbrieven (hierna:
WTNformulieren) en/of samenstellingsverklaringen (hierna:
CDSformulieren) en de verkoopfacturen die [medeverdachte (bedrijf 1)] heeft afgegeven voor de verkochte partijen biodiesel bij [bedrijf 1] / [bedrijf 2] valselijk zijn opgemaakt. Daarnaast luidt de beschuldiging dat verdachten hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het
omkattenvan niet gecertificeerde biodiesel in als duurzaam geproduceerde gecertificeerde biodiesel. Dat gebeurde door dezelfde van [bedrijf 3] en [bedrijf 4] ingekochte ongecertificeerde biodiesel aan die partijen terug te verkopen als duurzaam geproduceerde gecertificeerde biodiesel voorzien van alle daartoe benodigde vals opgemaakte documenten. Daarbij werden de
certificerende en controlerende instantiesopgelicht en de winsten van het omkatten van biodiesel werden witgewassen.
3.1.
Betrokken (rechts)personen
[medeverdachte (bedrijf 2)] is enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte (bedrijf 1)] . [medeverdachte 2] (hierna:
[bedrijf 5]) is enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte (bedrijf 2)] . [bedrijf 12] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ). [medeverdachte 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 5] en van [bedrijf 12] . [3]
De volgende medeverdachten waren formeel in dienst van [medeverdachte (bedrijf 2)] maar verrichtten (ook) werkzaamheden voor [medeverdachte (bedrijf 1)] : [4]
  • [medeverdachte 1] (chief financial officer (CFO); samen met de CEO verantwoordelijk voor het management van de [medeverdachte 2] , en met name voor jaarverslagen, belastingen, personeelszaken),
  • [verdachte] (hoofd boekhouding),
  • [naam 1] (tot zijn overlijden in 2016 hoofd Quality & Sustainability),
  • [medeverdachte 3] (tot 2016 samen met [naam 1] en na 2016 alleen verantwoordelijk voor de verkoopfacturering van de biodiesel en de certificering van UCO’s en biodiesel).
[bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ), gevestigd in Engeland [5] , is de grootste handelaar in brandstoffen en producent van biodiesel in het Verenigd Koninkrijk. [naam 2] werkte van 1 januari 2015 tot 1 juli 2018 als trader bij dit bedrijf. Hij was verantwoordelijk voor het afsluiten van de contracten met betrekking tot de aan- en verkoop van biodiesel door [bedrijf 3] . [6] In genoemde periode kocht [medeverdachte (bedrijf 1)] biodiesel in bij [bedrijf 3] .
[bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ), gevestigd in Hong Kong, is bemiddelaar bij de aan- en verkoop van biodiesel. In de periode 2018-2019 was [medeverdachte (bedrijf 1)] de belangrijkste klant van [bedrijf 4] voor de inkoop van biodiesel. Sinds december 2016 is [bedrijf 4] ISCC gecertificeerd voor de handel in biodiesel en gevestigd in Brussel. [naam 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] . [7]
3.2.
Aanleiding
In augustus 2015 startte de Inlichtingen- en Opsporingsdienst Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT-IOD) met een opsporingsonderzoek onder de naam ‘Kleisteen’ in verband met een aangifte van de
NEa. Het onderzoek richtte zich op de gang van zaken rond door [medeverdachte (bedrijf 1)] gedreven handel in biotickets, waarbij, mogelijk, niet werd voldaan aan de regelgeving gesteld in het Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer. Dit betrof het onderzoek Kleisteen 1.
Op 3 november 2015 vonden doorzoekingen plaats in de woning van [medeverdachte 2] en in bedrijfspanden van [bedrijf 5] , waaronder de panden van [medeverdachte (bedrijf 1)] en [medeverdachte (bedrijf 2)] . In de woning zijn op diverse plaatsen grote bedragen contant geld aangetroffen. Dit betrof het onderzoek Kleisteen 2. Tijdens de doorzoekingen zijn administratieve bescheiden, waaronder vele facturen en enkele leningsovereenkomsten, inbeslaggenomen. Ook zijn bankafschriften en bankpassen van bankrekeningen, op naam van [medeverdachte 2] en een aan hem gelieerde vennootschap op Bonaire, aangetroffen en inbeslaggenomen. Gedurende het onderzoek Kleisteen 2 is het vermoeden gerezen dat sprake is van ‘verdienmodellen’ om – met gebruikmaking van rechtspersonen, en (mogelijk) in samenwerking met personeel van de [medeverdachte 2] – geld te onttrekken aan bedrijven van de holding en dat geld vervolgens aan te wenden voor privédoeleinden.
In het onderzoek Kleisteen 1 waren [medeverdachte 2] en [verdachte] als verdachten aangemerkt en in het onderzoek Kleisteen 2 waren [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] verdachten.
[medeverdachte 2] is in de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 augustus 2019 veroordeeld voor het feitelijke leiding geven aan een rechtspersoon die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, medeplegen van gewoontewitwassen en de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, meermalen gepleegd. Aan hem is een gevangenisstraf opgelegd van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
[verdachte] is in de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 augustus 2019 veroordeeld voor medeplichtigheid aan gewoontewitwassen en de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, meermalen gepleegd. Aan hem is een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 160 uren opgelegd.
[medeverdachte 1] is vrijgesproken in het onderzoek Kleisteen 2.
De restinformatie uit de onderzoeken Kleisteen heeft ertoe geleid dat op maandag 9 januari 2018 een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam Fosfor. [8] Aanleiding voor dit onderzoek was dat tijdens de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 in de periode 2015 tot en met 2017 het vermoeden was ontstaan dat er bij [medeverdachte (bedrijf 1)] sprake was van het omkatten van niet-duurzaam geproduceerde biodiesel naar duurzaam geproduceerde biodiesel. Tussen de Engelse en de Nederlandse autoriteiten werd een Joint Investigation Team (JIT) opgericht.
Op 30 april 2019 hebben in het onderzoek Fosfor doorzoekingen plaatsgevonden in de bedrijfspanden van [medeverdachte (bedrijf 1)] , [medeverdachte (bedrijf 2)] , [bedrijf 1] en [bedrijf 8] , in de woningen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en in een opslagloods van [medeverdachte 2] . Tijdens deze doorzoekingen werd administratie in beslag genomen en werden digitale gegevens veiliggesteld. Ook werden er diverse roerende- en onroerende goederen in beslag genomen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Begrippenlijst
In het dossier is een verklarende woordenlijst opgenomen van termen en afkortingen die in het onderzoek Fosfor regelmatig worden gebruikt. [9] Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank deze woordenlijst hieronder volledig opgenomen.
Biodiesel, eerste generatie
Een olie-gebaseerde biobrandstof, veelal geproduceerd uit voedsel gerelateerde bronnen zoals mais, oliepalm, koolzaad en sojabonen.
