Beoordeling
5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Eigen Haard in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
6. De primaire grond waarop Eigen haard de ontruiming vordert ziet op de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. In artikel 7:231 lid 2 BW is bepaald dat een verhuurder een huurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden, onder meer op de grond dat in strijd is gehandeld met het bepaalde in artikel 2 of 3 Opiumwet en het gehuurde daarom op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten.
7. De burgemeester is naar aanleiding van de vondst van de hennepplantage op 11 november 2020 tot sluiting van de woning overgegaan. Eigen Haard heeft daarop vervolgens de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
8. Er dient in deze procedure getoetst te worden of gebruikmaking van die bevoegdheid door Eigen Haard naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW, dan wel misbruik van bevoegdheid op grond van artikel 3:13 BW oplevert. Daarbij dient de proportionaliteit te worden getoetst door de vraag te beantwoorden of, gegeven de belangen van Eigen Haard als verhuurder bij de buitengerechtelijke ontbinding en de gevorderde ontruiming, de belangen van [belanghebbende] bij voortgezette bewoning niet onevenredig worden aangetast gelet op hetgeen voortvloeit uit artikel 8 EVRM. Daarbij dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
9. Die toets staat in de gegeven omstandigheden aan ontruiming in de weg. In dit verband wordt het volgende overwogen.
10. Eigen Haard heeft er zonder meer belang bij dat er in haar woningen geen strafbare feiten worden gepleegd en dat haar woningen dus ook gevrijwaard blijven van hennepplantages. Eigen Haard heeft toegelicht dat zij een zero tolerance beleid hanteert vanwege de afschrikkende werking, het voorkomen van overlast ter bevordering van een goede leefomgeving, het voorkomen van brandgevaarlijke situaties en het zoveel mogelijk tegengaan dat criminelen steeds meer in de bovenwereld opereren. Eigen Haard onderkent het belang van [belanghebbende] bij het behoud van zijn woning, maar als Eigen Haard aan [belanghebbende] een tweede kans geeft, dan zet dat de deur op een kier voor criminelen om misbruik te maken van huurders, omdat de facto er dan alleen een waarschuwing resteert, aldus Eigen Haard.
11. [belanghebbende] heeft op 2 december 2020 bij de politie aangifte gedaan tegen [naam] en hij heeft daarbij de gang van zaken geschetst vanaf de tijd dat hij [naam] heeft leren kennen (zie 1.6.). Die omstandigheden zijn door Eigen Haard niet weersproken. Aannemelijk is dat [belanghebbende] een kwetsbaar persoon is, welke kwetsbaarheid meer opgespeeld zal hebben toen hij nog afhankelijk was van cocaïne. In die periode heeft hij [naam] als vriend in zijn leven toegelaten. [belanghebbende] nam cocaïne bij [naam] af. [naam] heeft hem vervolgens gedwongen om zijn woning beschikbaar te stellen voor een hennepplantage. Op grond van hetgeen thans voorligt is aannemelijk dat [belanghebbende] zich daartegen heeft willen verzetten en dat ook zoveel mogelijk, zo goed en zo kwaad als dat ging, heeft geprobeerd. [belanghebbende] is uiteindelijk op 27 oktober 2020 zelf naar de politie gegaan om er melding van te maken dat er zaken in zijn woning stonden voor de opbouw van een hennepplantage, maar de politie heeft daar toen niets mee gedaan omdat er nog geen sprake zou zijn van een hennepplantage. Die roep om hulp heeft voor [belanghebbende] dus niet het gewenste effect gehad. Rond die periode is [belanghebbende] ook met een vuurwapen bedreigd om de plantage in gebruik te (laten) nemen, hetgeen vervolgens ook is gebeurd. Uiteindelijk is de politie op 11 november 2020 op de hennepplantage gestuit, voordat er kon worden geoogst en is door de politie aan Eigen Haard melding gemaakt van de vondst van de plantage.
12. De belangen van Eigen Haard (zie onder punt 10) zijn duidelijk en serieus te nemen. Echter, in de gegeven omstandigheden prevaleert het belang dat [belanghebbende] bij het behoud van zijn woning heeft. In de eerste plaats zijn daarvoor de onder punt 11. weergegeven omstandigheden van belang. Daarbij heeft [belanghebbende] aannemelijk gemaakt dat hij zijn leven op de rit probeert te krijgen door afstand te hebben genomen van de cocaïne, dat hij tijdelijk werk heeft gehad als medicijnsorteerder en dat hij mogelijk op korte termijn ook uitzicht heeft op een vaste baan als servicemonteur, dat hij met zijn bewindvoerder bezig is met een schuldhulptraject vanwege een schuld van € 38.000,00 en dat hij zich inzet voor het starten van een hechtingsbandtraject met zijn zoontje van zes. Het verlies van de woning zou die ingeslagen weg doorkruisen. De kans op herhaling wordt bovendien niet groot geacht. [belanghebbende] is weliswaar kwetsbaar, maar het is voldoende aannemelijk dat [belanghebbende] van de ernst van de situatie doordrongen is en dat hij inziet dat hij zijn woning op het spel heeft gezet. Eigen Haard heeft bovendien niet gesteld dat er feitelijk, los van de hennepplantage, sprake is geweest van overlast vanuit het gehuurde. [belanghebbende] is niet als verdachte gehoord met betrekking tot de vondst van de hennepplantage.
13. De conclusie is dan ook dat bij deze stand van zaken valt te verwachten dat de bodemrechter zal oordelen dat, gegeven de omstandigheden en de belangenafweging, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Eigen Haard zich op haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding beroept en dat de gevorderde ontruiming niet zal worden toegewezen. Daar komt overigens nog bij dat het besluit van de burgemeester is geschorst, en het de vraag is of het besluit ten gronde stand zal houden. Als dat niet het geval is, kan dat tot de conclusie leiden dat de grond voor buitengerechtelijke ontbinding is komen te vervallen en de huurovereenkomst voortduurt. Een en ander betekent dat de vordering tot ontruiming op deze grond wordt afgewezen.
14. Eigen Haard heeft als subsidiaire grond aangevoerd dat [belanghebbende] in strijd met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft gehandeld. Eigen Haard heeft in dit verband gewezen op artikel 6.13 van de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat het de huurder niet is toegestaan om in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten daarin te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
15. Ook op deze grond is de ontruiming voorshands niet toewijsbaar. Gegeven de omstandigheden die hiervoor onder 10. en volgende zijn geschetst, is niet aannemelijk dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden vanwege de vondst van de hennepplantage op 11 november 2020 omdat de verwijtbaarheid goeddeels ontbreekt. Andere omstandigheden heeft Eigen Haard niet aan haar vordering ten grondslag gelegd.
16. Eigen Haard dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.