Beoordeling
Omdat thans sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte, is er sprake van een opzegverbod. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat dit een eventuele ontbinding niet in de weg staat, gelet op artikel 7:671b lid 6 sub a BW omdat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. De verstoring van de arbeidsverhouding, waarover later meer, doet en deed zich immers ook voor in perioden waarin geen sprake was van ongeschiktheid voor haar werk en, zoals bedrijfsarts [bedrijfsarts] schrijft in zijn brief van 14 januari 2021, zijn de medische beperkingen van [verweerster] niet werk-gerelateerd.
7.
Verstoorde arbeidsverhouding
Zoals de kantonrechter oordeelde in haar beschikking van 1 augustus 2018, was er destijds sprake van een dusdanig ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding, dat sprake was van een redelijke grond voor ontbinding. De kantonrechter was evenwel van oordeel dat HvA onvoldoende herplaatsingsinspanningen had verricht zodat ‘op dat moment’ de kantonrechter aanleiding zag het verzoek tot ontbinding af te wijzen.
8. Nadien zijn de verhoudingen tussen partijen niet verbeterd. Integendeel. Ondanks de vele inspanningen die HvA zich getroost heeft, is het niet tot een herplaatsing gekomen vooral omdat [verweerster] zich onwillig en dwingend heeft opgesteld. Ook thans dringt het beeld zich op dat [verweerster] niet of onvoldoende reflecteert op haar gedrag en het effect dat dit heeft op anderen, maar ook dat zij niet bereid is mee te bewegen met HvA en alleen op haar voorwaarden en wanneer het haar uitkomt, met HvA verder wil.
9. Dat sprake is van een verstoring blijkt ook uit de bewoordingen die [verweerster] zelf kiest, als zij het heeft over ‘dwarsbomen’, ‘saboteren’, ‘niet-constructief’, ‘stelselmatige tegenwerking’ en ‘veroorzaken conflict’.
10. In de afgelopen jaren is sprake geweest van (het voornemen van) een schriftelijke waarschuwing (2017), een mediation traject (2018), een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst (2018) een concept beëindigingsovereenkomst (2020) en tenslotte het onderhavige ontbindingsverzoek. Ook uit deze stappen blijkt, in ieder geval voor HvA, dat de arbeidsverhouding wel degelijk ernstig is verstoord.
11. Dat [verweerster] kan buigen op vele lovende referenties van (ex-)collega’s doet daaraan niet af, reeds om reden dat de meeste van deze referenties dateren van ruim vóór 2018. Daarnaast botste [verweerster] vooral met haar leidinggevenden bij HvA zodat de meningen van collega’s over haar functioneren als collega, er eigenlijk niet toe doen.
12.
Herplaatsingsverplichtingen
Zoals onder 1. van deze uitspraak is aangehaald, heeft HvA een veelheid aan herplaatsingsinspanningen verricht. Dat die deels onder de noemer van ‘re-integratie’ of ‘detachering’ hebben plaatsgevonden, doet niet ter zake. [verweerster] is regelmatig op passende vacatures gewezen en haar c.v. is diverse keren op een ‘matchingsoverleg’ gepresenteerd. Daarmee heeft HvA in voldoende mate aan haar herplaatsingsverplichtingen voldaan.
13.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
Om die reden zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op de zogenoemde g-grond ontbinden.
14. Niet bestreden is dat de opzeggingstermijn drie maanden en vier weken bedraagt, zodat, waar niet sprake is van ernstig en verwijtbaar handelen of nalaten van HvA en er dus geen aanleiding is de duur van de onbindingsprocedure op die opzeggingstermijn in mindering te brengen, de arbeidsovereenkomst per 19 juni 2021 zal worden ontbonden.
15. [verweerster] maakt aanspraak op een transitievergoeding. HvA heeft niet bestreden dat zij daar recht op heeft. Om die reden wordt aan [verweerster] deze transitievergoeding ook toegekend, welke vergoeding berekend wordt op € 10.534,38 bruto.
16. De kantonrechter is van oordeel dat geen aanspraak bestaat op een billijke vergoeding, nu niet is komen vaststaan dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van HvA. Met name is niet komen vaststaan dat sprake zou zijn (geweest) van sabotage of stelselmatige tegenwerking, door HvA. Integendeel; HvA heeft zich steeds coulant en loyaal opgesteld tegenover [verweerster] en heeft zich veel moeite gegeven [verweerster] elders binnen de Hogeschool te herplaatsen.
17. Het verzoek om vergoeding van studiekosten is verder niet onderbouwd, zodat dit wordt afgewezen. Wel zal HvA – nu dat niet is bestreden – [verweerster] moeten voorzien van een positief getuigschrift.
18. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.