ECLI:NL:RBAMS:2021:738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
8868131 EA VERZ 20-851
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst managementassistente Hogeschool van Amsterdam wegens verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 februari 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een managementassistente, hierna te noemen [verweerster]. De HvA heeft het verzoek ingediend op grond van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie, waarbij zij heeft gesteld dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om [verweerster] te herplaatsen. De arbeidsovereenkomst van [verweerster] is per juni 2021 ontbonden, ondanks het feit dat er een opzegverbod gold vanwege haar arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter oordeelde dat de verstoring van de arbeidsverhouding niet gerelateerd was aan de arbeidsongeschiktheid en dat de HvA voldoende herplaatsingsinspanningen had verricht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord was, en dat er geen reden was om de ontbinding te weigeren. De kantonrechter heeft de HvA veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 10.534,38 bruto aan [verweerster] en heeft bepaald dat [verweerster] recht heeft op een positief getuigschrift. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8868131 EA VERZ 20-851
beschikking van: 22 februari 2021
func.: 47653

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

Stichting Hogeschool van Amsterdam

gevestigd te Amsterdam
verzoekster,
nader te noemen: HvA
gemachtigde: mr. B.J. Bongaards
t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster,
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. J.H. Gerritsen (Stichting Univé Rechtshulp).

Verloop van de procedure

HvA heeft op 11 november 2020 een verzoekschrift als bedoeld in artikel 7:671b BW ingediend, tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] , met producties. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend, alsmede producties. HvA heeft op 29 januari 2021 nog aanvullende producties overgelegd, met een productie-overzicht. Ter zitting heeft [verweerster] nog producties 106 tot en met 108 overgelegd.
Het verzoek is mondeling behandeld ter zitting van 1 februari 2021. HvA is verschenen bij [naam 1] , directeur bedrijfsvoering FBE en [naam 2] (HR) alsmede de gemachtigde. [verweerster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van pleitnota’s toegelicht. Na debat en beantwoording van vragen van de kantonrechter heeft HvA beschikking gevraagd en is het onderzoek ter zitting gesloten. De kantonrechter heeft de datum voor beschikking bepaald op heden.

Gronden van de beslissing

Feiten en uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende:
1.1
[verweerster] , geboren op [geboortedag] 1971, is sedert 1 augustus 2009 in dienst van HvA, laatstelijk als management assistente bij de faculteit FBE (Faculteit Business & Economie) op basis van een dienstverband voor 28,8 uur per week bij een bruto salaris van € 2.462,03 per maand.
1.2
Op de arbeidsovereenkomst is de cao HBO van toepassing.
1.3
Op 1 mei 2018 heeft HvA een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend op grond van een verstoorde arbeidsverhouding.
1.4
Bij beschikking van 1 augustus 2018 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen. Daarbij heeft zij geoordeeld dat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerster] , dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam was verstoord en dat sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar dat HvA onvoldoende herplaatsingsinspanningen heeft verricht.
1.5
Na de uitspraak heeft HvA aan [verweerster] een proefplaatsing voor drie maanden voorgesteld bij HBO ICT. Aan [verweerster] is tevens een lijst met vacatures gezonden.
1.6
Op 11 september 2018 heeft [verweerster] zich ziekgemeld.
1.7
Nadat [verweerster] in juni 2019 bijna volledig hersteld is verklaard, heeft HvA via het matchingsoverleg een plaatsing voor [verweerster] bij de Faculteit Digitale Media en Creatieve Industrie (FDMCI) geregeld, onder de noemer van re-integratie. Nadat deze vacature formeel werd opengesteld, heeft [verweerster] daarop niet gesolliciteerd.
1.8
In november 2019 werd een plek gevonden bij de Faculteit Onderwijs en Opvoeding (FOO); [verweerster] heeft besloten om niet in te gaan op dit aanbod.
1.9
Van 6 januari 2020 tot 1 juli 2020 heeft [verweerster] op detacheringsbasis gewerkt als management assistente bij de opleiding Forensisch Onderzoek en Toegepaste Wiskunde bij de faculteit Techniek.
1.1
Met ingang van 5 mei 2020 is [verweerster] volledig hersteld verklaard.
1.11
Op 3 juli 2020 heeft [naam 1] , directeur bedrijfsvoering FBE aan [verweerster] een voorstel gedaan om zich gezamenlijk in te spannen voor het vinden van een andere baan, onder andere door middel van een pitchingsmoment binnen het HvA-matchingsoverleg, en eventueel een extern bureau. Over de voorwaarden waaronder moest dan nog een gesprek plaatsvinden. Als een en ander niet resulteert in een andere baan, dan wil HvA dat het dienstverband afloopt, aldus dit voorstel.
1.12
Op 1 juli 2020 heeft P&O aan [verweerster] een tweetal vacatures bij Studenten Services gestuurd.
1.13
Op 8 juli 2020 is [verweerster] een pitch aangeboden in het digitale HvA-brede matchingsoverleg.
1.14
Op 26 augustus 2020 heeft [naam 1] aan [verweerster] gemaild over de aanpassingen die [verweerster] voorstelde aan een concept vaststellingsovereenkomst.
1.15
Op 4 september 2020 is [verweerster] gewezen op een vacature van management assistente bij FDMCI.
1.16
Op 20 september 2020 stuurt [naam 1] aan [verweerster] een e-mail waarin hij schrijft dat haar cv nogmaals onder de aandacht is gebracht bij het HvA-brede matchingsoverleg en wijst hij haar op twee mogelijk passende vacatures.
1.17
Op 25 september 2020 meldt [verweerster] zich ziek.
1.18
De bedrijfsarts acht [verweerster] op 23 oktober 2020 volledig arbeidsongeschikt maar zij is medisch wel in staat om een gesprek met de werkgever aan te gaan, aldus de bedrijfsarts.
1.19
Een gesprek vindt niet meer plaats. Vervolgens heeft HvA het verzoekschrift ingediend.

