Uitspraak
C/13/695275 // FA RK 20-8722 (beëindiging gezag)
hierna te noemen de Raad,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. E.F. de Wit.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen LdH.
1. De procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, ingekomen ter griffie op 29 december 2020;
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, ingekomen ter griffie op 26 januari 2021.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van
4 februari 2021, gehouden in de kliniek waar de moeder verbleef.
Verschenen en gehoord zijn:
[medewerker de Raad] , namens de Raad;
[medewerker LdH] , namens LdH;
de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
2. De feitenUit de moeder is op [geboortedatum] 2021 te Amsterdam geboren de minderjarige [minderjarige] .
3.Het verzoekHet verzoek van de Raad strekt tot beëindiging van het gezag van de moeder op grond vanartikel 1:266 en verder van het Burgerlijk Wetboek, met benoeming van LdH tot voogd.Tevens verzoekt de Raad de beslissing van 26 januari 2021 te handhaven.
4.De standpunten
Er zijn zorgen omtrent de moeder. De moeder verbleef met een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz in de Nieuwe Valerius te Amsterdam. De moeder heeft een verstandelijke beperking, een posttraumatische stressstoornis, is ernstig verslaafd aan middelen en is dakloos. Het gezag over haar eerste dochter, Sofia, is in 2019 beëindigd. Door haar persoonlijke situatie zal de moeder als opvoeder onvoldoende beschikbaar zijn voor [minderjarige] . De moeder is niet in staat om [minderjarige] een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden en om te kunnen voorzien in de basale zorg voor [minderjarige] . De persoonlijke problematiek van de moeder staat op de voorgrond en het is belangrijk dat de moeder eerst aan zichzelf gaat werken met de hulpverlening. De verwachting is dat dit een langdurig proces zal worden voor de moeder. De zorg voor [minderjarige] zal er toe leiden dat de moeder overvraagd zal worden. De moeder kan niet aan de eisen voldoen die van het ouderschap worden verwacht. [minderjarige] kan zich niet goed bij de moeder ontwikkelen. De moeder heeft een afwerende houding ten opzichte van de hulpverlening. Ondanks de inzet van de hulpverlening heeft de moeder de afgelopen jaren haar leven onvoldoende op de rit gekregen. [minderjarige] heeft baat bij een stabiele opvoeder en heeft duidelijkheid nodig over haar perspectief in het belang van haar stabiliteit en continuïteit in de opvoedingsomgeving. [minderjarige] is gebaat bij plaatsing in een perspectief biedend pleeggezin zodat zij zich veilig kan hechten.
Het is de moeder gegund om aan zichzelf te werken en tot omgang te komen met [minderjarige] en Sofia. [minderjarige] kan in hetzelfde pleeggezin terecht als haar zus. Het is in het belang van [minderjarige] dat LdH wordt benoemd tot voogd.
De Raad heeft ter zitting gepersisteerd bij het verzoek.
5.De beoordeling
De huidige opvoedingsomgeving van [minderjarige] bij de pleegouders en haar zus Sofia komt tegemoet aan wat [minderjarige] nodig heeft. De continuïteit en stabiliteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces is in haar belang. Het pleeggezin kan dit bieden. Het is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk dat voor alle betrokkenen, en [minderjarige] het meest, duidelijkheid wordt gecreëerd in de gezag situatie.
6.De beslissing
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021;
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Lelystad;
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S. Bien, griffier, op
4 februari 2021 en schriftelijk uitgewerkt op 18 februari 2021. [1]