Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 juli 2021
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte vermeerdering eis en overlegging producties van [eiseres]
- de akte vermeerdering van eis van [gedaagde]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 oktober 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primaireen verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen geheel is ontbonden en,
zowel primair als subsidiair, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 68.581,64, te vermeerderen met een nader bij staat op te maken bedrag voor de kosten van het plaatsen van een stalen balk onder het balkon van de bovenburen, alsmede betaling van:
- € 1.694,- aan adviseurskosten;
- € 5.000- wegens het ontbreken van een afstap;
- € 6.750,- wegens overschrijding van de bouwtijd;
- € 2.259,68 aan buitengerechtelijke kosten; en
- € 746,83 aan kosten van beslaglegging.
primairbetaling van € 30.217,45 onder partiele ontbinding van de aannemingsovereenkomst, althans
subsidiairbetaling van € 15.134,95, onder veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.De beoordeling
Door alles wat er nu gebeurt is heb ik ook de betalingscondities ook iets gewijzigd.”. [eiseres] heeft niet gereageerd op de gewijzigde betalingscondities. Wel hebben partijen verder gesproken over de exacte werkzaamheden en de aanneemsom en uiteindelijk afgesproken dat [gedaagde] voor € 130.0000,- de werkzaamheden zou uitvoeren als opgenomen in de offerte van 26 april 2020, waarin ook deze gewijzigde betalingscondities staan.
plusen CED Nederland B.V., is gesteld dat [eiseres] een bedrag van € 110.000,- heeft betaald aan [gedaagde] . In het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag stelt [eiseres] , voor het eerst en zonder onderbouwing, dat dit € 112.000,- zou zijn. Ook in deze procedure heeft [eiseres] die stelling niet onderbouwd, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden wel op haar weg ligt. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat [eiseres] [gedaagde] uit hoofde van de aannemingsovereenkomst € 110.000,- heeft betaald. Dat sluit ook aan bij de tekst van de e-mail van 8 april 2020 en de verklaring van beide partijen dat [gedaagde] het werk heeft hervat na betaling van het daarin genoemde bedrag van € 18.000,-:
De prijs voor de tot nu toe verrichte werkzaamheden is € 110.000
plus) en de volgens [gedaagde] wel en niet uitgevoerde werkzaamheden. Voor zover partijen hierover van mening verschillen, gaat de rechtbank uit van het overzicht van [gedaagde] in de conclusie van antwoord. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
plus. [gedaagde] heeft dit rapport op onderdelen wel gemotiveerd betwist en daarop is door [eiseres] niet inhoudelijk gereageerd. [eiseres] heeft desgevraagd ook niet kunnen toelichten hoe de door Architecture
plusgestelde bedragen tot stand zijn gekomen en waarom die afwijken van de bedragen van [gedaagde] . Alleen voor de post “
aansluiten gevelverlichting en watervoorziening (hemelwaterafvoer)” gaat de rechtbank uit van het overzicht van Architecture
plus, nu [gedaagde] heeft verzuimd bij deze niet uitgevoerde werkzaamheden een bedrag op te nemen en de juistheid van het ter zake door Architecture
plusgenoemde bedrag niet heeft betwist.
aansluiten gevelverlichting en watervoorziening (hemelwaterafvoer)”, brengt de rechtbank op een totale geschatte waarde van de niet uitgevoerde werkzaamheden van € 18.732,50 inclusief btw. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de overigens volgens [eiseres] nog uit te voeren werkzaamheden – grotendeels afwerkingswerkzaamheden – een waarde vertegenwoordigen die daar nog bij opgeteld zou moeten worden.