ECLI:NL:RBAMS:2021:7479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
13/845124-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met biodiesel en valsheid in geschrift in het onderzoek Fosfor

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1968, was betrokken bij een grootschalige fraude met biodiesel, waarbij hij samen met medeverdachten valse documenten opmaakte en gebruikte om niet-duurzame biodiesel als duurzaam gecertificeerd te verkopen. Het onderzoek, dat begon in 2015, leidde tot doorzoekingen en het in beslag nemen van grote hoeveelheden contant geld en documenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan de valsheid in geschrift en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met oplichting en witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, evenals een beroepsverbod van vijf jaar. De omvang van de fraude was aanzienlijk, met een benadelingsbedrag van ongeveer 110 miljoen euro, wat leidde tot een verstoring van de markt voor duurzame biodiesel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845124-18 (Promis)
Datum uitspraak: 6 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op
27 september 2021, 28 september 2021, 5 oktober 2021, 8 oktober 2021, 11 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 6 december 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. C.F. van Drumpt en M.I.M. Geertsema (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.J.P. van Barneveld, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen [verdachte] gelijktijdig behandeld met de zaken tegen de overige verdachten in het onderzoek Fosfor, te weten [medeverdachte 1] (13/845121-18), [medeverdachte 2] (13/845122-18), [medeverdachte 3] (13/845123-18), [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] (hierna: [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] ) (13/845125-18) en [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] (hierna: [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] ) (13/845236-18). De rechtbank doet in al deze zaken gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 27 september 2021 – kort gezegd van beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 november 2014 tot en met
30 april 2019 schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
feitelijke leiding geven aan een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van valsheid in geschrift door het valselijk opmaken, vervalsen en gebruiken van geschriften;
deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3. Inleiding [1]
[medeverdachte 4 (bedrijf 1)] verwerkte
UCO’stot duurzame
biodieselop de locatie [wijk] te Kampen. Deze UCO’s kocht [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] in van haar moederbedrijf [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] . [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] is voor de locatie in Kampen gecertificeerd door
ISCCvoor de productie, opslag en handel in duurzame biodiesel. Op basis daarvan mocht [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] een duurzaamheidsverklaring (hierna:
PoS)afgeven bij partijen biodiesel die zij zelf heeft geproduceerd uit duurzame grondstoffen. Naast deze productie van duurzame biodiesel, kocht [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] ook biodiesel in bij andere bedrijven. [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] verkocht haar eigen productie (inclusief
tolling) en de ingekochte biodiesel.
Naast de locatie Kampen huurde [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] tanks voor de opslag van biodiesel op de locatie [bedrijf 3] te Dordrecht. [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] was tot 11 december 2015 ISCC gecertificeerd als trader voor de locatie [bedrijf 3] . [2] Ook is in 2018 en 2019 gebruik gemaakt van een tank bij [bedrijf 4] te Vlaardingen.
Verdachten wordt verweten valsheid in geschrift te hebben gepleegd, althans daaraan feitelijke leiding te hebben gegeven, inhoudende – kort samengevat – dat de in de tenlastelegging opgenomen PoSsen, de daarbij gevoegde afvalbegeleidingsbrieven (hierna:
WTNformulieren) en/of samenstellingsverklaringen (hierna:
CDSformulieren) en de verkoopfacturen die [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] heeft afgegeven voor de verkochte partijen biodiesel bij [bedrijf 3] / [bedrijf 4] valselijk zijn opgemaakt. Daarnaast luidt de beschuldiging dat verdachten hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het
omkattenvan niet gecertificeerde biodiesel in als duurzaam geproduceerde gecertificeerde biodiesel. Dat gebeurde door dezelfde van [bedrijf 5] en [bedrijf 6] ingekochte ongecertificeerde biodiesel aan die partijen terug te verkopen als duurzaam geproduceerde gecertificeerde biodiesel voorzien van alle daartoe benodigde vals opgemaakte documenten. Daarbij werden de
certificerende en controlerende instantiesopgelicht en de winsten van het omkatten van biodiesel werden witgewassen.
3.1.
Betrokken (rechts)personen
[medeverdachte 5 (bedrijf 2)] is enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] . [bedrijf 7] (hierna:
[bedrijf 7]) is enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] . [bedrijf 8] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 9] (hierna: [bedrijf 9] ). [verdachte] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 7] en van [bedrijf 8] . [3]
De volgende medeverdachten waren formeel in dienst van [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] maar verrichtten (ook) werkzaamheden voor [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] : [4]
  • [medeverdachte 1] (chief financial officer (CFO); samen met de CEO verantwoordelijk voor het management van de [bedrijf 7 en 8] Groep , en met name voor jaarverslagen, belastingen, personeelszaken),
  • [medeverdachte 2] (hoofd boekhouding),
  • [naam 1] (tot zijn overlijden in 2016 hoofd Quality & Sustainability),
  • [medeverdachte 3] (tot 2016 samen met [naam 1] en na 2016 alleen verantwoordelijk voor de verkoopfacturering van de biodiesel en de certificering van UCO’s en biodiesel).
[bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ), gevestigd in Engeland [5] , is de grootste handelaar in brandstoffen en producent van biodiesel in het Verenigd Koninkrijk. [naam 3] werkte van 1 januari 2015 tot 1 juli 2018 als trader bij dit bedrijf. Hij was verantwoordelijk voor het afsluiten van de contracten met betrekking tot de aan- en verkoop van biodiesel door [bedrijf 5] . [6] In genoemde periode kocht [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] biodiesel in bij [bedrijf 5] .
[bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ), gevestigd in Hong Kong, is bemiddelaar bij de aan- en verkoop van biodiesel. In de periode 2018-2019 was [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] de belangrijkste klant van [bedrijf 6] voor de inkoop van biodiesel. Sinds december 2016 is [bedrijf 6] ISCC gecertificeerd voor de handel in biodiesel en gevestigd in Brussel. [naam 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 6] . [7]
3.2.
Aanleiding
In augustus 2015 startte de Inlichtingen- en Opsporingsdienst Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT-IOD) met een opsporingsonderzoek onder de naam ‘Kleisteen’ in verband met een aangifte van de
NEa. Het onderzoek richtte zich op de gang van zaken rond door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] gedreven handel in biotickets, waarbij, mogelijk, niet werd voldaan aan de regelgeving gesteld in het Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer. Dit betrof het onderzoek Kleisteen 1.
Op 3 november 2015 vonden doorzoekingen plaats in de woning van [verdachte] en in bedrijfspanden van [bedrijf 7] , waaronder de panden van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] . In de woning zijn op diverse plaatsen grote bedragen contant geld aangetroffen. Dit betrof het onderzoek Kleisteen 2. Tijdens de doorzoekingen zijn administratieve bescheiden, waaronder vele facturen en enkele leningsovereenkomsten, inbeslaggenomen. Ook zijn bankafschriften en bankpassen van bankrekeningen, op naam van [verdachte] en een aan hem gelieerde vennootschap op Bonaire, aangetroffen en inbeslaggenomen. Gedurende het onderzoek Kleisteen 2 is het vermoeden gerezen dat sprake is van ‘verdienmodellen’ om – met gebruikmaking van rechtspersonen, en (mogelijk) in samenwerking met personeel van de [bedrijf 7] Groep – geld te onttrekken aan bedrijven van de holding en dat geld vervolgens aan te wenden voor privédoeleinden.
In het onderzoek Kleisteen 1 waren [verdachte] en [medeverdachte 2] als verdachten aangemerkt en in het onderzoek Kleisteen 2 waren [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verdachten.
[verdachte] is in de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 augustus 2019 veroordeeld voor het feitelijke leiding geven aan een rechtspersoon die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, medeplegen van gewoontewitwassen en de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, meermalen gepleegd. Aan hem is een gevangenisstraf opgelegd van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
[medeverdachte 2] is in de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 augustus 2019 veroordeeld voor medeplichtigheid aan gewoontewitwassen en de voortgezette handeling van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, meermalen gepleegd. Aan hem is een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 160 uren opgelegd.
[medeverdachte 1] is vrijgesproken in het onderzoek Kleisteen 2.
De restinformatie uit de onderzoeken Kleisteen heeft ertoe geleid dat op maandag 9 januari 2018 een strafrechtelijk onderzoek is gestart onder de naam Fosfor. [8] Aanleiding voor dit onderzoek was dat tijdens de onderzoeken Kleisteen 1 en 2 in de periode 2015 tot en met 2017 het vermoeden was ontstaan dat er bij [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] sprake was van het omkatten van niet-duurzaam geproduceerde biodiesel naar duurzaam geproduceerde biodiesel. Tussen de Engelse en de Nederlandse autoriteiten werd een Joint Investigation Team (JIT) opgericht.
Op 30 april 2019 hebben in het onderzoek Fosfor doorzoekingen plaatsgevonden in de bedrijfspanden van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , [bedrijf 3] en [bedrijf 10] , in de woningen van [verdachte] en [medeverdachte 1] en in een opslagloods van [verdachte] . Tijdens deze doorzoekingen werd administratie in beslag genomen en werden digitale gegevens veiliggesteld. Ook werden er diverse roerende- en onroerende goederen in beslag genomen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Begrippenlijst
In het dossier is een verklarende woordenlijst opgenomen van termen en afkortingen die in het onderzoek Fosfor regelmatig worden gebruikt. [9] Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank deze woordenlijst hieronder volledig opgenomen.