Verzoek

2. HvA verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub g BW en/of cao HBO artikel Q.2
3. Aan dit verzoek legt HvA ten grondslag dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding zodat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden het dienstverband te laten voortbestaan. Er is sprake van een opzegverbod (arbeidsongeschiktheid) maar het verzoek houdt geen verband met deze arbeidsongeschiktheid. HvA heeft voldoende herplaatsingsinspanningen verricht.

Verweer

4. Naar de mening van [verweerster] is er niet sprake van een verstoorde arbeidsverhouding en is een eventuele ontbinding ook niet in haar belang. Zij wijst erop dat HvA de herplaatsing heeft gedwarsboomd en dat vanwege de medische arbeidsongeschiktheid, het opzegverbod aan de orde is. Zij maakt aanspraak op een billijke vergoeding, naast een transitievergoeding, alsmede vergoeding van studiekosten en een positief getuigschrift in het geval het verzoek van HvA desalniettemin wordt toegewezen.
5. [verweerster] voert aan dat zij alles in het werk heeft gesteld om herplaatst te worden en zij wijst op de vele positieve verklaringen die door collega’s over haar functioneren in de afgelopen jaren zijn afgegeven. Het is veelal juist HvA die haar dwarsboomt en het herplaatsingstraject saboteert. Thans is zij nog steeds niet in staat haar werkzaamheden uit te voeren, op medische gronden, aldus ook bedrijfsarts [bedrijfsarts] in zijn brief van 14 januari 2021.