Biodiesel, tweede generatie
Biodiesel, geproduceerd uit niet-voedsel gerelateerde bronnen zoals gebruikt frituurvet (UCO's), houtsnippers, dierlijk vet en oneetbare gedeelten van voedselgewassen.
Broker
Bemiddelaar/tussenpersoon in de handel tussen twee partijen, ook gebruikelijk in de biodiesel handel.
Brokerage-fee
Het geldbedrag dat de broker krijgt voor zijn bewezen diensten, doorgaans berekend per eenheid verhandelde biodiesel tussen twee partijen.
[bedrijf 5]
[bedrijf 5]
CDS
Composition Data Sheet (vertaald: lijst van ingrediënten), het document waarin de samenstelling van de geleverde partij biodiesel nader gespecificeerd wordt.
Certificerende instantie / certification body
Een onafhankelijke inspectie (audit) instelling die certificeringsdiensten verleent voor biobrandstoffen.
Een certificerende instantie legt vast of de economische operator/marktdeelnemer conform de duurzaamheidseisen van een duurzaamheidscertificeringssysteem opereert. Certificerende instanties geven certificaten uit namens het onafhankelijke certificeringssysteem (voluntary scheme).
Dutch Double Counting / dubbeltellend
De bijdrage van tweede generatie biodiesel aan het uiteindelijke doelgebruik van energie uit hernieuwbare bron (10% in 2020) in de transportsector wordt tweemaal meegeteld (oftewel van tweede generatie biodiesel zou slechts 5% bij reguliere diesel gemengd hoeven te worden in 2020).
Bedrijven die een dubbeltellende biobrandstof leveren in Nederland verkrijgen tweemaal zoveel Hernieuwbare Brandstof Eenheden (HBE's) wanneer zij deze brandstof registreren in het Registratie Energie voor Vervoer (REV) systeem als wanneer zij een enkeltellende, uit niet-hernieuwbare bron geproduceerde, biobrandstof registreren. Er zijn meerdere landen die een dergelijke systematiek gebruiken.
Duurzaamheidscertificeringssysteem / voluntary scheme
Een duurzaamheidscertificeringssysteem is een systeem op basis van vrijwillige deelname (bedrijven kunnen kiezen aan welk van de bestaande certificeringssystemen zij zich conformeren) waarmee de nakoming van duurzaamheids- criteria voor biobrandstoffen aangetoond wordt.
FAME
Fatty Acid Methyl Esters oftewel methylvetzuren, de chemische benaming voor (het grootste deel van) de moleculen waaruit biodieselmengsels bestaan. Een FAME mengsel kan bijvoorbeeld bestaan uit RME (Rapeseed Methyl Esters; Raapzaadoliebasis), SME (Soybean Methyl Esters; sojaboonoliebasis) en/of PME (Palmoil Methyl Esters; palmoliebasis) .
FAME non-RED
Methylvetzuren (FAME, biodiesel) die niet volgens de Renewable Energy Directive (RED) geproduceerd zijn, oftewel die niet voldoen aan de duurzaamheidseisen voor tweede generatie biodiesel en dus geclassificeerd moeten worden als eerste generatie biodiesel.
HBE
Hernieuwbare Brandstof Eenheden, eenheden waarmee bedrijven aan hun jaarverplichting van bijmengen van 10% biodiesel aan reguliere diesel moeten voldoen. Een HBE staat voor 1 gigajoule aan hernieuwbare energie die is geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. HBE's worden aangemaakt bij het inboeken van hernieuwbare energie in het REV.
HMB
Handelsmaatschappij [medeverdachte 2]
Inzamelaar
Een bedrijf dat UCO's inzamelt/inkoopt bij ontdoeners om deze te gebruiken in het biodiesel productieproces of om te verhandelen aan derden.
ISCC
International Sustainability and Carbon Certification, een duurzaamheidscertificeringssysteem gezeteld in Duitsland dat door de Europese Commissie erkend is.
Marktdeelnemer / economische operator
Een bedrijf dat biomassa/biobrandstoffen produceert/verhandelt. Economische operators moeten aantonen dat zij voldoen aan duurzaamheidscriteria, wat gedaan kan worden via een nationaal systeem of een duurzaamheidscertificeringssysteem op basis van vrijwilligheid.
Massabalans-methode
Bedrijven kunnen brandstoffen met verschillende eigenschappen mengen onder voorwaarde dat de totale hoeveelheid uitgegeven duurzame biodiesel op certificaten blijft kloppen met de ingekomen hoeveelheid duurzame biodiesel (gekocht of geproduceerd).
Nabisy
Nachhaltige Biomasse System (vertaald: Hernieuwbare Biomassa Systeem), het Duitse equivalent van het REV.
NEa
Nederlandse Emissieautoriteit, de onafhankelijke instantie die toezicht houdt op verplichtingen van Nederlandse bedrijven om te voldoen aan Europese wetgeving omtrent emissiehandel en hernieuwbare energie. Tevens legt de NEa gegevens omtrent emissies, geleverde hoeveelheden biobrandstoffen etc. vast in het Register Energie voor Vervoer (REV).
Onafhankelijke audit
Een kwaliteitscontroleonderzoek van een marktdeelnemer. Dit zou moeten waarborgen dat de systemen die marktdeelnemers gebruiken accuraat, betrouwbaar en beschermd tegen fraude zijn. Onafhankelijke audits worden uitgevoerd door certificerende instanties.
Ontdoener
Een gebruiker van vetten in de kookindustrie, die zich ontdoet van Used Cooking Oils (UCO's) door deze te verhandelen aan een inzamelaar.
Omkatten
Een goed op illegale wijze voorzien van een nieuwe identiteit (vaak gebruikt voor het voorzien van auto's van nieuw kenteken, chassisnummer en kentekenpapieren). Hier ook gebruikt voor het op ongeoorloofde wijze voorzien van niet-duurzame biodiesel van de nieuwe identiteit 'duurzame biodiesel' middels een PoS.
PoS
Proof of Sustainability (vertaald: Bewijs van Duurzaamheid), een certificaat dat ter verklaring van de duurzaamheid van een partij geleverde grondstof/brandstof bijgeleverd wordt. In dit document worden gegevens vermeld omtrent de naam van onder andere de grondstof(fen), het land van herkomst van de grondstof(fen), de broeikasgasuitstoot in de hele productieketen van de biobrandstof en het duurzaamheidscertificeringssysteem waaronder de levering plaatsvindt.
RED
Renewable Energy Directive (vertaald: Hernieuwbare Energie Richtlijn) van 2009/28/EC van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 23 april 2009 omtrent het bevorderen van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
RED-Cert
Een duurzaamheidscertificeringssysteem, vergelijkbaar met het ISCC systeem, dat door de Europese Commissie erkend is.
REV
Register Energie voor Vervoer, een online systeem waar Hernieuwbare Brandstof Eenheden (HBE's) worden aangemaakt en verhandeld tussen marktdeelnemers. Ook maken bedrijven van het REV gebruik om te voldoen aan hun jaarverplichting Hernieuwbare Energie Vervoer of rapportageverplichting Brandstoffen Luchtverontreiniging.
[bedrijf 9]
[bedrijf 9]
Tolling
Het in opdracht uitbesteden van een productieproces (bijvoorbeeld biodiesel productie) aan een ander bedrijf. Ook wel 'loonverestering' genoemd in het geval van biodieselproductie.
UCO
Used Cooking Oils (vertaald: Gebruikte kookoliën/-vetten), een veelgebruikte grondstof voor de productie van tweede generatie biodiesel.
UCOME
Used Cooking Oil Methyl Esters, methylvetzuren die afkomstig zijn uit Used Cooking Oils (UCO's), oftewel geclassificeerd kunnen worden als tweede generatie biodiesel.
Verkavelen
Het op papier overdragen van eigendom.
WTN
Waste Transfer Note (vertaald: Afval overdracht document), een document dat dient als bewijs voor de overdracht van afval, met onder meer informatie over de soort, de hoeveelheid, de datum en plaats van overdracht en gegevens en handtekeningen van ontdoener en ontvanger.
Waar in dit vonnis een term uit de begrippenlijst wordt gebruikt, is deze de eerste keer cursief weergegeven.
4.2.
Juridisch kader
4.2.1.
Inleiding
Hoewel aan de verdachten niet ten laste is gelegd dat zij de milieuregels hebben overtreden is enige kennis van de regelgeving rond hernieuwbare energie noodzakelijk om de tenlastegelegde feiten te kunnen beoordelen.
4.2.2.
Richtlijn 2009/28/EG
Om wereldwijd de hoeveelheid broeikasgas emissie te verminderen, zijn op Europees niveau afspraken gemaakt over het bevorderen van gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (zoals zon, wind, waterkracht en biomassa). Deze afspraken zijn vastgelegd in de
Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG(hierna: de Richtlijn). [10] Hierin is onder meer vastgesteld [11] dat iedere lidstaat er op toeziet dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in alle vormen van vervoer in 2020 minstens 10 % bedraagt van het eindverbruik van energie in het vervoer in die lidstaat. Hieruit volgt de zogenoemde bijmengverplichting. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk dat de hoeveelheid biobrandstof met een duurzame oorsprong dubbel meetelt voor deze bijmengverplichting.
De Richtlijn moet door iedere lidstaat op nationaal niveau geïmplementeerd worden in nationale regelgeving. De implementatie verschilt per lidstaat, en moet voldoen aan de eisen gesteld in de Richtlijn. In artikel 17 van de Richtlijn worden de duurzaamheidscriteria omschreven en in artikel 18 van de Richtlijn is bepaald hoe de naleving van deze criteria (aan de hand van een verplicht
massabalanssysteem) moet worden gecontroleerd.
De Richtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via de Wet milieubeheer (Wm) en de daaronder vallende besluiten en regelingen. Artikel 9.2.2.6a is op 1 januari 2011 in de Wet milieubeheer opgenomen als grondslag voor het stellen van duurzaamheidseisen aan biobrandstoffen en de daaraan gerelateerde broeikasgasemissies. Tevens vormt dit artikel de grondslag voor het stellen van regels omtrent de overlegging van gegevens waaruit blijkt dat aan de duurzaamheidscriteria wordt voldaan.
Deze regels zijn op 1 januari 2011 opgenomen in het Besluit hernieuwbare energie vervoer (Bhev) en in de Regeling hernieuwbare energie vervoer (Rhev). Op grond van artikel 3 lid 3 van het Bhev mogen alleen biobrandstoffen waarvan de duurzaamheidseisen van artikel 17 van de Richtlijn zijn aangetoond meetellen voor de jaarverplichting.
Met ingang van 1 januari 2015 zijn het Bhev en de Rhev vervangen door het Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015 (Bhev 2015) en de Regeling hernieuwbare energie vervoer 2015 (Rhev 2015). [12]
Bedrijven die moeten voldoen aan de bijmengverplichting boeken de gebruikte biobrandstoffen in het Register Energie Vervoer (
REV) dat wordt bijgehouden door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa).
De inboekende bedrijven (de laatste schakel in de keten) moeten, op grond van artikel 3.1 van de Bhev 2015, aantonen dat de door hen ingeboekte hernieuwbare energie voldoet aan de in de Richtlijn vermelde (duurzaamheids)eisen.
Met ingang van 1 januari 2018 zijn het Bhev2015 en het Rhev2015 vervangen door het Besluit energie vervoer (Bev) en de Regeling energie vervoer (Rev). Op grond van het derde en vierde lid van artikel 7 van het Bev moet voor het inboeken van duurzame biobrandstof aan de duurzaamheidseisen van de Richtlijn zijn voldaan.
4.2.3.
Uitvoering en controle op duurzaamheid
De uitvoering van en controle op de bijmengverplichting is uitgewerkt in de voornoemde besluiten en regelingen. Om te bewijzen dat de gebruikte biobrandstof duurzaam is, moet bij de levering van een partij duurzame biobrandstof een bewijs van duurzaamheid afgegeven worden. [13] Bedrijven die moeten voldoen aan de bijmengverplichting boeken de gebruikte biobrandstoffen in het Register Energie Vervoer (REV). Voor het inboeken wordt per partij biodiesel aan de hand van de duurzaamheidskenmerken van de gebruikte grondstoffen het aantal Hernieuwbare Brandstofeenheden (
HBE) berekend. Bedrijven moeten per jaar een minimaal aantal HBE inboeken.
4.2.4.
Dubbeltelregeling
Als een partij biobrandstof voldoet aan bepaalde voorwaarden dan mag het aantal HBE van deze partij twee keer worden ingeboekt in het REV. De gebruikte grondstof bepaalt of duurzame biodiesel in aanmerking komt voor de dubbeltelregeling (in Nederland
Dutch Double Counting, DDC). Om biodiesel dubbeltellend te mogen inboeken is een dubbeltellingverklaring nodig. Deze wordt afgegeven door een dubbeltellingverificateur, die bepaalt of de biodiesel voldoet aan de gestelde eisen. Hij maakt hierbij gebruik van de gegevens op de PoS. De dubbeltellingverklaring wordt verstrekt aan de producent van de biodiesel. Er zijn drie instellingen geaccrediteerd om de dubbeltellingverificatie DDC uit te voeren, waaronder [bedrijf 10] (hierna: [bedrijf 10] ).
4.2.5.
Duurzaamheidssystemen
Een PoS mag door een producent van duurzame biodiesel worden afgegeven bij een partij biodiesel die hij geproduceerd heeft uit duurzame grondstoffen. Een biodieselproducent moet kunnen waarborgen dat zijn biodiesel daadwerkelijk uit duurzame grondstoffen is geproduceerd. Hiervoor conformeert hij zich aan een systeem van
auditsen controles, volgens een door hem gekozen 'duurzaamheids-systeem'. Dit is een samenwerkingsverband van instanties/bedrijven dat door de Europese Unie erkend is en toeziet op het productieproces en de administratie van de gecertificeerde biodiesel producenten. Deze duurzaamheidssystemen auditen het productieproces van een bedrijf en kunnen het vervolgens accrediteren met een certificaat.
Op grond van artikel 18 lid 4 van de Richtlijn kan de Europese Commissie besluiten dat vrijwillige nationale of internationale systemen, waarbij normen worden bepaald voor de productie van biomassaproducten, accurate gegevens bevatten met het oog op de toepassing van artikel 17 lid 2, of aantonen dat leveringen van biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5.
Bij Uitvoeringsbesluit van 19 juli 2011 (2011/438/EU) is het International Sustainability and Carbon Certification-systeem (ISCC-systeem) voor vijf jaar (geldig tot 09/08/2016) erkend als vrijwillige regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder de Richtlijn. Bij Uitvoeringsbesluit van 9 augustus 2016 (2016/1361/EU) is het ISCC-systeem wederom voor vijf jaar erkend.
[medeverdachte (bedrijf 1)] is in de relevante periode gecertificeerd door ISCC.
4.2.6.
PoS
Een PoS kent geen vormvereisten. Er wordt door ISCC slechts voorgeschreven wat er op een PoS moet worden verantwoord. Andere duurzaamheidssystemen kennen andere eisen. Niet alle PoSsen zien er dan ook hetzelfde uit. Het doel van elke PoS is wel hetzelfde, namelijk het aantonen van de duurzaamheid en herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen.
Om te controleren of bedrijven werken conform de ISCC regels worden reguliere audits uitgevoerd.
4.2.7.
CDS en WTN
Bij een PoS moet informatie gevoegd zijn die de herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen waarborgt. Uit deze informatie moet onder andere het land van herkomst van de grondstoffen en de energiewaarde van de grondstoffen blijken. Om daaraan te voldoen kan een CDS en een WTN als bijlage bij een PoS worden gevoegd. Op de CDS en WTN worden onder andere de gegevens met betrekking tot de herkomst van de gebruikte grondstoffen bij de productie van de duurzame biodiesel vastgelegd.
4.2.8.
Massabalanssysteem
Om de herkomst en duurzaamheid van biomassa te waarborgen (de basis voor de PoS), moet het bedrijf een massabalanssysteem gebruiken waarin alle leveringen inzichtelijk zijn. ISCC schrijft voor dat per geografische bedrijfslocatie een aparte massabalans moet worden bijgehouden voor het mengsel. [14] Het massabalanssysteem voorziet er in dat biodiesel van verschillende duurzaamheid fysiek kan worden gemengd. Productieproces en administratie moeten echter zodanig ingericht zijn dat er nooit meer duurzame biodiesel verkocht wordt dan er door productie uit duurzame grondstof en inkoop van duurzame biodiesel daadwerkelijk aanwezig was in het mengsel in een bepaalde periode. De totale hoeveelheid leveringen duurzame biodiesel mag nooit groter zijn dan de totale hoeveelheid uit duurzame grondstoffen geproduceerde en ingekochte duurzame biodiesel.
4.3.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] beide tenlastegelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe in het kort het volgende aangevoerd.
Bewezen kan worden dat vanaf het begin van de tenlastegelegde periode alle verdachten, waaronder [verdachte] , opzet op en wetenschap hadden van de omkatfraude. In de eerste plaats blijkt dit uit de verklaring van [medeverdachte 3] . Daarnaast heeft [verdachte] bekend in 2015 41 inkoopfacturen te hebben vervalst. Hij heeft verklaard dat [naam 1] hem dit had gevraagd.
Gelet op de kennis die [verdachte] aantoonbaar in 2015 had van het omkatten van niet duurzame biodiesel naar de duurzame RED variant, kan het niet anders dan dat hij ook wist dat dit daarna doorging. Uit correspondentie uit 2018 blijkt dat [verdachte] goed op de hoogte was van de transfers, waar
FAMEwerd terug geleverd als
UCOMEen hij stond daarover in nauw contact met [naam 2] . [verdachte] had een belangrijke rol bij de vervalsing van de inkoopfacturen, maar was er verder ook prima van op de hoogte hoe het systeem werkte en dat je van een kleine hoeveelheid non-RED geen grote hoeveelheid RED kon maken, door dit uitsluitend administratief te verkavelen. Hij wist dus dat de verkoopfacturen die pretendeerden dat er vanaf [bedrijf 1] en [bedrijf 2] via een intertank transfer UCOME verkocht was, vals waren. [medeverdachte 1] en [verdachte] maakten samen de goederenbewegingen over de jaren 2015 tot en met 2018 op, waarvoor zij de inkoop- en verkoopfacturen nodig hadden die ingeboekt waren. Ook nadat de inkoopfacturen van [bedrijf 3] niet meer werden vervalst, bleef [verdachte] zijn kwalijke rol vervullen bij zowel feit 1 als feit 2. De omkatfraude vond plaats in een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Dat samenwerkingsverband had het oogmerk op het plegen van misdrijven met het doel biodiesel om te katten, te weten valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. [verdachte] nam deel aan dit samenwerkingsverband en heeft zich aldus schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie.
4.4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vervalsen van de 41 inkoopfacturen en hij heeft vrijspraak bepleit van feit 1 voor het overige en van feit 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
[verdachte] heeft wat valsheid in geschrift betreft niet meer gedaan dan op de 41 inkoopfacturen het woordje ‘FAME’ vervangen door ‘UCOME’. Hij heeft eind 2015 of begin 2016 van [naam 1] gehoord dat het vervalsen van de inkoopfacturen niet meer hoefde te gebeuren, omdat men alles netjes ging verwerken. De inkoopfacturen van [bedrijf 3] en/of welk bedrijf dan ook behoefden dus niet meer gefalsificeerd dan wel aangepast te worden. De afdeling Quality & Sustainability maakte ook al voor 2016 de verkoopfacturen op en dat behoorde dus niet tot de werkzaamheden van [verdachte] . [verdachte] heeft in geen van de in de tenlastelegging genoemde jaren duurzaamheidscertificaten verwerkt en/of gefalsificeerd en hij dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde valsheid in geschrift ten aanzien van alle duurzaamheidscertificaten en/of verkoopfacturen. Ook kan niet worden bewezen dat [verdachte] de bedrijfsadministratie over de jaren 2015 tot en met 2019 gefalsificeerd heeft dan wel onjuist heeft verwerkt en/of in- en verkoopfacturen, behoudens de 41 in 2015, en/of duurzaamheidscertificaten heeft vervalst of verwerkt. Ten aanzien van die vervalsingen ontbreekt eveneens wetenschap. Omdat [verdachte] zich ook niet heeft beziggehouden met de operationele gang van zaken, zoals die in de gedachtestreepjes worden benoemd, kan opzet op al die frauduleuze handelingen niet bewezen worden verklaard. Opzet ontbreekt volledig, ook in voorwaardelijke vorm. Wat betreft de beschuldiging van valsheid in geschrift dient [verdachte] , behoudens de 41 inkoopfacturen, vrijgesproken te worden van het medeplegen daarvan.
Als er al sprake was van een crimineel samenwerkingsverband, dan maakte [verdachte] daar geen deel van uit. Hij had geen onvoorwaardelijk opzet op het oogmerk van de organisatie en deed louter zijn werk. Ook had [verdachte] niet het opzet op het deelnemen aan de organisatie. Het Openbaar Ministerie heeft niet onomstotelijk bewezen dat [verdachte] wist dat er misdrijven werden gepleegd. Evenmin heeft [verdachte] willens en wetens in georganiseerd verband fraude gepleegd, ook niet als medeplichtige, en hij heeft zeker geen geld weggesluisd. De verweten en erkende gedragingen in 2015 vallen niet alleen onder dezelfde periode als het onderzoek Kleisteen, maar zijn bovenal niet voldoende om te komen tot het vereiste dubbele opzet. Mocht de rechtbank onverhoopt tot een bewezenverklaring komen, dan zou geen geldelijk gewin voor [verdachte] zelf aangenomen moeten worden, althans niet het opzet/oogmerk daarop.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
4.5.1.
Beoordeling van de tenlastegelegde feiten
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] ten aanzien van de 41 inkoopfacturen in 2015 valsheid in geschrift heeft gepleegd en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Van het overige zal [verdachte] worden vrijgesproken. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de onderstaande feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen.
4.5.2.
Ten aanzien van feit 1: medeplegen valsheid in geschrift
De werkwijze van [medeverdachte (bedrijf 1)] kwam – zakelijk en verkort weergegeven – op het volgende neer. [medeverdachte (bedrijf 1)] heeft in de periode 2015 tot en met 2018 door tussenkomst van [naam 2] biodiesel ingekocht bij [bedrijf 3] en in 2018 en 2019 ook bij [bedrijf 4] . Op de inkoopfacturen stond als productnaam FAME (niet duurzame biodiesel). Er werden geen duurzaamheidsdocumenten verstrekt bij deze leveringen. [medeverdachte (bedrijf 1)] verkocht deze partijen niet duurzame biodiesel per omgaande weer terug aan [bedrijf 3] , dan wel [bedrijf 4] , echter op de verkoopfacturen stond de omschrijving Biodiesel EU of UCOME EU (duurzame biodiesel), met een verwijzing naar de door [medeverdachte (bedrijf 1)] verstrekte PoSsen met betrekking tot deze partijen biodiesel. Het betrof echter steeds dezelfde partij biodiesel die eerder van [bedrijf 3] , dan wel [bedrijf 4] als niet duurzame biodiesel werd ingekocht. Bij een aantal leveringen werd de partij biodiesel meerdere keren heen en weer gepompt tussen de tanks die door [bedrijf 3] en [medeverdachte (bedrijf 1)] werden gehuurd bij [bedrijf 1] , dan wel bij [bedrijf 2] te Vlaardingen. Ook werd er in een aantal gevallen niet overgepompt, maar veranderde de partij biodiesel alleen op papier van eigenaar. Zo werd op papier een grotere hoeveelheid biodiesel gecreëerd en verkocht dan er daadwerkelijk fysiek aanwezig was. Voor de locatie [bedrijf 1] te Dordrecht was, behoudens in 2015, geen certificering afgegeven en er werd voor deze locatie ook geen massabalans bijgehouden.
4.5.2.1.Partiële vrijspraak ten aanzien van de 192 PoSsen en verkoopfacturen, de WTN formulieren, de CDS formulieren, het valselijk op de PoS formulieren aankruisen van de massabalans en de bedrijfsadministratie
Voor alle in de tenlastelegging genoemde PoSsen en verkoopfacturen betreffende de verkoop van UCOME door [medeverdachte (bedrijf 1)] aan [bedrijf 3] , waarvan er 183 betrekking hebben op de locatie [bedrijf 1] te Dordrecht [15] en 9 op de locatie [bedrijf 2] in Vlaardingen [16] , geldt dat deze vals waren. Bij een aantal van de PoSsen, in het bijzonder in de jaren 2015 en 2016, zijn CDS formulieren en WTN formulieren gevoegd. Het gaat daarbij om door [bedrijf 3] aan [medeverdachte (bedrijf 1)] geleverde biodiesel die daarna is teruggeleverd aan [bedrijf 3] en waarvan de samenstelling ongewijzigd is gebleven. In de WTN formulieren staat vermeld dat de grondstof afkomstig was van [medeverdachte (bedrijf 2)] en in de CDS formulieren is vermeld hoe de grondstof was samengesteld. Nu de samenstelling van de leveringen bij terug levering door [medeverdachte (bedrijf 1)] aan [bedrijf 3] ongewijzigd is gebleven, kan de inhoud van die formulieren niet juist zijn en zijn die formulieren dus vals. Op een aantal PoS formulieren is aangekruist dat de levering gedocumenteerd is in een massabalanssysteem volgens de certificeringsregels van het ISCC, terwijl dat niet zo was. [17] Ook in zoverre zijn de PoS formulieren vals. De bedrijfsadministratie is eveneens vals nu daarin vervalste inkoopfacturen en valse verkoopfacturen zijn opgenomen.
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [verdachte] deze documenten valselijk heeft opgemaakt, dan wel het valselijk opmaken heeft medegepleegd, of daaraan medeplichtig is geweest. Behalve de belastende verklaring van [medeverdachte 3] , dat [verdachte] wel degelijk wetenschap had van de omkatfraude, blijkt dit nergens uit en alleen die verklaring is onvoldoende. Nu [verdachte] geen wetenschap had van die valsheden kon hij deze ook niet opzettelijk in de bedrijfsadministratie opnemen. [verdachte] had in zijn functie als hoofd boekhouding niet dezelfde verantwoordelijkheden en verplichtingen als de CEO [medeverdachte 2] en de CFO [medeverdachte 1] . Van hem kon niet worden verwacht dat hij nadere onderzoeken en controles had moeten uitvoeren, waarmee hij de gepleegde valsheden in geschrift had kunnen ontdekken. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van deze onderdelen van de valsheid in geschrift.
4.5.2.2.Ten aanzien van de 41 inkoopfacturen
Van de 41 inkoopfacturen van [bedrijf 3] uit 2015 kan worden vastgesteld dat de productomschrijving daarvan gewijzigd is van FAME naar UCOME ISCC EU en dat deze vervalste facturen zijn opgenomen in de administratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] . [18]
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 27 september 2021 bekend dat de 41 inkoopfacturen vervalst zijn en dat hij betrokken was bij de vervalsing daarvan in 2015. De reden om die facturen aan te passen, was om deze in de massabalans op te kunnen nemen. [19]
In de bestanden van [verdachte] is een bestand genaamd FAME.docx aangetroffen. [20] Dit bestand, zoals hieronder is weergegeven onder afbeelding 1, bevat woorden, onder andere UCOME en ISCC EU in verschillende lettertypes en -groottes. Het lijkt erop dat dit bestand werd gebruikt bij het vervalsen van de inkoopfacturen.
Afbeelding 1
Dat de inkoopfacturen zijn vervalst blijkt ook uit een vergelijking van de oorspronkelijke door [bedrijf 3] gemailde inkoopfacturen met de in de administratie opgenomen facturen. [21] Op de in 2015 per e-mail ontvangen inkoopfacturen van [bedrijf 3] , staat steeds het product FAME vermeld. Dezelfde inkoopfacturen van [bedrijf 3] zoals opgenomen in de administratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] in 2015 vermelden echter als product UCOME ISCC (EU). [22] De benaming FAME is dus aangepast naar UCOME ISCC (EU) en daarmee staat vast dat die inkoopfacturen zijn vervalst. Daarnaast staat op een aantal van de originele inkoopcontracten vermeld dat de inkoop
FAME non-REDbetrof en geen UCOME ISCC EU. [23]
4.5.2.3.Ten aanzien van de bedrijfsadministratie (tweede pagina van de aan het vonnis gehechte tenlastelegging, vijfde gedachtestreepje)
De bedrijfsadministratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] is vervalst, nu daarin de door [verdachte] vervalste inkoopfacturen zijn opgenomen.
4.5.2.4.Het oogmerk van gebruik als echt en onvervalst
Het is evident dat de vervalste inkoopfacturen bedoeld waren om tot bewijs van enig feit te dienen; dat blijkt uit het voorgaande en behoeft geen nader betoog.
4.5.2.5.Medeplegen
De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] het vervalsen van de 41 inkoopfacturen heeft medegepleegd met [medeverdachte (bedrijf 1)] en [medeverdachte 2] , nu kan worden aangenomen dat bij het verrichten van de verboden handelingen sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de vennootschap en de uitvoerder, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Het voorgaande betekent dat het onder 1 tenlastegelegde uitsluitend kan worden bewezen ten aanzien van de 41 inkoopfacturen.
De consequentie van het handelen van verdachten is dat bij [bedrijf 3] in de administratie ten onrechte een enorme hoeveelheid als duurzaam gecertificeerde biodiesel is opgenomen, terwijl daarvan maar heel weinig daadwerkelijk is geleverd.
4.5.3.
Ten aanzien van feit 2: deelname aan een criminele organisatie
4.5.3.1.Juridisch kader
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr verstaan een samenwerkingsverband van ten minste twee (rechts)personen met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie moet het plegen van misdrijven tot oogmerk hebben. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend was met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven. [24]
4.5.3.2.Overzicht
De rechtbank doet vandaag ook uitspraak in de zaken tegen de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte (bedrijf 1)] en [medeverdachte (bedrijf 2)] . Zij worden daarbij veroordeeld voor – kort gezegd – valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie met dien verstande dat [medeverdachte (bedrijf 2)] alleen voor deelname aan een criminele organisatie wordt veroordeeld.
In de zaken van [medeverdachte (bedrijf 1)] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is bewezenverklaard dat zij van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019, samen met anderen, 192 PoS formulieren, verkoopfacturen, WTN- en CDS formulieren en een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] valselijk hebben opgemaakt en dat zij daarvan gebruik hebben gemaakt. Bij [medeverdachte 2] als feitelijke leidinggever van [medeverdachte (bedrijf 1)] en bij [medeverdachte (bedrijf 1)] ziet de bewezenverklaring ook op 41 in de administratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] opgenomen vervalste inkoopfacturen. Daarnaast is in hun zaken – en in die van [medeverdachte (bedrijf 2)] – bewezenverklaard dat zij in dezelfde periode hebben deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
In de zaak van [medeverdachte 1] is bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2019 feitelijke leiding heeft gegeven aan [medeverdachte (bedrijf 1)] die samen met anderen 39 PoS formulieren en verkoopfacturen en een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en daarvan gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is in de zaak van [medeverdachte 1] bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
4.5.3.3.Duurzaamheid en structuur
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt een beeld naar voren van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van negen (rechts)personen dat zich gedurende langere periode, namelijk van 2014 tot en met april 2019 heeft beziggehouden met het verrichten van strafbare handelingen. Binnen dit samenwerkingsverband bestond een bepaalde rolverdeling, waarbij iedere deelnemer een eigen functie, eigen taken en verantwoordelijkheden had.
De rol van [medeverdachte 2] bestond eruit dat hij de feitelijke leidinggever van de vennootschappen was en de contracten sloot. Hij besliste dat er winstdelingen en bonussen werden uitbetaald om de medewerkers te belonen en te motiveren voor de toekomst.
[verdachte] heeft uitsluitend in 2015, dus niet de gehele tenlastegelegde periode, een rol gehad binnen het samenwerkingsverband door het vervalsen van 41 inkoopfacturen.
[medeverdachte 1] onderhield de contacten met [bedrijf 11] en heeft vanaf 2017 feitelijke leiding gegeven aan de valsheden binnen de organisatie. Ook voor [medeverdachte 1] geldt dat niet vast staat dat hij gedurende de gehele tenlastegelegde periode een deelnemer was.
[medeverdachte 3] maakte de valse documenten op en vervalste de massabalans. Hij heeft in de gehele tenlastegelegde periode intensief meegewerkt aan het plegen van valsheid in geschrift en oplichting.
[bedrijf 5] en [bedrijf 7] hebben deelgenomen aan het samenwerkingsverband door het witwassen van gelden. De opbrengsten van de omgekatte biodiesel liepen via [bedrijf 5] en [bedrijf 5] was een van de belangrijkste financiers van het aangekochte onroerend goed. De bedragen waarmee de onroerende goederen werden aangeschaft zijn voorafgaande aan de onroerend goed transacties op de rekening van [bedrijf 5] gezet om daarmee de betalingen mogelijk te maken. [25] [bedrijf 7] stuurde facturen voor
cobrokerage feesaan [bedrijf 4] nadat [bedrijf 4] brokerage facturen aan [medeverdachte (bedrijf 1)] had gestuurd voor de verkopen tussen [medeverdachte (bedrijf 1)] en [bedrijf 3] . [bedrijf 7] ontving hierdoor een deel van de door [medeverdachte (bedrijf 1)] aan [bedrijf 4] betaalde brokerage fee terug (kickback). Via deze kickbacks kwam een deel van de winst van [medeverdachte (bedrijf 1)] van de omgekatte biodiesel bij [bedrijf 7] en haar aandeelhouder [medeverdachte 2] terecht. [26]
[medeverdachte (bedrijf 1)] heeft de verboden activiteiten verricht als vennootschap. De bedrijfsvoering van [medeverdachte (bedrijf 1)] was erop gericht biodiesel om te katten, crimineel geld wit te wassen en certificerende/controlerende instanties op te lichten.
[medeverdachte (bedrijf 2)] heeft het omkatten van biodiesel door [medeverdachte (bedrijf 1)] gefaciliteerd door meerdere keren dezelfde UCO’s te verkopen aan [medeverdachte (bedrijf 1)] , waarbij zij valse WTN formulieren heeft ondertekend (zie afbeelding 3) en afgegeven aan [medeverdachte (bedrijf 1)] . De vennootschappen werden gebruikt om geld weg te sluizen en de herkomst daarvan te verhullen. [27]
Afbeelding 3
[bedrijf 4] heeft deelgenomen aan het samenwerkingsverband via de gepleegde valsheden en de kickbackconstructies met [bedrijf 7] . Doordat [bedrijf 4] brokeragefees aan [medeverdachte (bedrijf 1)] factureerde en een deel daarvan doorbetaalde aan [bedrijf 7] , evenals [medeverdachte (bedrijf 1)] een vennootschap van [medeverdachte 2] , kwam hierdoor een deel van de winst van [medeverdachte (bedrijf 1)] behaald met de verkoop van de omgekatte biodiesel aan [bedrijf 3] en [bedrijf 4] bij [bedrijf 4] en [bedrijf 7] terecht.
4.5.3.4.Oogmerk
De rechtbank vindt bewezen dat het oogmerk van de criminele organisatie gericht was op het plegen van valsheid in geschrift, op het oplichten van certificerende/controlerende organisaties en op witwassen.
Wat betreft het oogmerk op het plegen van valsheid in geschrift overweegt de rechtbank dat dit volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1.
Het oogmerk op oplichting van de certificerende/controlerende organisaties blijkt eruit dat door [medeverdachte (bedrijf 1)] , in de persoon van [medeverdachte 3] , een “dubbele boekhouding” werd bijgehouden. In de ordner met als opschrift “BIKA UIT” werden de facturen en documenten opgeborgen van de leveringen aan [bedrijf 3] vanaf de locatie [bedrijf 1] die niet waren opgenomen op de massabalans. Deze ordner werd niet aan [bedrijf 10] getoond tijdens de audits. Daarnaast hield [medeverdachte 3] ordners bij met als opschrift “BIKA Audit”. In deze mappen bevinden zich de facturen en documenten van leveringen die wel op de massabalans werden geplaatst. Deze ordners werden tijdens de audits getoond aan [bedrijf 10] . Op basis van de audits door [bedrijf 10] werd de ISCC certificering verlengd. [bedrijf 10] werd zo op basis van onvolledige informatie bewogen tot het afgeven van de certificering. [28]
Het oogmerk op oplichting blijkt ook uit de bekennende verklaring van [medeverdachte 3] , die heeft verklaard dat dit allemaal werd gedaan met als doel het omkatten van biodiesel buiten de boeken te houden, wat het primaire oogmerk was. [29]
Dat het samenwerkingsverband een oogmerk had op het plegen van witwassen blijkt uit het volgende.
[medeverdachte (bedrijf 1)] ontving in de periode 2015 tot 30 april 2019 bedragen van in totaal ruim € 110.000.000,- op haar bankrekening voor de 192 leveringen omgekatte biodiesel:
Jaar
Aantal leveringen/
Transacties
Bankrekening ( [medeverdachte (bedrijf 1)] [rekeningnummer]
Euro of USD
Ontvangen bedrag deels van of
uit misdrijf afkomstig
2015
50
EURO
€ 30.739.151
2016
42
EURO
€ 25.717.054
2016
USD
$ 3.330.590
2017
45
EURO
€ 4.646.755
2017
USD
$ 36.594.676
2018
49
EURO
€ 2.963.826
2018
USD
$ 14.907.578
2019
6
USD
$ 1.428.974
Totaal
192
EURO
€ 64.066.786
USD
$ 56.261.818
Tabel 5: Totaal aanwending deels van of uit misdrijf afkomstige gelden naar jaar bankrekeningen [medeverdachte (bedrijf 1)] (2015 -2019) [30]
Gemiddeld was in de tenlastegelegde periode per jaar 41,3% van de omzet van [medeverdachte (bedrijf 1)] afkomstig uit fraude. [31]
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] konden als CEO en CFO beslissen en beschikken over de liquide middelen van de criminele organisatie.
De omzet die werd behaald met het omkatten van de biodiesel is binnen [medeverdachte (bedrijf 1)] , [medeverdachte (bedrijf 2)] , [bedrijf 5] en [bedrijf 7] vermengd geraakt met het legale vermogen van deze bedrijven. Binnen deze vermengde vermogens is niet meer te herleiden welk deel specifiek uit misdrijf afkomstig is. Het merendeel van de omzet van de bedrijven binnen de [medeverdachte 2] was afkomstig van [medeverdachte (bedrijf 1)] . Op grond hiervan kan het gehele vermengde vermogen van [medeverdachte (bedrijf 1)] , [medeverdachte (bedrijf 2)] en [bedrijf 5] beschouwd worden als uit misdrijf afkomstig.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wisten dat het vermogen van [medeverdachte (bedrijf 1)] , [medeverdachte (bedrijf 2)] , [bedrijf 5] en [bedrijf 7] uit misdrijf afkomstig is. Het vermengde vermogen werd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] onder andere besteed aan de aankoop van onroerende goederen tot een bedrag van ongeveer € 10.000.000,-. Het geld dat hiervoor gebruikt is kan als deels van of uit misdrijf afkomstig worden aangemerkt. Het aankopen van onroerend goed is daarmee een omzettingshandeling in het kader van witwassen. [32]
Het oogmerk van de criminele organisatie was aldus ook gericht op witwassen.
4.5.3.5.Deelneming
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] in 2015 opzet had op zowel deelname aan de organisatie als op het oogmerk van deze organisatie. [verdachte] heeft in 2015 41 inkoopfacturen van [bedrijf 3] vervalst. Deze vervalste inkoopfacturen heeft [medeverdachte (bedrijf 1)] in de bedrijfsadministratie opgenomen en daarmee heeft [verdachte] een wezenlijke bijdrage geleverd aan het verhullen van het omkatten van biodiesel door [medeverdachte (bedrijf 1)] .
Voor de periode daarna geldt dat er onvoldoende bewijs is voor de wetenschap van [verdachte] dat de organisatie strafbare feiten pleegde, laat staan dat [verdachte] daaraan deelnam.