Biodiesel, eerste generatie
Een olie-gebaseerde biobrandstof, veelal geproduceerd uit voedsel gerelateerde bronnen zoals mais, oliepalm, koolzaad en sojabonen.
Biodiesel, tweede generatie
Biodiesel, geproduceerd uit niet-voedsel gerelateerde bronnen zoals gebruikt frituurvet (UCO's), houtsnippers, dierlijk vet en oneetbare gedeelten van voedselgewassen.
Broker
Bemiddelaar/tussenpersoon in de handel tussen twee partijen, ook gebruikelijk in de biodiesel handel.
Brokerage-fee
Het geldbedrag dat de broker krijgt voor zijn bewezen diensten, doorgaans berekend per eenheid verhandelde biodiesel tussen twee partijen.
[bedrijf 7]
[bedrijf 7]
CDS
Composition Data Sheet (vertaald: lijst van ingrediënten), het document waarin de samenstelling van de geleverde partij biodiesel nader gespecificeerd wordt.
Certificerende instantie / certification body
Een onafhankelijke inspectie (audit) instelling die certificeringsdiensten verleent voor biobrandstoffen.
Een certificerende instantie legt vast of de economische operator/marktdeelnemer conform de duurzaamheidseisen van een duurzaamheidscertificeringssysteem opereert. Certificerende instanties geven certificaten uit namens het onafhankelijke certificeringssysteem (voluntary scheme).
Dutch Double Counting / dubbeltellend
De bijdrage van tweede generatie biodiesel aan het uiteindelijke doelgebruik van energie uit hernieuwbare bron (10% in 2020) in de transportsector wordt tweemaal meegeteld (oftewel van tweede generatie biodiesel zou slechts 5% bij reguliere diesel gemengd hoeven te worden in 2020).
Bedrijven die een dubbeltellende biobrandstof leveren in Nederland verkrijgen tweemaal zoveel Hernieuwbare Brandstof Eenheden (HBE's) wanneer zij deze brandstof registreren in het Registratie Energie voor Vervoer (REV) systeem als wanneer zij een enkeltellende, uit niet-hernieuwbare bron geproduceerde, biobrandstof registreren. Er zijn meerdere landen die een dergelijke systematiek gebruiken.
Duurzaamheidscertificeringssysteem / voluntary scheme
Een duurzaamheidscertificeringssysteem is een systeem op basis van vrijwillige deelname (bedrijven kunnen kiezen aan welk van de bestaande certificeringssystemen zij zich conformeren) waarmee de nakoming van duurzaamheids- criteria voor biobrandstoffen aangetoond wordt.
FAME
Fatty Acid Methyl Esters oftewel methylvetzuren, de chemische benaming voor (het grootste deel van) de moleculen waaruit biodieselmengsels bestaan. Een FAME mengsel kan bijvoorbeeld bestaan uit RME (Rapeseed Methyl Esters; Raapzaadoliebasis), SME (Soybean Methyl Esters; sojaboonoliebasis) en/of PME (Palmoil Methyl Esters; palmoliebasis) .
FAME non-RED
Methylvetzuren (FAME, biodiesel) die niet volgens de Renewable Energy Directive (RED) geproduceerd zijn, oftewel die niet voldoen aan de duurzaamheidseisen voor tweede generatie biodiesel en dus geclassificeerd moeten worden als eerste generatie biodiesel.
HBE
Hernieuwbare Brandstof Eenheden, eenheden waarmee bedrijven aan hun jaarverplichting van bijmengen van 10% biodiesel aan reguliere diesel moeten voldoen. Een HBE staat voor 1 gigajoule aan hernieuwbare energie die is geleverd aan de Nederlandse vervoersmarkt. HBE's worden aangemaakt bij het inboeken van hernieuwbare energie in het REV.
HMB
Handelsmaatschappij [verdachte]
Inzamelaar
Een bedrijf dat UCO's inzamelt/inkoopt bij ontdoeners om deze te gebruiken in het biodiesel productieproces of om te verhandelen aan derden.
ISCC
International Sustainability and Carbon Certification, een duurzaamheidscertificeringssysteem gezeteld in Duitsland dat door de Europese Commissie erkend is.
Marktdeelnemer / economische operator
Een bedrijf dat biomassa/biobrandstoffen produceert/verhandelt. Economische operators moeten aantonen dat zij voldoen aan duurzaamheidscriteria, wat gedaan kan worden via een nationaal systeem of een duurzaamheidscertificeringssysteem op basis van vrijwilligheid.
Massabalans-methode
Bedrijven kunnen brandstoffen met verschillende eigenschappen mengen onder voorwaarde dat de totale hoeveelheid uitgegeven duurzame biodiesel op certificaten blijft kloppen met de ingekomen hoeveelheid duurzame biodiesel (gekocht of geproduceerd).
Nabisy
Nachhaltige Biomasse System (vertaald: Hernieuwbare Biomassa Systeem), het Duitse equivalent van het REV.
NEa
Nederlandse Emissieautoriteit, de onafhankelijke instantie die toezicht houdt op verplichtingen van Nederlandse bedrijven om te voldoen aan Europese wetgeving omtrent emissiehandel en hernieuwbare energie. Tevens legt de NEa gegevens omtrent emissies, geleverde hoeveelheden biobrandstoffen etc. vast in het Register Energie voor Vervoer (REV).
Onafhankelijke audit
Een kwaliteitscontroleonderzoek van een marktdeelnemer. Dit zou moeten waarborgen dat de systemen die marktdeelnemers gebruiken accuraat, betrouwbaar en beschermd tegen fraude zijn. Onafhankelijke audits worden uitgevoerd door certificerende instanties.
Ontdoener
Een gebruiker van vetten in de kookindustrie, die zich ontdoet van Used Cooking Oils (UCO's) door deze te verhandelen aan een inzamelaar.
Omkatten
Een goed op illegale wijze voorzien van een nieuwe identiteit (vaak gebruikt voor het voorzien van auto's van nieuw kenteken, chassisnummer en kentekenpapieren). Hier ook gebruikt voor het op ongeoorloofde wijze voorzien van niet-duurzame biodiesel van de nieuwe identiteit 'duurzame biodiesel' middels een PoS.
PoS
Proof of Sustainability (vertaald: Bewijs van Duurzaamheid), een certificaat dat ter verklaring van de duurzaamheid van een partij geleverde grondstof/brandstof bijgeleverd wordt. In dit document worden gegevens vermeld omtrent de naam van onder andere de grondstof(fen), het land van herkomst van de grondstof(fen), de broeikasgasuitstoot in de hele productieketen van de biobrandstof en het duurzaamheidscertificeringssysteem waaronder de levering plaatsvindt.
RED
Renewable Energy Directive (vertaald: Hernieuwbare Energie Richtlijn) van 2009/28/EC van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 23 april 2009 omtrent het bevorderen van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
RED-Cert
Een duurzaamheidscertificeringssysteem, vergelijkbaar met het ISCC systeem, dat door de Europese Commissie erkend is.
REV
Register Energie voor Vervoer, een online systeem waar Hernieuwbare Brandstof Eenheden (HBE's) worden aangemaakt en verhandeld tussen marktdeelnemers. Ook maken bedrijven van het REV gebruik om te voldoen aan hun jaarverplichting Hernieuwbare Energie Vervoer of rapportageverplichting Brandstoffen Luchtverontreiniging.
[bedrijf 11]
[bedrijf 11]
Tolling
Het in opdracht uitbesteden van een productieproces (bijvoorbeeld biodiesel productie) aan een ander bedrijf. Ook wel 'loonverestering' genoemd in het geval van biodieselproductie.
UCO
Used Cooking Oils (vertaald: Gebruikte kookoliën/-vetten), een veelgebruikte grondstof voor de productie van tweede generatie biodiesel.
UCOME
Used Cooking Oil Methyl Esters, methylvetzuren die afkomstig zijn uit Used Cooking Oils (UCO's), oftewel geclassificeerd kunnen worden als tweede generatie biodiesel.
Verkavelen
Het op papier overdragen van eigendom.
WTN
Waste Transfer Note (vertaald: Afval overdracht document), een document dat dient als bewijs voor de overdracht van afval, met onder meer informatie over de soort, de hoeveelheid, de datum en plaats van overdracht en gegevens en handtekeningen van ontdoener en ontvanger.
Waar in dit vonnis een term uit de begrippenlijst wordt gebruikt, is deze de eerste keer cursief weergegeven.
4.2.
Juridisch kader
4.2.1.
Inleiding
Hoewel aan de verdachten niet ten laste is gelegd dat zij de milieuregels hebben overtreden is enige kennis van de regelgeving rond hernieuwbare energie noodzakelijk om de tenlastegelegde feiten te kunnen beoordelen.
4.2.2.
Richtlijn 2009/28/EG
Om wereldwijd de hoeveelheid broeikasgas emissie te verminderen, zijn op Europees niveau afspraken gemaakt over het bevorderen van gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (zoals zon, wind, waterkracht en biomassa). Deze afspraken zijn vastgelegd in de
Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG(hierna: de Richtlijn). [10] Hierin is onder meer vastgesteld [11] dat iedere lidstaat er op toeziet dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in alle vormen van vervoer in 2020 minstens 10 % bedraagt van het eindverbruik van energie in het vervoer in die lidstaat. Hieruit volgt de zogenoemde bijmengverplichting. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk dat de hoeveelheid biobrandstof met een duurzame oorsprong dubbel meetelt voor deze bijmengverplichting.
De Richtlijn moet door iedere lidstaat op nationaal niveau geïmplementeerd worden in nationale regelgeving. De implementatie verschilt per lidstaat, en moet voldoen aan de eisen gesteld in de Richtlijn. In artikel 17 van de Richtlijn worden de duurzaamheidscriteria omschreven en in artikel 18 van de Richtlijn is bepaald hoe de naleving van deze criteria (aan de hand van een verplicht
massabalanssysteem) moet worden gecontroleerd.
De Richtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via de Wet milieubeheer (Wm) en de daaronder vallende besluiten en regelingen. Artikel 9.2.2.6a is op 1 januari 2011 in de Wet milieubeheer opgenomen als grondslag voor het stellen van duurzaamheidseisen aan biobrandstoffen en de daaraan gerelateerde broeikasgasemissies. Tevens vormt dit artikel de grondslag voor het stellen van regels omtrent de overlegging van gegevens waaruit blijkt dat aan de duurzaamheidscriteria wordt voldaan.
Deze regels zijn op 1 januari 2011 opgenomen in het Besluit hernieuwbare energie vervoer (Bhev) en in de Regeling hernieuwbare energie vervoer (Rhev). Op grond van artikel 3 lid 3 van het Bhev mogen alleen biobrandstoffen waarvan de duurzaamheidseisen van artikel 17 van de Richtlijn zijn aangetoond meetellen voor de jaarverplichting.
Met ingang van 1 januari 2015 zijn het Bhev en de Rhev vervangen door het Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015 (Bhev 2015) en de Regeling hernieuwbare energie vervoer 2015 (Rhev 2015). [12]
Bedrijven die moeten voldoen aan de bijmengverplichting boeken de gebruikte biobrandstoffen in het Register Energie Vervoer (
REV) dat wordt bijgehouden door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa).
De inboekende bedrijven (de laatste schakel in de keten) moeten, op grond van artikel 3.1 van de Bhev 2015, aantonen dat de door hen ingeboekte hernieuwbare energie voldoet aan de in de Richtlijn vermelde (duurzaamheids)eisen.
Met ingang van 1 januari 2018 zijn het Bhev2015 en het Rhev2015 vervangen door het Besluit energie vervoer (Bev) en de Regeling energie vervoer (Rev). Op grond van het derde en vierde lid van artikel 7 van het Bev moet voor het inboeken van duurzame biobrandstof aan de duurzaamheidseisen van de Richtlijn zijn voldaan.
4.2.3.
Uitvoering en controle op duurzaamheid
De uitvoering van en controle op de bijmengverplichting is uitgewerkt in de voornoemde besluiten en regelingen. Om te bewijzen dat de gebruikte biobrandstof duurzaam is, moet bij de levering van een partij duurzame biobrandstof een bewijs van duurzaamheid afgegeven worden. [13] Bedrijven die moeten voldoen aan de bijmengverplichting boeken de gebruikte biobrandstoffen in het Register Energie Vervoer (REV). Voor het inboeken wordt per partij biodiesel aan de hand van de duurzaamheidskenmerken van de gebruikte grondstoffen het aantal Hernieuwbare Brandstofeenheden (
HBE) berekend. Bedrijven moeten per jaar een minimaal aantal HBE inboeken.
4.2.4.
Dubbeltelregeling
Als een partij biobrandstof voldoet aan bepaalde voorwaarden dan mag het aantal HBE van deze partij twee keer worden ingeboekt in het REV. De gebruikte grondstof bepaalt of duurzame biodiesel in aanmerking komt voor de dubbeltelregeling (in Nederland
Dutch Double Counting, DDC). Om biodiesel dubbeltellend te mogen inboeken is een dubbeltellingverklaring nodig. Deze wordt afgegeven door een dubbeltellingverificateur, die bepaalt of de biodiesel voldoet aan de gestelde eisen. Hij maakt hierbij gebruik van de gegevens op de PoS. De dubbeltellingverklaring wordt verstrekt aan de producent van de biodiesel. Er zijn drie instellingen geaccrediteerd om de dubbeltellingverificatie DDC uit te voeren, waaronder [bedrijf 12] (hierna: [bedrijf 12] ).
4.2.5.
Duurzaamheidssystemen
Een PoS mag door een producent van duurzame biodiesel worden afgegeven bij een partij biodiesel die hij geproduceerd heeft uit duurzame grondstoffen. Een biodieselproducent moet kunnen waarborgen dat zijn biodiesel daadwerkelijk uit duurzame grondstoffen is geproduceerd. Hiervoor conformeert hij zich aan een systeem van
auditsen controles, volgens een door hem gekozen 'duurzaamheids-systeem'. Dit is een samenwerkingsverband van instanties/bedrijven dat door de Europese Unie erkend is en toeziet op het productieproces en de administratie van de gecertificeerde biodiesel producenten. Deze duurzaamheidssystemen auditen het productieproces van een bedrijf en kunnen het vervolgens accrediteren met een certificaat.
Op grond van artikel 18 lid 4 van de Richtlijn kan de Europese Commissie besluiten dat vrijwillige nationale of internationale systemen, waarbij normen worden bepaald voor de productie van biomassaproducten, accurate gegevens bevatten met het oog op de toepassing van artikel 17 lid 2, of aantonen dat leveringen van biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5.
Bij Uitvoeringsbesluit van 19 juli 2011 (2011/438/EU) is het International Sustainability and Carbon Certification-systeem (ISCC-systeem) voor vijf jaar (geldig tot 09/08/2016) erkend als vrijwillige regeling voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria onder de Richtlijn. Bij Uitvoeringsbesluit van 9 augustus 2016 (2016/1361/EU) is het ISCC-systeem wederom voor vijf jaar erkend.
[medeverdachte 4 (bedrijf 1)] is in de relevante periode gecertificeerd door ISCC.
4.2.6.
PoS
Een PoS kent geen vormvereisten. Er wordt door ISCC slechts voorgeschreven wat er op een PoS moet worden verantwoord. Andere duurzaamheidssystemen kennen andere eisen. Niet alle PoSsen zien er dan ook hetzelfde uit. Het doel van elke PoS is wel hetzelfde, namelijk het aantonen van de duurzaamheid en herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen.
Om te controleren of bedrijven werken conform de ISCC regels worden reguliere audits uitgevoerd.
4.2.7.
CDS en WTN
Bij een PoS moet informatie gevoegd zijn die de herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen waarborgt. Uit deze informatie moet onder andere het land van herkomst van de grondstoffen en de energiewaarde van de grondstoffen blijken. Om daaraan te voldoen kan een CDS en een WTN als bijlage bij een PoS worden gevoegd. Op de CDS en WTN worden onder andere de gegevens met betrekking tot de herkomst van de gebruikte grondstoffen bij de productie van de duurzame biodiesel vastgelegd.
4.2.8.
Massabalanssysteem
Om de herkomst en duurzaamheid van biomassa te waarborgen (de basis voor de PoS), moet het bedrijf een massabalanssysteem gebruiken waarin alle leveringen inzichtelijk zijn. ISCC schrijft voor dat per geografische bedrijfslocatie een aparte massabalans moet worden bijgehouden voor het mengsel. [14] Het massabalanssysteem voorziet er in dat biodiesel van verschillende duurzaamheid fysiek kan worden gemengd. Productieproces en administratie moeten echter zodanig ingericht zijn dat er nooit meer duurzame biodiesel verkocht wordt dan er door productie uit duurzame grondstof en inkoop van duurzame biodiesel daadwerkelijk aanwezig was in het mengsel in een bepaalde periode. De totale hoeveelheid leveringen duurzame biodiesel mag nooit groter zijn dan de totale hoeveelheid uit duurzame grondstoffen geproduceerde en ingekochte duurzame biodiesel.
4.3.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde kan worden bewezen en dat is voldaan aan de criteria van feitelijke leiding geven.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie omdat het oogmerk van de organisatie op het plegen van misdrijven ontbreekt.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
4.5.1.
Beoordeling van de tenlastegelegde feiten
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het medeplegen van valsheid in geschrift door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de onderstaande feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen.
4.5.2.
Ten aanzien van feit 1: feitelijke leiding geven aan medeplegen valsheid in geschrift
Het verwijt dat verdachte onder 1 wordt gemaakt is dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruikmaken daarvan door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] .