Beoordeling

6.
Opzegverbod
Omdat thans sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte, is er sprake van een opzegverbod. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat dit een eventuele ontbinding niet in de weg staat, gelet op artikel 7:671b lid 6 sub a BW omdat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. De verstoring van de arbeidsverhouding, waarover later meer, doet en deed zich immers ook voor in perioden waarin geen sprake was van ongeschiktheid voor haar werk en, zoals bedrijfsarts [bedrijfsarts] schrijft in zijn brief van 14 januari 2021, zijn de medische beperkingen van [verweerster] niet werk-gerelateerd.
7.
Verstoorde arbeidsverhouding
Zoals de kantonrechter oordeelde in haar beschikking van 1 augustus 2018, was er destijds sprake van een dusdanig ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding, dat sprake was van een redelijke grond voor ontbinding. De kantonrechter was evenwel van oordeel dat HvA onvoldoende herplaatsingsinspanningen had verricht zodat ‘op dat moment’ de kantonrechter aanleiding zag het verzoek tot ontbinding af te wijzen.
8. Nadien zijn de verhoudingen tussen partijen niet verbeterd. Integendeel. Ondanks de vele inspanningen die HvA zich getroost heeft, is het niet tot een herplaatsing gekomen vooral omdat [verweerster] zich onwillig en dwingend heeft opgesteld. Ook thans dringt het beeld zich op dat [verweerster] niet of onvoldoende reflecteert op haar gedrag en het effect dat dit heeft op anderen, maar ook dat zij niet bereid is mee te bewegen met HvA en alleen op haar voorwaarden en wanneer het haar uitkomt, met HvA verder wil.
9. Dat sprake is van een verstoring blijkt ook uit de bewoordingen die [verweerster] zelf kiest, als zij het heeft over ‘dwarsbomen’, ‘saboteren’, ‘niet-constructief’, ‘stelselmatige tegenwerking’ en ‘veroorzaken conflict’.
10. In de afgelopen jaren is sprake geweest van (het voornemen van) een schriftelijke waarschuwing (2017), een mediation traject (2018), een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst (2018) een concept beëindigingsovereenkomst (2020) en tenslotte het onderhavige ontbindingsverzoek. Ook uit deze stappen blijkt, in ieder geval voor HvA, dat de arbeidsverhouding wel degelijk ernstig is verstoord.
11. Dat [verweerster] kan buigen op vele lovende referenties van (ex-)collega’s doet daaraan niet af, reeds om reden dat de meeste van deze referenties dateren van ruim vóór 2018. Daarnaast botste [verweerster] vooral met haar leidinggevenden bij HvA zodat de meningen van collega’s over haar functioneren als collega, er eigenlijk niet toe doen.
12.
Herplaatsingsverplichtingen
Zoals onder 1. van deze uitspraak is aangehaald, heeft HvA een veelheid aan herplaatsingsinspanningen verricht. Dat die deels onder de noemer van ‘re-integratie’ of ‘detachering’ hebben plaatsgevonden, doet niet ter zake. [verweerster] is regelmatig op passende vacatures gewezen en haar c.v. is diverse keren op een ‘matchingsoverleg’ gepresenteerd. Daarmee heeft HvA in voldoende mate aan haar herplaatsingsverplichtingen voldaan.
13.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
Om die reden zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op de zogenoemde g-grond ontbinden.
14. Niet bestreden is dat de opzeggingstermijn drie maanden en vier weken bedraagt, zodat, waar niet sprake is van ernstig en verwijtbaar handelen of nalaten van HvA en er dus geen aanleiding is de duur van de onbindingsprocedure op die opzeggingstermijn in mindering te brengen, de arbeidsovereenkomst per 19 juni 2021 zal worden ontbonden.
15. [verweerster] maakt aanspraak op een transitievergoeding. HvA heeft niet bestreden dat zij daar recht op heeft. Om die reden wordt aan [verweerster] deze transitievergoeding ook toegekend, welke vergoeding berekend wordt op € 10.534,38 bruto.
16. De kantonrechter is van oordeel dat geen aanspraak bestaat op een billijke vergoeding, nu niet is komen vaststaan dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van HvA. Met name is niet komen vaststaan dat sprake zou zijn (geweest) van sabotage of stelselmatige tegenwerking, door HvA. Integendeel; HvA heeft zich steeds coulant en loyaal opgesteld tegenover [verweerster] en heeft zich veel moeite gegeven [verweerster] elders binnen de Hogeschool te herplaatsen.
17. Het verzoek om vergoeding van studiekosten is verder niet onderbouwd, zodat dit wordt afgewezen. Wel zal HvA – nu dat niet is bestreden – [verweerster] moeten voorzien van een positief getuigschrift.
18. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst van [verweerster] met HvA met ingang van 19 juni 2021;
- veroordeelt HvA tot betaling aan [verweerster] van een transitievergoeding van € 10.534,38 bruto;
- veroordeelt HvA tot afgifte van een positief getuigschrift;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter