Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De vordering
3.Grondslag van de vordering
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
medeplegen van oplichting;
witwassen.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen [veroordeelde], die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift en oplichting. De vordering van de officier van justitie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [veroordeelde] ter hoogte van € 148.000,-, dat zou zijn genoten door de waardevermeerdering van een woning die in eigendom was van zijn broer en schoonzus. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 21 mei 2019 en 26 november 2021, waarbij [veroordeelde] niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [veroordeelde] daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had genoten. De rechtbank oordeelde dat de waardevermeerdering van de woning niet aan [veroordeelde] toekwam, aangezien hij niet de feitelijke eigenaar was. De juridische eigendom lag bij zijn broer en schoonzus, en de rechtbank kon niet vaststellen dat [veroordeelde] de feitelijke eigenaar was, ondanks zijn betrokkenheid bij de aankoop en het gebruik van de woning. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat [veroordeelde] recht had op de waardestijging van de woning.
De beslissing van de rechtbank was dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel werd afgewezen, en dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam.