ECLI:NL:RBAMS:2021:733

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
C/13/696685 / FA RK 21-253 // C/13/695275 / FA RK 20-8722
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van een moeder met verslavingsproblematiek en psychiatrische aandoeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 februari 2021 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van een moeder over haar pasgeboren kind, hierna aangeduid als [minderjarige]. De moeder, die kampt met ernstige verslavingsproblematiek, dakloosheid en psychiatrische aandoeningen, is niet in staat gebleken om binnen een aanvaardbare termijn haar leven op orde te krijgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 29 december 2020 en 26 januari 2021 verzoekschriften ingediend, waarin werd verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LdH) tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 4 februari 2021 gehouden, waarbij de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de Raad en LdH aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden voor [minderjarige]. De moeder heeft in het verleden hulpverlening afgehouden en is bekend met psychiatrische problematiek en middelengebruik. De rechtbank heeft de zorgen van de Raad over de ontwikkeling van [minderjarige] serieus genomen en geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om het gezag van de moeder te beëindigen. De rechtbank heeft de beslissing van 26 januari 2021 tot schorsing van het gezag gehandhaafd en LdH benoemd tot voogd.

De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder altijd de moeder van [minderjarige] zal blijven en dat er hoop is voor een positieve wending in haar leven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder heeft het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/696685 // FA RK 21-253 (schorsing gezag, voorlopige voogdij)
C/13/695275 // FA RK 20-8722 (beëindiging gezag)
Beschikking van 4 februari 2021
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de Raad,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. E.F. de Wit.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Lelystad,
hierna te noemen LdH.
1. De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, ingekomen ter griffie op 29 december 2020;
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, ingekomen ter griffie op 26 januari 2021.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van
4 februari 2021, gehouden in de kliniek waar de moeder verbleef.
Verschenen en gehoord zijn:
[medewerker de Raad] , namens de Raad;
[medewerker LdH] , namens LdH;
de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
2. De feitenUit de moeder is op [geboortedatum] 2021 te Amsterdam geboren de minderjarige [minderjarige] .
De moeder oefent van rechtswege het gezag uit over [minderjarige] .
De moeder verblijft bij Arkin, locatie [adres locatie] op grond van een machtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij spoedbeschikking van 26 januari 2021 is het gezag van de moeder geschorst en is LdH belast met de voorlopige voogdij over de toen nog ongeboren [minderjarige] .

3.Het verzoekHet verzoek van de Raad strekt tot beëindiging van het gezag van de moeder op grond vanartikel 1:266 en verder van het Burgerlijk Wetboek, met benoeming van LdH tot voogd.Tevens verzoekt de Raad de beslissing van 26 januari 2021 te handhaven.

4.De standpunten

Ter onderbouwing van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder heeft de Raad het op 23 december 2020 uitgebrachte rapport overgelegd. In dit rapport is, zakelijk en verkort weergegeven, het volgende vermeld.
Uit het onderzoek is gebleken dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
Er zijn zorgen omtrent de moeder. De moeder verbleef met een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz in de Nieuwe Valerius te Amsterdam. De moeder heeft een verstandelijke beperking, een posttraumatische stressstoornis, is ernstig verslaafd aan middelen en is dakloos. Het gezag over haar eerste dochter, Sofia, is in 2019 beëindigd. Door haar persoonlijke situatie zal de moeder als opvoeder onvoldoende beschikbaar zijn voor [minderjarige] . De moeder is niet in staat om [minderjarige] een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden en om te kunnen voorzien in de basale zorg voor [minderjarige] . De persoonlijke problematiek van de moeder staat op de voorgrond en het is belangrijk dat de moeder eerst aan zichzelf gaat werken met de hulpverlening. De verwachting is dat dit een langdurig proces zal worden voor de moeder. De zorg voor [minderjarige] zal er toe leiden dat de moeder overvraagd zal worden. De moeder kan niet aan de eisen voldoen die van het ouderschap worden verwacht. [minderjarige] kan zich niet goed bij de moeder ontwikkelen. De moeder heeft een afwerende houding ten opzichte van de hulpverlening. Ondanks de inzet van de hulpverlening heeft de moeder de afgelopen jaren haar leven onvoldoende op de rit gekregen. [minderjarige] heeft baat bij een stabiele opvoeder en heeft duidelijkheid nodig over haar perspectief in het belang van haar stabiliteit en continuïteit in de opvoedingsomgeving. [minderjarige] is gebaat bij plaatsing in een perspectief biedend pleeggezin zodat zij zich veilig kan hechten.
Het is de moeder gegund om aan zichzelf te werken en tot omgang te komen met [minderjarige] en Sofia. [minderjarige] kan in hetzelfde pleeggezin terecht als haar zus. Het is in het belang van [minderjarige] dat LdH wordt benoemd tot voogd.
De Raad heeft ter zitting gepersisteerd bij het verzoek.
LdH voert ter zitting nog aan dat de moeder bekend is met middelengebruik en dat [minderjarige] verslaafd is geboren. De moeder heeft nooit goed meegewerkt met de hulpverlening. De moeder is al eerder opgenomen geweest. [minderjarige] doet het goed in het pleeggezin.
De moeder voert ter zitting aan dat zij haar leven wil beteren. Zij wil weer een normaal leven leiden, zonder middelengebruik. Zij begrijpt dat zij op dit moment niet voor [minderjarige] kan zorgen, maar zij wil in de toekomst wel zelf zorg dragen voor de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Er wordt gezocht naar een plek voor haar in een begeleid wonen omgeving. Arkin gaat haar ambulant bijstaan. Zij zal voor wat betreft de opvoeding en verzorging van [minderjarige] er niet alleen voor staan omdat zij een netwerk heeft. Zij vindt beëindiging van het gezag een te grote stap.
De advocaat van de moeder voert ter zitting aan dat de moeder voor het eerst in zorg is. De moeder heeft het op dit moment moeilijk door het middelengebruik, maar de moeder is er van overtuigd dat zij haar leven kan voortzetten zonder middelengebruik. De situatie van de moeder is na de geboorte van [minderjarige] in positieve zin gewijzigd. Het toekomstperspectief van [minderjarige] ligt bij de moeder. De moeder zal na het verlaten van de kliniek niet dakloos zijn. Daarnaast is er een zorgkader beschikbaar voor de moeder en [minderjarige] . De moeder zal meewerken met de hulpverlening. Het is belangrijk dat de moeder een band kan opbouwen met [minderjarige] . Het verzoek van de Raad is in alle opzichten prematuur en beëindiging van het gezag van de moeder is in strijd met beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en in strijd met het belang van [minderjarige] . Het verzoek van de Raad dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