De werkwijze van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] kwam – zakelijk en verkort weergegeven – op het volgende neer. [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] heeft in de periode 2015 tot en met 2018 door tussenkomst van [naam 3] biodiesel ingekocht bij [bedrijf 5] en in 2018 en 2019 ook bij [bedrijf 6] . Op de inkoopfacturen stond als productnaam
FAME(niet duurzame biodiesel). Er werden geen duurzaamheidsdocumenten verstrekt bij deze leveringen. [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] verkocht deze partijen niet duurzame biodiesel per omgaande weer terug aan [bedrijf 5] , dan wel [bedrijf 6] , echter op de verkoopfacturen stond de omschrijving Biodiesel EU of
UCOMEEU (duurzame biodiesel), met een verwijzing naar de door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] verstrekte PoSsen met betrekking tot deze partijen biodiesel. Het betrof echter steeds dezelfde partij biodiesel die eerder van [bedrijf 5] , dan wel [bedrijf 6] als niet duurzame biodiesel werd ingekocht. Bij een aantal leveringen werd de partij biodiesel meerdere keren heen en weer gepompt tussen de tanks die door [bedrijf 5] en [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] werden gehuurd bij [bedrijf 3] , dan wel bij [bedrijf 4] te Vlaardingen. Ook werd er in een aantal gevallen niet overgepompt, maar veranderde de partij biodiesel alleen op papier van eigenaar. Zo werd op papier een grotere hoeveelheid biodiesel gecreëerd en verkocht dan er daadwerkelijk fysiek aanwezig was. Voor de locatie [bedrijf 3] te Dordrecht was, behoudens in 2015, geen certificering afgegeven en er werd voor deze locatie ook geen massabalans bijgehouden.
4.5.2.1.Ten aanzien van de 192 PoSsen, de WTN-formulieren en CDS-formulieren, en de verkoopfacturen
Voor alle 192 in de tenlastelegging genoemde PoSsen en verkoopfacturen betreffende de verkoop van UCOME door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 5] , waarvan er 183 betrekking hebben op de locatie [bedrijf 3] in Dordrecht [15] en 9 op de locatie [bedrijf 4] in Vlaardingen [16] , geldt dat deze vals zijn.
Valselijk vermelden de verkoopfacturen dat er sprake is van een levering van UCOME EU en verwijzen onder vermelding van de GHG savings (Greenhouse gas emissions savings) onderaan de factuur naar de bijgeleverde PoSsen onder hetzelfde factuurnummer. Die PoSsen vermelden valselijk dat de geleverde biodiesel is gemaakt uit UCO’s in de fabriek van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] in Kampen. Dit blijkt uit het volgende.
Uit het PV restinformatie Kleisteen [17] blijkt dat de ILT in 2017 in de e-mailbox van [verdachte] e-mailberichten van [naam 3] aan [verdachte] aantrof gedateerd 23 september 2015. Daarin wordt afgesproken dat voor het jaar 2016 door [bedrijf 5] in totaal 72000 metrische ton (mt)
FAME non-REDwordt geleverd aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en dat [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] op haar beurt precies dezelfde hoeveelheid verkoopt aan [bedrijf 5] , maar dan als 100 procent UCOME. [18] Leveringen vinden plaats in januari 2016 door
verkavelingvan de inhoud van tank 613, waarbij een uur na de zogenaamde levering van biodiesel in die tank, diezelfde inhoud weer terug werd geleverd door een tweede verkavelingsopdracht aan [bedrijf 3] . [19] Bij deze (terug)levering door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] werd een PoS verstrekt, samen met een WTN en een ondertekend overzicht van de samenstelling van de partij waarin is vermeld dat deze uit deelpartijen UCO was opgemaakt. [20] Met deze duurzaamheidsverklaringen werd gesteld dat de verkavelde biodiesel geproduceerd was in Kampen, uit de afvalvetten van [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] en dat die vetten weer afkomstig waren van landen die staan aangegeven op de samenstellingsverklaring. Daarmee werd beweerd dat geheel voldaan werd aan het vereiste dat de herkomst herleidbaar duurzaam is, maar dan ten aanzien van biodiesel die nooit in Kampen is geweest.
Dezelfde leveringen vinden plaats in oktober 2016. Hierbij is ook gebruik gemaakt van tank 613. Uit de bijbehorende correspondentie blijkt dat de levering in werkelijkheid uitsluitend op papier plaatsvond. “Book transfer only, Not fysical” luidt de opdracht aan [bedrijf 3] , vanuit de bij [bedrijf 5] werkzame [naam 4] . [21]
Voor de jaren 2015 en 2017 tot en met 2019 is – naar niet in geschil is – sprake van soortgelijke leveringen, zo blijkt uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de over die jaren opgestelde zaaksdossiers. [22]
Bij een aantal van de PoSsen, in het bijzonder in de jaren 2015 en 2016, zijn CDS formulieren en WTN formulieren bijgevoegd. Het gaat daarbij om door [bedrijf 5] aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] geleverde biodiesel die daarna is teruggeleverd aan [bedrijf 5] en waarvan de samenstelling ongewijzigd is gebleven. In de WTN formulieren staat vermeld dat de grondstof afkomstig was van [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] en in de CDS formulieren is vermeld hoe de grondstof was samengesteld. Nu de samenstelling van de leveringen bij terug levering door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 5] ongewijzigd is gebleven, kan de inhoud van die formulieren niet juist zijn en dus zijn die formulieren vals.
4.5.2.2.Ten aanzien van de 41 inkoopfacturen
Van de 41 inkoopfacturen van [bedrijf 5] uit 2015 kan worden vastgesteld dat de productomschrijving daarvan gewijzigd is van FAME naar UCOME ISCC EU en dat deze vervalste facturen zijn opgenomen in de administratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] . [23]
[medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting van 27 september 2021 bekend dat de 41 inkoopfacturen vervalst zijn en dat hij betrokken was bij de vervalsing daarvan in 2015. De reden om die facturen aan te passen, was om deze in de massabalans op te kunnen nemen. [24]
In de bestanden van [medeverdachte 2] is een bestand genaamd FAME.docx aangetroffen. [25] Dit bestand, zoals hieronder is weergegeven onder afbeelding 1, bevat woorden, onder andere UCOME en ISCC EU in verschillende lettertypes en -groottes. Het lijkt erop dat dit bestand werd gebruikt bij het vervalsen van de inkoopfacturen.
Afbeelding 1
Dat de inkoopfacturen zijn vervalst blijkt ook uit een vergelijking van de oorspronkelijke door [bedrijf 5] gemailde inkoopfacturen met de in de administratie opgenomen facturen. [26] Op de in 2015 per e-mail ontvangen inkoopfacturen van [bedrijf 5] staat steeds het product FAME vermeld. Dezelfde inkoopfacturen van [bedrijf 5] zoals opgenomen in de administratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] in 2015 vermelden echter als product UCOME ISCC (EU). [27] De benaming FAME is dus aangepast naar UCOME ISCC (EU) en daarmee staat vast dat die inkoopfacturen zijn vervalst. Daarnaast staat op een aantal van de originele inkoopcontracten vermeld dat de inkoop FAME non-RED betrof en geen UCOME ISCC EU. [28]
4.5.2.3.Ten aanzien van het valselijk op de PoS formulieren aankruisen van de massabalans
Op een aantal PoS formulieren is aangekruist dat de levering gedocumenteerd is in een massabalanssysteem volgens de certificeringsregels van het ISCC, terwijl dat niet zo was. Zie bijvoorbeeld de afbeelding hieronder uit DOC-211. Niet in geschil is dat de PoS formulieren ook in zoverre vals zijn.
Afbeelding 2
[medeverdachte 3] hield zich bezig met het opstellen en versturen van de PoSsen, WTN-formulieren en CDS-formulieren, het opstellen van de verkoopfacturen en het maken en verstrekken van de massabalans. Vanaf 2013 verrichtte hij deze werkzaamheden samen met [naam 1] . Na diens overlijden in 2016 verrichtte hij deze werkzaamheden alleen. [medeverdachte 3] heeft meermalen een bekennende verklaring afgelegd inhoudende, kort gezegd, dat de door hem opgestelde duurzaamheidsdocumenten en de massabalans vals waren. [medeverdachte 3] heeft op 17 december 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij aanvankelijk van [naam 1] geen specifieke instructies kreeg over wat er wel en niet in de massabalans moest worden opgenomen, maar toen later bleek dat er ongecertificeerde biodiesel werd ingekocht en die als duurzaam gecertificeerde biodiesel werd verkocht, kreeg hij te horen dat dingen buiten beschouwing moesten worden gelaten. [29]
4.5.2.4.Ten aanzien van de bedrijfsadministratie (tweede pagina van de aan het vonnis gehechte tenlastelegging, vijfde gedachtestreepje)
De bedrijfsadministratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] is eveneens vals, nu daarin vervalste inkoopfacturen en valse verkoopfacturen zijn opgenomen.
4.5.2.5.Het oogmerk van gebruik als echt en onvervalst
Het is evident dat de valse documenten en de bedrijfsadministratie bedoeld waren om tot bewijs van enig feit te dienen; dat blijkt uit het voorgaande en behoeft geen nader betoog.
4.5.2.6.Ten aanzien van feit 1 voor het overige
De rechtbank spreekt verdachte vrij van een onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde, te weten het onderdeel dat PoS formulieren, WTN formulieren en CDS formulieren zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie, nu dit juist niet het geval was aangezien de valse PoS formulieren, de WTN formulieren en de CDS formulieren waren opgeborgen in de map ‘BIKA Uit’ welke map nu juist niet werd getoond bij de audits.
[medeverdachte 4 (bedrijf 1)] heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruikmaken, afleveren en voorhanden hebben van de valse verkoopfacturen, PoS formulieren, WTN formulieren en CDS formulieren. Van opzettelijk gebruikmaken van valse geschriften is sprake als die aan een derde zijn overgelegd of verstrekt ter misleiding. De verkoopfacturen zijn verstuurd aan [bedrijf 5] en ten aanzien daarvan geldt dus dat naast het voorhanden hebben, ook sprake is van het gebruikmaken en afleveren van de verkoopfacturen. Dit geldt ook voor de WTN formulieren en CDS formulieren, maar niet voor de inkoopfacturen. De tenlastelegging omschrijft het voorhanden hebben van die facturen uitsluitend als het opnemen daarvan in de administratie. Het opnemen van valse stukken in de bedrijfsadministratie is wel valselijk opmaken maar niet gebruikmaken daarvan in de zin van lid 2 van arikel 225 Sr. Daarvan is pas sprake als die bedijfsadministratie aan een derde wordt getoond. Voor de inkoopfacturen dient op dit punt vrijspraak te volgen.
Door de verzending aan derden is sprake van gebruik ter misleiding. [naam 3] was weliswaar op de hoogte van het omkatten van de biosdiesel en de daarvoor benodigde valse documenten, maar hij kan niet vereenzelvigd worden met [bedrijf 5] . Ten opzichte van [bedrijf 5] is dus sprake van het gebruikmaken van valse verkoopfacturen en documenten. [bedrijf 6] was een eenmansbedrijf, een vehicle van [naam 3] persoonlijk, waarmee [naam 3] moet worden vereenzelvigd. [naam 3] was als gezegd van de valsheid op de hoogte, zodat niet gezegd kan worden dat ook ten opzichte van [bedrijf 6] gebruik is gemaakt van valse documenten.
De consequentie van het handelen van verdachten is dat bij [bedrijf 5] in de administratie ten onrechte een enorme hoeveelheid als duurzaam gecertificeerde biodiesel is opgenomen, terwijl daarvan maar heel weinig daadwerkelijk is geleverd.
4.5.2.7.Feitelijke leiding geven
Thans komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat [verdachte] aan de hierboven weergegeven binnen [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] gepleegde strafbare gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
Bij de beantwoording van de vraag of [verdachte] strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor het feitelijke leiding geven aan door de rechtspersoon [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] verrichte verboden gedragingen, dient eerst te worden vastgesteld of [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] een strafbaar feit heeft begaan (dat wil zeggen een strafbaar feit heeft gepleegd, of daaraan heeft deelgenomen).
Daarna komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat [verdachte] aan die gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
4.5.2.8.Strafbaarheid van de rechtspersoon/ [medeverdachte 4 (bedrijf 1)]
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 tenlastegelegde gedragingen hebben plaatsgevonden en zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
was geadresseerde van de norm, te weten de verplichting om correcte facturen en bijbehorende documenten op te maken, te gebruiken, af te leveren en voorhanden te hebben.
De medewerkers die in dienst waren bij [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , maar werkzaam waren bij [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , hebben de verboden handelingen verricht. Het opmaken van facturen en bijbehorende documenten, die afleveren en voorhanden hebben en daarvan gebruikmaken ten behoeve van de verkoop en de bedrijfsadministratie behoorden tot de normale bedrijfstaken en zijn [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] dienstig geweest. [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] mocht erover beschikken of die gedragingen zouden plaatsvinden. Die verboden gedragingen – ten laste gelegd als opzettelijk documenten valselijk opmaken en daarvan gebruikmaken, afleveren en voorhanden hebben – kunnen daarom aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] worden toegerekend.
4.5.2.9.Opzet van de rechtspersoon
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of het opzet van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] kan worden bewezen. De rechtbank heeft hiervoor acht geslagen op de werkwijze van de rechtspersoon met betrekking tot het opmaken van geschriften en het gebruikmaken, afleveren en voorhanden hebben daarvan. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat bij [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] een werkklimaat bestond dat er toe heeft geleid dat het hoofd van de boekhouding, [medeverdachte 2] , zich geroepen voelde inkoopfacturen te vervalsen voor opname in de boekhouding en de massabalans. [medeverdachte 3] werd er binnen deze werkomgeving toe bewogen de al onder zijn voorganger [naam 1] bestaande werkwijze voort te zetten inhoudende dat bepaalde documenten juist buiten de massabalans werden gehouden en ook niet aan de controlerende autoriteiten werden getoond en bovendien werd hij bewogen tot het op grote schaal opmaken en versturen van valse verkoopfacturen en duurzaamheidsdocumenten.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , door een dergelijk werkklimaat te creëren en een groot aantal jaren te laten bestaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij, in strijd met de waarheid, valse geschriften zou opmaken, afleveren en voorhanden hebben en daarvan gebruik zou maken.
4.5.2.10.Medeplegen
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] het onder 1 tenlastegelegde heeft medegepleegd met de uitvoerders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , nu kan worden aangenomen dat bij het verrichten van de verboden handelingen sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de vennootschap en de uitvoerders, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
4.5.2.11.Feitelijke leiding geven – juridisch kader
Vervolgens is de vraag of [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan voornoemd handelen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] . Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijke leiding geven voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit.
Aan hetzelfde strafbare feit kan door meer personen – al dan niet gezamenlijk – feitelijke leiding worden gegeven.
Feitelijke leiding geven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leiding geven kan ook sprake zijn als de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leiding geven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
In feitelijke leiding geven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van een dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Een ander voorbeeld van een geval waarin onder omstandigheden voldaan kan zijn aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste biedt een leidinggever die de werkzaamheden van een onderneming zo organiseert dat hij ermee rekening houdt dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet kunnen worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard gaat met het begaan van strafbare feiten.
4.5.2.12.Feitelijke leiding geven [verdachte]
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het in de tenlastelegging aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] verweten handelen.
Uit het dossier en de verklaringen van [verdachte] blijkt dat hij ten tijde van het ten laste gelegde handelen enig (middelijk) bestuurder, enig aandeelhouder en eindverantwoordelijk directeur van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] was. In deze hoedanigheden wist [verdachte] wat zich binnen zijn bedrijf afspeelde, althans hij behoorde dat te weten. [verdachte] voerde daarnaast de onderhandelingen met [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , in de persoon van [naam 3] , en sloot zelf de contracten.
Weliswaar heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat hij vertrouwen had in [naam 3] en ervan uit ging dat het allemaal wel goed zat, maar uit zijn eerdere relaties met [naam 3] bleek al dat [naam 3] iemand was bij wie er rekening mee moest worden gehouden dat hij niet altijd heel precies de regels volgde. [verdachte] heeft daarnaast de afdeling Quality & Sustainability na het overlijden van [naam 1] volledig op het bord gelegd van [medeverdachte 3] , waardoor deze jonge en nog relatief onervaren werknemer in zijn eentje geheel verantwoordelijk werd voor facturering en certificering. Door zo te handelen en door geen aandacht te hebben voor het onderwerp compliance binnen zijn bedrijf, heeft [verdachte] ten minste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden gedragingen zich binnen de rechtspersoon zouden voordoen.
Dit betekent dat het onder 1 tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.5.2.13.Voortgezette handeling feit 1
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 lid 2 Sr. De verschillende bewezen verklaarde onderdelen van dit feit betreffen het valselijk opmaken van geschriften enerzijds en het opzettelijk gebruikmaken, afleveren en voorhanden hebben van die geschriften anderzijds. Artikel 56 lid 2 Sr bepaalt dat bij schuldig verklaring aan valsheid én aan het gebruikmaken van het voorwerp waarmee de valsheid wordt gepleegd één strafbepaling wordt toegepast. Onder “gebruikmaken” in die bepaling moet ook het voorhanden hebben en afleveren worden begrepen.
4.5.3.
Ten aanzien van feit 2: deelname aan een criminele organisatie
4.5.3.1.Juridisch kader
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr verstaan een samenwerkingsverband van ten minste twee (rechts)personen met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie moet het plegen van misdrijven tot oogmerk hebben. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend was met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven. [30]
4.5.3.2.Overzicht
De rechtbank doet vandaag ook uitspraak in de zaken tegen de verdachten [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] . Zij worden daarbij veroordeeld voor – kort gezegd – valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie met dien verstande dat [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] alleen voor deelname aan een criminele organisatie wordt veroordeeld.
In de zaken van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] is bewezenverklaard dat zij van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019, samen met anderen, 192 PoS formulieren, verkoopfacturen, WTN- en CDS formulieren en een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] valselijk hebben opgemaakt en dat zij daarvan gebruik hebben gemaakt. Daarnaast is in de zaak van [medeverdachte 3] – en in die van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] – bewezenverklaard dat zij in dezelfde periode hebben deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
In de zaak van [medeverdachte 2] is bewezenverklaard dat hij in 2015 samen met anderen 41 in de administratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] opgenomen inkoopfacturen en een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
In de zaak van [medeverdachte 1] is bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2019 feitelijke leiding heeft gegeven aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] die samen met anderen 39 PoS formulieren en verkoopfacturen en een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en daarvan gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is in de zaak van [medeverdachte 1] bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
4.5.3.3.Duurzaamheid en structuur
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt een beeld naar voren van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van negen (rechts)personen dat zich gedurende langere periode, namelijk van 2014 tot en met april 2019, heeft beziggehouden met het verrichten van strafbare handelingen. Binnen dit samenwerkingsverband bestond een bepaalde rolverdeling, waarbij iedere deelnemer een eigen functie, eigen taken en verantwoordelijkheden had.