4.5.3.6.Conclusie
Het voorgaande betekent dat het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen, in die zin dat [medeverdachte 1] , [bedrijf 7] en [bedrijf 4] geen onderdeel uitmaakten van het samenwerkingsverband waar [verdachte] deel van uitmaakte, nu in de zaken van [medeverdachte 1] en [verdachte] verschillende onderdelen van het tenlastegelegde in verschillende periodes bewezen zijn verklaard en de betrokkenheid van [bedrijf 7] en [bedrijf 4] buiten de voor [verdachte] bewezenverklaarde periode valt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte]
1.
in 2015 te Kampen tezamen en in vereniging met een ander of anderen geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
41 in de administratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] opgenomen inkoopfacturen van [bedrijf 3] aan [medeverdachte (bedrijf 1)] over 2015 en
- een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte (bedrijf 1)] , een samenstel van geschriften,
heeft vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid heeft/hebben vermeld op die geschriften dat
sprake was van leveringen van gecertificeerd duurzaam geproduceerde biodiesel, althans van UCOME EU ISCC, terwijl het in werkelijkheid geen gecertificeerd duurzaam geproduceerde biodiesel, althans UCOME EU ISCC betrof en
die vervalste inkoopfacturen heeft opgenomen in de bedrijfsadministratie.
2.
in 2015 te Kampen heeft deelgenomen aan een organisatie met:
- [medeverdachte 2] en
- [naam 2] en
- [medeverdachte 3] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte (bedrijf 1)] en
- [medeverdachte (bedrijf 2)] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
  • plegen van valsheid in geschrifte en
  • plegen van oplichting en
  • witwassen van gelden die uit misdrijf zijn verkregen.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden.
De officier van justitie heeft bij de strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte financieel beter is geworden van de fraude en neemt het verdachte vooral kwalijk dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het vuile werk heeft laten opknappen door [medeverdachte 3] en dat zij hem afschilderen als een leugenaar. De bekentenis van verdachte is berekenend. In het nadeel van verdachte houdt de officier van justitie er verder rekening mee dat verdachte geen enkele spijt en zelfinzicht toont in de verwijtbaarheid van zijn handelen, dat hij geen enkele moeite lijkt te hebben met het tegenwerken en frustreren van de verduurzaming van het milieu en de samenleving, puur voor eigen gewin, en dat hij het vertrouwen in de biodieselmarkt heeft geschaad.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening te houden met de omstandigheid dat de feiten die verdachte bekent, gepleegd zijn in de periode Kleisteen, terwijl er in 2015 nog geen sprake was van een vermoeden van verdenking in Kleisteen 1 en 2 en dat maakt dat verdachte geen verwijt treft dat hij rücksichtslos door is gegaan met het plegen van strafbare feiten. Daarnaast is het zo dat het onderzoek Fosfor er niet was geweest als het ILT goed haar best had gedaan en dat was in het belang geweest van verdachte, omdat de onderhavige feiten dan meegenomen hadden kunnen worden in Kleisteen. Het ILT en het Openbaar Ministerie hebben als het ware willens en wetens strafbare feiten laten doorgaan. De gevolgen voor verdachte zijn desastreus. Wanneer Kleisteen en Fosfor samen één strafzaak waren geweest, zou de strafmaat veel gunstiger voor verdachte uitpakken. Deze omstandigheden dienen in positieve zin meegewogen te worden. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Ook dient in het voordeel van verdachte rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte een ondergeschikte rol had binnen het bedrijf en onder twee leidinggevenden werkte. Hij heeft geen opzet gehad op het verdienen van meer geld. Dat geld kwam ook niet bij hem binnen maar op de rekeningen van de bedrijven. Verdachte gedroeg zich slechts als een goede, loyale werknemer.
Mocht de rechtbank komen tot een strafoplegging, dan zou moeten worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, onder andere omdat het geen enkel doel dient om verdachte terug te sturen naar de gevangenis.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Gevangenisstraf en taakstraf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die valsheid in geschrift, oplichting en witwassen beoogde. Daarmee heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt en moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming. Door zijn handelen is de markt voor duurzame biodiesel ernstig verstoord.
De omvang van de fraude is aanzienlijk en daar houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee. Ook houdt de rechtbank rekening met het effect dat het handelen van verdachte heeft gehad op de handhaving van de milieuwetgeving. De controle op de nakoming van de milieuwetgeving is niet alleen ernstig verstoord, maar ook onmogelijk gemaakt door de listige wijze waarop de controlerende autoriteiten om de tuin zijn geleid doordat zij opzettelijk niet juist zijn geïnformeerd.
Het voorgaande rechtvaardigt een gevangenisstraf. De rechtbank houdt daarbij in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat slechts een zeer beperkt onderdeel van het tenlastegelegde is bewezenverklaard en dat verdachte geen initiator was maar een uitvoerder die onder druk lijkt te hebben gehandeld. Ook houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Sr in die zin dat bekeken moet worden wat voor straf [verdachte] had gekregen indien de bewezenverklaarde feiten bij de veroordeling inzake Kleisteen waren meegenomen.
Gelet hierop vindt de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te hoog en is een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Dit betekent dat verdachte niet terug de gevangenis in hoeft. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het resterende deel van het voorarrest. De rechtbank ziet geen aanleiding om ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 63, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag, voor zover deze niet op de gevangenisstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2021.
[==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]
  • [==]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal, dan wel een door de rechter-commissaris opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften.
2.DOC-006.
3.DOC-077, DOC-078, DOC-079, DOC-081 en DOC-642.
4.AMB-143 en DOC-641.
5.DOC-080.
6.AMB-088, V11-001 en V14-001.
7.PV Aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, p. 9 280.
8.AMB-001 en AMB-002.
9.AMB-032.
10.In de processtukken wordt de Richtlijn ook aangeduid met de afkorting van de Engelse benaming Renewable Energy Directive: RED.
11.Artikel 3 lid 4 van de Richtlijn.
12.De in deze procedure relevante bepalingen zijn in de betrokken periode materieel niet gewijzigd.
13.In navolging van de processtukken wordt het bewijs van duurzaamheid hierna met de Engelse afkorting van Proof of Sustainability: PoS aangeduid.
14.Zie ISCC 203 § 4.4 (https://www.iscc-system.org/wp-content/uploads/2017/02/ISCC_203_Traceability_and_Chain-of-Custody_3.0.pdf).
15.DOC-1147 en DOC-1148
16.DOC-1150 en DOC-1151
17.Bijvoorbeeld DOC-211.
18.AMB-027.
19.Proces-verbaal terechtzitting van 27 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
20.AMB-017, DOC-091 en DOC-092.
21.AMB-072, DOC-123 en DOC-278.
22.DOC-278, DOC-123, DOC-277 en DOC-146 t/m DOC-149.
23.AMB-073, DOC-312 en DOC-313.
24.Zie HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
25.DOC-1489.
26.AMB-039.
27.DOC-405.
28.AMB-170, AMB-209, AMB-146, AMB-136, DOC-632 en DOC-633.
29.V04-007.
30.AMB-304.
31.AMB-304, p. 18.
32.AMB-312, AMB-249 en AMB-317.