De rechtbank acht de standpunten van de Raad voldoende onderbouwd en neemt op grond van de bevindingen van de Raad de gegeven adviezen over. De spoedbeschikking tot schorsing van het gezag van de moeder over [minderjarige] is op juiste gronden gegeven en wordt gehandhaafd.
De rechtbank zal het gezag van de moeder beëindigen nu voldoende is gebleken dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 247, tweede lid, Burgerlijk Wetboek in staat is te dragen binnen een voor de persoon en ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
Voldoende is gesteld en gebleken dat de moeder op dit moment zeker niet in staat is om [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Het gaat al een tijdlang niet goed met de moeder. De moeder is bekend met psychiatrische problematiek en ernstig middelengebruik, ook in de laatste periode van haar zwangerschap. Vanwege haar (psychische) problematiek kan de moeder niet altijd beschikbaar zijn voor [minderjarige] en is de moeder niet bij machte om aan de opvoedingsvraag van [minderjarige] te kunnen voldoen. De moeder is op dit moment niet in staat om een stabiele rol te spelen in het leven van [minderjarige] . De moeder heeft in het verleden veelal hulpverlening afgehouden. Een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is niet in het belang van [minderjarige] .
De rechtbank begrijpt dat de moeder graag haar leven wil veranderen en een moeder voor [minderjarige] wil zijn. Gelet op ernst en de langdurigheid van moeders problematiek is echter dat niet te verwachten dat de moeder, binnen een voor de persoon en ontwikkeling van de pasgeboren [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, in staat zal zijn aan de opvoedingsvraag ten aanzien van [minderjarige] te kunnen voldoen.
Een beëindiging van het gezag draagt bij aan een positieve ontwikkeling van [minderjarige] omdat hiermee het belang van [minderjarige] voorop gesteld wordt en haar veiligheid en ontwikkeling wordt gegarandeerd.
De huidige opvoedingsomgeving van [minderjarige] bij de pleegouders en haar zus Sofia komt tegemoet aan wat [minderjarige] nodig heeft. De continuïteit en stabiliteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces is in haar belang. Het pleeggezin kan dit bieden. Het is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk dat voor alle betrokkenen, en [minderjarige] het meest, duidelijkheid wordt gecreëerd in de gezag situatie.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het belang van de moeder bij handhaving van haar gezag over [minderjarige] niet opweegt tegen het hiervoor geschetste belang dat [minderjarige] heeft bij de verzochte beëindiging van het gezag van de moeder. De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen.
Het is in het belang van [minderjarige] dat LdH tot voogd wordt benoemd. LdH heeft zich bereid verklaard een zodanige benoeming te aanvaarden.
Deze beslissing zal de moeder zwaar zal vallen. Zij zal altijd de moeder van [minderjarige] blijven en de band tussen de moeder en [minderjarige] blijft bestaan. De rechtbank spreekt de hoop uit dat de moeder een positieve wending aan haar leven kan geven en dat er – in overleg met LdH - omgang zal zijn tussen moeder en [minderjarige] . [minderjarige] heeft daar – net als Sofia – recht op.

6.De beslissing

De rechtbank:
- handhaaft de beslissing van 26 januari 2021 tot heden;
- beëindigt met ingang van heden het gezag van de moeder over de minderjarige
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021;
- belast met de voogdij over voornoemde [minderjarige] :
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Lelystad;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. P.B. Martens, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S. Bien, griffier, op
4 februari 2021 en schriftelijk uitgewerkt op 18 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).