De rol van [verdachte] bestond eruit dat hij de feitelijke leidinggever van de vennootschappen was en de contracten sloot. Hij besliste dat er winstdelingen en bonussen werden uitbetaald om de medewerkers te belonen en te motiveren voor de toekomst.
[medeverdachte 2] heeft uitsluitend in 2015, dus niet de gehele tenlastegelegde periode, een rol gehad binnen het samenwerkingsverband door het vervalsen van 41 inkoopfacturen.
[medeverdachte 1] onderhield de contacten met [bedrijf 13] en heeft vanaf 2017 feitelijke leiding gegeven aan de valsheden binnen de organisatie. Ook voor [medeverdachte 1] geldt dat niet vast staat dat hij gedurende de gehele tenlastegelegde periode een deelnemer was.
[medeverdachte 3] maakte de valse documenten op en vervalste de massabalans. Hij heeft in de gehele tenlastegelegde periode intensief meegewerkt aan het plegen van valsheid in geschrift en oplichting.
[bedrijf 7] en [bedrijf 9] hebben deelgenomen aan het samenwerkingsverband door het witwassen van gelden. De opbrengsten van de omgekatte biodiesel liepen via [bedrijf 7] en [bedrijf 7] was een van de belangrijkste financiers van het aangekochte onroerend goed. De bedragen waarmee de onroerende goederen werden aangeschaft zijn voorafgaande aan de onroerendzaakstransacties op de rekening van [bedrijf 7] gezet om daarmee de betalingen mogelijk te maken. [31] [bedrijf 9] stuurde facturen voor
cobrokerage feesaan [bedrijf 6] nadat [bedrijf 6] brokerage facturen aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] had gestuurd voor de verkopen tussen [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en [bedrijf 5] . [bedrijf 9] ontving hierdoor een deel van de door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 6] betaalde brokerage fee terug (kickback). Via deze kickbacks kwam een deel van de winst van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] van de omgekatte biodiesel bij [bedrijf 9] en haar aandeelhouder [verdachte] terecht. [32]
[medeverdachte 4 (bedrijf 1)] heeft de verboden activiteiten verricht als vennootschap. De bedrijfsvoering van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] was erop gericht biodiesel om te katten, crimineel geld wit te wassen en certificerende/controlerende instanties op te lichten.
[medeverdachte 5 (bedrijf 2)] heeft het omkatten van biodiesel door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] gefaciliteerd door meerdere keren dezelfde UCO’s te verkopen aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , waarbij zij valse WTN formulieren heeft ondertekend (zie afbeelding 3) en afgegeven aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] . De vennootschappen werden gebruikt om geld weg te sluizen en de herkomst daarvan te verhullen. [33]
Afbeelding 3
[bedrijf 6] heeft deelgenomen aan het samenwerkingsverband via de gepleegde valsheden en de kickbackconstructies met [bedrijf 9] . Doordat [bedrijf 6] brokerage fees aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] factureerde en een deel daarvan doorbetaalde aan [bedrijf 9] , evenals [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] een vennootschap van [verdachte] , kwam hierdoor een deel van de winst van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] behaald met de verkoop van de omgekatte biodiesel aan [bedrijf 5] en [bedrijf 6] bij [bedrijf 6] en [bedrijf 9] terecht.
4.5.3.4.Oogmerk
De rechtbank vindt bewezen dat het oogmerk van de criminele organisatie gericht was op het plegen van valsheid in geschrift, op het oplichten van certificerende/controlerende organisaties en op witwassen.
Wat betreft het oogmerk op het plegen van valsheid in geschrift overweegt de rechtbank dat dit volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1.
Het oogmerk op oplichting van de certificerende/controlerende organisaties blijkt eruit dat door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , in de persoon van [medeverdachte 3] , een “dubbele boekhouding” werd bijgehouden. In de ordner met als opschrift “BIKA UIT” werden de facturen en documenten opgeborgen van de leveringen aan [bedrijf 5] vanaf de locatie [bedrijf 3] die niet waren opgenomen op de massabalans. Deze ordner werd niet aan [bedrijf 12] getoond tijdens de audits. Daarnaast hield [medeverdachte 3] ordners bij met als opschrift “BIKA Audit”. In deze mappen bevinden zich de facturen en documenten van leveringen die wel op de massabalans werden geplaatst. Deze ordners werden tijdens de audits getoond aan [bedrijf 12] . Op basis van de audits door [bedrijf 12] werd de ISCC certificering verlengd. [bedrijf 12] werd zo op basis van onvolledige informatie bewogen tot het afgeven van de certificering. [34]
Het oogmerk op oplichting blijkt ook uit de bekennende verklaring van [medeverdachte 3] , die heeft verklaard dat dit allemaal werd gedaan met als doel het omkatten van biodiesel buiten de boeken te houden, wat het primaire oogmerk was. [35]
De verdediging heeft verzocht [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] te doen horen als getuigen ten aanzien van het oogmerk op oplichting, welk verzoek de rechtbank op de terechtzitting van 27 september 2021 heeft afgewezen. Ten laste is gelegd dat de criminele organisatie oplichting als oogmerk had. In de tenlastelegging is niet gespecificeerd ten aanzien van wie die oplichting zou zijn gepleegd. Hiervoor heeft de rechtbank bewezen geacht dat de controlerende instanties zijn opgelicht. De vraag of daarnaast ook bijvoorbeeld de accountants zijn opgelicht behoeft dan geen beantwoording meer. Het horen van de verzochte getuigen kan dus achterwege blijven.
Dat het samenwerkingsverband een oogmerk had op het plegen van witwassen blijkt uit het volgende.
[medeverdachte 4 (bedrijf 1)] ontving in de periode 2015 tot 30 april 2019 bedragen van in totaal ruim € 110.000.000,- op haar bankrekening voor de 192 leveringen omgekatte biodiesel:
Jaar
Aantal leveringen/
Transacties
Bankrekening ( [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] ) [bankrekeningnummer]
Euro of USD
Ontvangen bedrag deels van of
uit misdrijf afkomstig
2015
50
EURO
€ 30.739.151
2016
42
EURO
€ 25.717.054
2016
USD
$ 3.330.590
2017
45
EURO
€ 4.646.755
2017
USD
$ 36.594.676
2018
49
EURO
€ 2.963.826
2018
USD
$ 14.907.578
2019
6
USD
$ 1.428.974
Totaal
192
EURO
€ 64.066.786
USD
$ 56.261.818
Tabel 5: Totaal aanwending deels van of uit misdrijf afkomstige gelden naar jaar bankrekeningen [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] (2015 -2019) [36]
Gemiddeld was in de tenlastegelegde periode per jaar 41,3% van de omzet van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] afkomstig uit fraude. [37]
[verdachte] en [medeverdachte 1] konden als CEO en CFO beslissen en beschikken over de liquide middelen van de criminele organisatie.
De omzet die werd behaald met het omkatten van de biodiesel is binnen [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , [bedrijf 7] en [bedrijf 9] vermengd geraakt met het legale vermogen van deze bedrijven. Binnen deze vermengde vermogens is niet meer te herleiden welk deel specifiek uit misdrijf afkomstig is. Het merendeel van de omzet van de bedrijven binnen de [bedrijf 7] -groep was afkomstig van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] . Op grond hiervan kan het gehele vermengde vermogen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] en [bedrijf 7] beschouwd worden als uit misdrijf afkomstig.
[verdachte] en [medeverdachte 1] wisten dat het vermogen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , [bedrijf 7] en [bedrijf 9] uit misdrijf afkomstig is. Het vermengde vermogen werd door [verdachte] en [medeverdachte 1] onder andere besteed aan de aankoop van onroerende goederen tot een bedrag van ongeveer € 10.000.000,-. Het geld dat hiervoor gebruikt is kan als deels van of uit misdrijf afkomstig worden aangemerkt. Het aankopen van onroerend goed is daarmee een omzettingshandeling in het kader van witwassen. [38]
Het oogmerk van de criminele organisatie was aldus ook gericht op witwassen.
4.5.3.5.Deelneming
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Het bewijs van het opzet van [verdachte] , zowel op deelname aan de organisatie als op het oogmerk van deze organisatie volgt uit hetgeen hiervoor over de rol en het handelen van [verdachte] is overwogen. De deelneming van [verdachte] bestond uit het feitelijke leiding geven aan medeplegen van valsheid in geschrift door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en witwassen.
4.5.3.6.Partiële vrijspraak wegens vereenzelviging
[verdachte] was bestuurder en indirect enig aandeelhouder van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , [bedrijf 7] en [bedrijf 9] . Hij beheerste die vennootschappen volledig. De rechtbank acht ook bewezen dat hij aan het strafbaar handelen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] feitelijke leiding heeft gegeven en dat geldt ook voor het door de andere vennootschappen deelnemen aan een crimineel samenwerkingsverband. In die omstandigheid moet [verdachte] met deze vennootschappen worden vereenzelvigd en kan hij niet tegelijkertijd met hen deel uitmaken van één crimineel samenwerkingsverband.
Voor zover aan [verdachte] is ten laste gelegd dat het criminele samenwerkingsverband waarvan hij deel uitmaakte ook deze vennootschappen omvatte zal [verdachte] daarvan worden vrijgesproken. [39]
4.5.3.7.Conclusie
Het voorgaande betekent dat het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen, in die zin dat [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , [bedrijf 7] en [bedrijf 9] geen onderdeel uitmaakten van het criminele samenwerkingsverband waar [verdachte] deel van uitmaakte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat
1.
[medeverdachte 4 (bedrijf 1)] in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 te Kampen en Dordrecht en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen
geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
  • 192 Proof of Sustainability formulieren (PoS formulieren) en verkoopfacturen en bij een aantal van die Pos formulieren gevoegde Waste of Transfer Notes (WTN formulieren) en/of Composition Data Sheets (CDS formulieren) en
  • 41 in de administratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] opgenomen inkoopfacturen van [bedrijf 5] aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] over 2015
waaronder,
in het jaar 2015:
  • 11 PoS formulieren met als ontvanger [bedrijf 5] en
  • bij een aantal van die PoS formulieren behorende WTN en/of CDS formulieren en
  • 10 verkoopfacturen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 5] en
  • 41 in de administratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] opgenomen inkoopfacturen van [bedrijf 5] aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] ;
en
in het jaar 2016:
  • 9 PoS formulieren met als ontvanger [bedrijf 5] en
  • bij een aantal van die PoS formulieren behorende WTN en/of CDS formulieren en
  • 9 verkoopfacturen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 5] ;
en
in het jaar 2017:
  • 9 PoS formulieren met als ontvanger [bedrijf 5] en
  • 9 verkoopfacturen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 5] ;
en
in het jaar 2018:
  • 10 PoS formulieren met als ontvanger [bedrijf 5] en
  • 9 verkoopfacturen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 5] en
  • 3 PoS formulieren met als ontvanger [bedrijf 6] en
  • 3 verkoopfacturen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 6] ;
en
in het jaar 2019:
  • 17 PoS formulieren met als ontvanger [bedrijf 6] en
  • 4 verkoopfacturen van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] aan [bedrijf 6] ;
en
- over de jaren 2015 tot en met 2019 een deel van de bedrijfsadministratie van [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] , een samenstel van geschriften,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en/of haar mededaders valselijk en in strijd met de waarheid hebben vermeld op die geschriften dat:
  • sprake was van leveringen van gecertificeerde duurzaam geproduceerde biodiesel, althans van UCOME EU ISCC, terwijl het in werkelijkheid geen gecertificeerde duurzaam geproduceerde biodiesel, althans UCOME EU ISCC betrof en/of
  • leveringen biodiesel waarop die PoSsen en/of WTN formulieren en/of CDS formulieren en/of verkoopfacturen betrekking hadden geproduceerd waren door [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] op de locatie te Kampen, terwijl die biodiesel daar niet geproduceerd was en/of
  • dat die leveringen biodiesel geproduceerd waren met UCO's (Used Cooking Oil) van [medeverdachte 5 (bedrijf 2)] , terwijl dat niet zo was en/of
  • dat die PoS formulieren waren opgenomen op een massabalans, terwijl dat niet zo was en/of
  • die valse in- en verkoopfacturen heeft opgenomen in die bedrijfsadministratie;
en
heeft [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] toen en aldaar, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik gemaakt van en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad die valse en/of vervalste in- en verkoopfacturen en/of PoS formulieren en/of WTN formulieren en/of CDS formulieren, geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en haar mededaders wisten dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst en bestaande dat gebruikmaken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin dat [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] en haar mededaders voornoemde valse en/of vervalste in- en verkoopfacturen en/of PoS formulieren en/of WTN formulieren en/of CDS formulieren hebben verstuurd aan [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] ;
terwijl hij, verdachte, aan die stafbare feiten feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
verdachte in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 te Kampen en/of Dordrecht en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten met:
- [medeverdachte 1] en
- [naam 3] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] en
- [bedrijf 6] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
  • plegen van valsheid in geschrifte en
  • plegen van oplichting en
  • witwassen van gelden die uit misdrijf zijn verkregen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, tot een beroepsverbod gedurende 5 jaar, inhoudende dat verdachte gedurende deze periode wordt verboden op te treden als bestuurder of aandeelhouder van rechtspersonen, althans om een bedrijf op zijn naam te zetten, en tot registratie van het vonnis bij de Kamer van Koophandel.
De officier van justitie heeft bij de strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte financieel beter is geworden van de fraude en neemt het verdachte vooral kwalijk dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het vuile werk heeft laten opknappen door [medeverdachte 3] en dat zij hem afschilderen als een leugenaar. In het nadeel van verdachte houdt de officier van justitie er verder rekening mee dat verdachte geen enkele moeite lijkt te hebben met het tegenwerken en frustreren van de verduurzaming van het milieu en de samenleving, puur voor eigen gewin, en dat hij het vertrouwen in de biodieselmarkt heeft geschaad.
De officier van justitie heeft rekening gehouden met artikel 63 Sr en hier in de strafeis geen consequenties aan verbonden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafsoort en -maat rekening te houden met de volgende feiten en omstandigheden. De verdediging is in haar processuele belangen geschaad doordat zij niet in staat is geweest relevante getuigen te bevragen. Er is sprake van een lichte overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij komt dat verdachte sinds 2015 onder de voortdurende, zware druk van strafvervolging leeft. Los daarvan is er een overlap tussen het feitencomplex in Kleisteen 2 en feit 2 in Fosfor en is het bij de executie van een straf nadelig dat de procedures Kleisteen en Fosfor afzonderlijk behandeld worden. Verdachte heeft een aanzienlijke periode in voorlopige hechtenis gezeten. Hij heeft het faillissement van zijn bedrijven moeten aanvragen om geschorst te worden en is alles kwijtgeraakt of zal alles kwijtraken. Ten slotte dient er in het voordeel van verdachte rekening mee te worden gehouden dat de zaak veel publiciteit heeft gekregen, waarbij verdachte met naam en toenaam is genoemd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Gevangenisstraf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft structureel en gedurende een lange periode feitelijke leiding gegeven aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die valsheid in geschrift, oplichting en witwassen beoogde. Daarmee heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt en moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming. Door zijn handelen is de markt voor duurzame biodiesel ernstig verstoord. Door het verstrekken van de valse PoSsen werd immers op grote schaal ten onrechte de indruk gewekt dat de betreffende biodiesel op duurzaamheid was getoetst.
De omvang van de fraude is aanzienlijk. Door [bedrijf 5] is een bedrag van ongeveer 110 miljoen euro aan [medeverdachte 4 (bedrijf 1)] overgemaakt dat onrechtmatig is verkregen. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het benadelingsbedrag en het effect dat het handelen van verdachte heeft gehad op de handhaving van de milieuwetgeving. De controle op de nakoming van de milieuwetgeving is niet alleen ernstig verstoord, maar ook onmogelijk gemaakt door de listige wijze waarop de controlerende autoriteiten om de tuin zijn geleid doordat zij jarenlang en op grote schaal opzettelijk niet juist zijn geïnformeerd.
De rechtbank vindt, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf van een langere duur dan de door de officier van justitie gevorderde 24 maanden passend en geboden. Rekening houdend met artikel 63 Sr komt de rechtbank evenwel tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Ontzetting uit het beroep van bestuurder van rechtspersonen voor de periode van vijf jaar
Verder ziet de rechtbank aanleiding om het door de officier van justitie gevorderde beroepsverbod op te leggen, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren geen statutair of feitelijk bestuurder dan wel vennoot van enig rechtspersoon als bedoeld in artikel 51 Sr mag zijn. Het opleggen van deze ontzetting is een sanctie in de zin van artikel 28, eerste lid, onder 5 Sr en kan opgelegd worden op grond van artikel 235, eerste lid Sr. Verdachte heeft het bewezenverklaarde begaan in de uitoefening van het beroep van bestuurder van rechtspersonen. Om de maatschappij te beschermen zal de rechtbank verdachte ontzetten van het recht tot uitoefening van dit beroep.
Geen openbaarmaking vonnis
Openbaarmaking van de uitspraak kan alleen in gevallen waarin de wet dat uitdrukkelijk bepaalt. Noch bij veroordeling ter zake van valsheid in geschrift, noch ter zake van deelneming aan een criminele organisatie is dat het geval. Voor openbaarmaking van de uitspraak ontbreekt aldus een wettelijke grondslag, zodat de rechtbank de vordering van de officier van justitie voor dit deel moet afwijzen.

9.Beslag

Blijkens de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 1 oktober 2021 (beslaglijst) zijn onder verdachte de volgende voorwerpen in beslag genomen:
5. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, app.penthouse nr. 23: afd. 4, D, nr.
2750A23
6. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, garage nr. 38: afd. 4, D, nr. 2750A38
7. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, garage nr. 39: afd. 4, D, nr. 2750A39
8. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [appartement 1]
: afd. 4, D, nr. 2750Al
9. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [appartement 2]
: afd. 4, D, nr. 2750A9
10. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A28
11. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A29
12. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A30
13. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A36
14. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A37
15. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, app. [appartement 2] ; afd.
4, D, nr. 2750A7
16. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, erfpacht Colombia, afd. 4, A, nr. 2372
(perceel grond)
17. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (USD) [rekeningnummer 1] Orco Bank USD 90250,59
18. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (Euro) [rekeningnummer 2] Orco Bank EUR 31306,51
19. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (NAf) [rekeningnummer 3] Orco bank
20. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (Euro) [rekeningnummer 4] Orco Bank EUR 54947,79
21. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (USD) [rekeningnummer 5] Orco Bank USD 377153,53
22. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (Euro) [rekeningnummer 6] Orco Bank EUR 38226.90
88. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, erfpacht bouwterr. afd. 4, sectie A, nr.
1484 (Bonaire)
89. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [naam appartement] app., afd. 4, sectie
D 2750A27
90. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [naam appartement] app., afd. 4, sectie
D 2750A32
91. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [naam appartement] app., afd. 4, sectie
D 2750A33
23. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 1] A 5070
A1
24. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 2] A 5070
A2
25. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 3] A 5070
A3
26. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 4] C
1465: 50%
27. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 5] C
1513: 50%
28. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 6] H
4036: 50%
29. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 7]
A 4306
30. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 8]
A 4306
31. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 9]
A 4306
32. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 10]
A 4306
33. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 11] E
1684: 50%
34. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 12] E
1684: 50%
35. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 13] E
3023: 50%
36. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 14] E
4343:50%
37. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 15] E
4945: 50%
38. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 16] E
6234: 50%
39. 1.00 STK Onroerende registergoederen, erf/tuin [plaats 2] E 6277: 50%
40. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 17] F 17336
41. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 18] F 17336
42. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 19] F 17719
A2
43. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 20] F
18494: 50%
44. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 21] F
18497: 50%
92. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [appartement 1] app., afd. 4, sectie
D 2750A34
93. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, wasruimte afd. 4, sectie D 2750A47
85. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [naam appartement] , [appartement 2]
86. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [naam appartement] , [appartement 2]
87. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [adres 22] (erfpacht te Hato,
Bonaire).
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van twintig panden. De panden komen volgens de officier van justitie in aanmerking voor verbeurdverklaring, omdat die zijn aangekocht met crimineel geld, hierop beslag is gelegd, de panden in eigendom toebehoren aan verdachte, zijn vrouw en [medeverdachte 1] en zij niet in staat van faillissement verkeren. Door verbeurdverklaring zijn de panden niet meer van verdachte en [medeverdachte 1] en kunnen deze worden verkocht door de staat, al dan niet door tussenkomst van de curator.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen plaats is voor de gevraagde verbeurdverklaring. Er zijn onvoldoende gegevens ten aanzien van de waarde van de onroerende zaken en het gaat om een zeer groot aantal onroerende zaken. De aankoopprijzen zeggen weinig tot niets over de actuele waarde. Verbeurdverklaring is een bijkomende straf en dient proportioneel te zijn, waarbij de rechtbank moet beoordelen of de waarde van het verbeurdverklaarde in verhouding staat tot de ernst van het delict en de strafoplegging. Zonder een goede waardebepaling door de rechter kan de zwaarte van de totale straf niet worden beoordeeld. Het strafrechtelijk financieel onderzoek is nog niet gereed, dus er is geen enkel houvast voor die waardebepaling. Veel van de panden zijn betaald door de vennootschappen. Daarnaast rijst ten minste de vraag in hoeverre de curator c.q. de inboedel hier als rechthebbende te goeder trouw moet worden aangemerkt.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet onvoldoende belang om nu tot verbeurdverklaring van de panden en vorderingen over te gaan. De gevorderde verbeurdverklaring heeft in wezen het karakter van een ontnemingsvordering en de officier van justitie heeft ter zitting een ontnemingsvordering aangekondigd. De waarde van die panden en de hoogte van die vorderingen is nu niet bekend. Door deze verbeurd te verklaren, zal een bijkomende straf worden opgelegd waarvan de omvang niet bekend is. Gelet hierop is verbeurdverklaring niet proportioneel en zal de rechtbank niet overgaan tot verbeurdverklaring. Aangezien er conservatoir beslag rust op de panden, betekent dit niet dat de panden en gelden feitelijk teruggaan naar verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 28, 47, 51, 56, 57, 63, 140, 225 en 235 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
feitelijke leiding geven aan de voortgezette handeling van
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk gebruikmaken van een vals en vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Ontzet verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde van het recht tot uitoefening van het beroep van statutair directeur, bestuurder of vennoot van een rechtspersoon voor 5 (vijf) jaren.
Gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
5. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, app.penthouse nr. 23: afd. 4, D, nr.
2750A23
6. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, garage nr. 38: afd. 4, D, nr. 2750A38
7. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, garage nr. 39: afd. 4, D, nr. 2750A39
8. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [appartement 1]
: afd. 4, D, nr. 2750Al
9. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [appartement 2]
: afd. 4, D, nr. 2750A9
10. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A28
11. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A29
12. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A30
13. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A36
14. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeren, afd. 4, sectie D, nr. 2750A37
15. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, app. [appartement 2] ; afd.
4, D, nr. 2750A7
16. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, erfpacht Colombia, afd. 4, A, nr. 2372
(perceel grond)
17. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (USD) [rekeningnummer 1] Orco Bank USD 90250,59
18. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (Euro) [rekeningnummer 2] Orco Bank EUR 31306,51
19. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (NAf) [rekeningnummer 3] Orco bank
20. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (Euro) [rekeningnummer 4] Orco Bank EUR 54947,79
21. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (USD) [rekeningnummer 5] Orco Bank USD 377153,53
22. 1 STK Vorderingen, NBU NA, rek.nr. (Euro) [rekeningnummer 6] Orco Bank EUR 38226.90
88. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, erfpacht bouwterr. afd. 4, sectie A, nr.
1484 (Bonaire)
89. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [naam appartement] app., afd. 4, sectie
D 2750A27
90. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [naam appartement] app., afd. 4, sectie
D 2750A32
91. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [naam appartement] app., afd. 4, sectie
D 2750A33
23. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 1] A 5070
A1
24. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 2] A 5070
A2
25. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 3] A 5070
A3
26. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 4] C
1465: 50%
27. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 5] C
1513: 50%
28. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 6] H
4036: 50%
29. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 7]
A 4306
30. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 8]
A 4306
31. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 9]
A 4306
32. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 10]
A 4306
33. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 11] E
1684: 50%
34. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 12] E
1684: 50%
35. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 13] E
3023: 50%
36. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 14] E
4343:50%
37. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 15] E
4945: 50%
38. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 16] E
6234: 50%
39. 1.00 STK Onroerende registergoederen, erf/tuin [plaats 2] E 6277: 50%
40. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 17] F 17336
41. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 18] F 17336
42. 1 STK Onroerende registergoederen, [adres 19] F 17719
A2
43. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 20] F
18494: 50%
44. 1.00 STK Onroerende registergoederen, [adres 21] F
18497: 50%
92. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, parkeerpl. [appartement 1] app., afd. 4, sectie
D 2750A34
93. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, wasruimte afd. 4, sectie D 2750A47
85. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [naam appartement] , [appartement 2]
86. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [naam appartement] , [appartement 2]
87. 1.00 STK Onroerende registergoederen, NBU NA, [adres 22] (erfpacht te Hato,
Bonaire).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2021.
[(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal, dan wel een door de rechter-commissaris opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften.
2.DOC-006.
3.DOC-077, DOC-078, DOC-079, DOC-081 en DOC-642.
4.AMB-143 en DOC-641.
5.DOC-080.
6.AMB-088, V11-001 en V14-001.
7.PV Aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, p. 9 280.
8.AMB-001 en AMB-002.
9.AMB-032.
10.In de processtukken wordt de Richtlijn ook aangeduid met de afkorting van de Engelse benaming Renewable Energy Directive: RED.
11.Artikel 3 lid 4 van de Richtlijn.
12.De in deze procedure relevante bepalingen zijn in de betrokken periode materieel niet gewijzigd.
13.In navolging van de processtukken wordt het bewijs van duurzaamheid hierna met de Engelse afkorting van Proof of Sustainability: PoS aangeduid.
14.Zie ISCC 203 § 4.4 (https://www.iscc-system.org/wp-content/uploads/2017/02/ISCC_203_Traceability_and_Chain-of-Custody_3.0.pdf).
15.DOC-1147 en DOC-1148.
16.DOC-1150 en DOC-1151.
17.AMB-01.
18.DOC-010, DOC-011 en DOC-012.
19.DOC-028, DOC-029 en DOC-030.
20.DOC-019 t/m DOC-027.
21.DOC-031.
22.Zaaksdossiers 2015, 2017, 2018 en 2019.
23.AMB-027.
24.Proces-verbaal terechtzitting van 27 september 2021, inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] .
25.AMB-017, DOC-091 en DOC-092.
26.AMB-072, DOC-123 en DOC-278.
27.DOC-278, DOC-123, DOC-277 en DOC-146 t/m DOC-149.
28.AMB-073, DOC-312 en DOC-313.
29.Proces-verbaal terechtzitting van 5 oktober 2021, inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte 3] .
30.Zie HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
31.DOC-1489.
32.AMB-039.
33.DOC-405.
34.AMB-170, AMB-209, AMB-146, AMB-136, DOC-632 en DOC-633.
35.V04-007.
36.AMB-304.
37.AMB-304, p. 18.
38.AMB-312, AMB-249 en AMB-317.