ECLI:NL:RBAMS:2021:7159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
13/139090-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring handel in verdovende middelen met gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in verdovende middelen en het bezit van stroomstootwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 3 mei 2020 tot en met 14 mei 2021 schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van verschillende soorten harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA, en GHB, in samenwerking met medeverdachten. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op onder andere getuigenverklaringen, doorzoekingen en financiële transacties die verband hielden met de drugshandel. De verdachte werd vrijgesproken van het bezit van stroomstootwapens, omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van hun aanwezigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, die gebruikt zijn bij de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/139090-21
Datum uitspraak: 19 november 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
postadres: [adres 1] , [plaatsnaam] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:
in de periode van 16 juni 2018 tot en met 12 augustus 2021, in vereniging handel in en het aanwezig hebben van verdovende middelen, te weten cocaïne, MDMA, 4MM, 4MMC, 3MMC, 4FMP, GHB, speed, LSD en/of 2C-B, in elk geval middelen die zijn opgenomen op lijst I van de Opiumwet;
feit 2:
op 14 mei 2021 te Amsterdam aanwezig hebben van één of meerdere stroomstootwapens.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 voor wat betreft de pleegperiode van 3 mei 2020 tot en met 14 mei 2021 en feit 2 bewezen, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
Vormverzuimen
Met betrekking tot het verweer van de raadsman omtrent de vormverzuimen, heeft de officier van justitie onder meer aangegeven dat de doorzoeking van de woning aan [adres 2] heeft plaatsgevonden onder leiding van een rechter-commissaris. De telefoon is op grond van artikel 94 Sv in beslag genomen. Er is voorts destijds op grond van de waarheidsvinding door de officier van justitie toestemming gegeven tot het uitlezen van de telefoon.
Ten aanzien van de feiten
Ter onderbouwing van zijn standpunt omtrent de bewezenverklaring van feit 1 heeft de officier van justitie onder meer gewezen op de omstandigheden waaronder verdachte werd aangetroffen bij de doorzoeking van de woning waar verdachte op dat moment verbleef, het aantreffen van de dealtelefoons bij de doorzoeking van die woning en het uitlezen daarvan, de processen-verbaal die zien op de mobiele pinapparaten en de pinbetalingen, de registratie in de Kamer van Koophandel van het bedrijf van verdachte genaamd [naam bedrijf] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Uit de menukaart van [naam bedrijf] en de voorraad harddrugs die bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] is aangetroffen, blijkt de omvang van de handel in grote aantallen verschillende soorten verdovende middelen. Daarbij kan in ieder geval de pleegperiode vanaf 3 mei 2020 worden bewezenverklaard, nu er vanaf die datum drugsbetalingen binnenkwamen op de betaalrekening van de onderneming [naam bedrijf] waarbij verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] aantoonbaar betrokken zijn. Deze betalingen liepen eveneens door in de periode dat verdachte zich in de gevangenis en in het buitenland bevond. De verklaring van verdachte dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] voor de handel in lachgas gebruik maakte van het pinapparaat dat bij de doorzoeking op 12 augustus 2021 is aangetroffen, dient als ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven. Daarbij blijkt uit voornoemde stukken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] .
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie erop gewezen dat er op 14 mei 2021 bij de doorzoeking van de woning waar verdachte op dat moment verbleef een stroomstootwapen is aangetroffen op een plaats waartoe verdachte toegang had. Nu het niet anders kon dan dat verdachte met de stroomstootwapens bekend was, heeft hij zich schuldig gemaakt aan het bezit daarvan.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Vormverzuimen
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van zodanige onherstelbare vormverzuimen in het opsporingsonderzoek door het Openbaar Ministerie en de Politie, gelet op het criterium ‘
overall fairness of the trial’,dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Op het moment van inbeslagname van de telefoon van verdachte met goednummer 6056272, was hij nog niet als verdachte aangemerkt. Dit geldt ook voor de telefoon met goednummer 6056306, voor zover deze telefoon aan verdachte kan worden toegerekend. Er bevinden zich geen stukken in het dossier waaruit blijkt dat de rechter-commissaris voor de inbeslagname toestemming heeft gegeven. De telefoons zijn vervolgens doorzocht op basis van toestemming van de officier van justitie. Deze toestemming kan op grond van het voorgaande niet als rechtmatig worden bestempeld. Er is sprake van een zeer ernstige schending van een elementair strafvorderlijk rechtsbeginsel, te weten dat er slechts ten aanzien van een verdachte opsporingsbevoegdheden mogen worden uitgeoefend, en verdachte heeft hiervan ernstig nadeel ondervonden dat nog steeds voortduurt. Verdachte heeft de telefoons immers nog steeds niet terug. Daarnaast is de rechter-commissaris bij diverse vorderingen door het Openbaar Ministerie misleid, nu er meerdere malen volstrekt onjuiste en onvolledige informatie aan de rechter-commissaris is verstrekt.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het bewijsmateriaal dat door deze schendingen is gekregen uit te sluiten van het bewijs. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft de raadsman gewezen op de buitenwettelijke situaties waarin volgens de Hoge Raad tot bewijsuitsluiting kan worden beslist, waaronder een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Ten aanzien van de feiten
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman daarnaast gewezen op de volgende omstandigheden. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zich heeft bezig gehouden met de handel in verdovende middelen. De getuigenverklaring van [getuige 2] dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaring niet wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier en onverklaarbare tegenstrijdigheden bevat. Er zijn geen aanwijzingen dat de contacten die zijn aangetroffen in de telefoon drugskoeriers betreffen. De verklaring van cliënt omtrent het pinapparaat voor de lachgashandel van medeverdachte [naam medeverdachte 2] is aannemelijk. Deze verklaring wordt ondersteund door het (ter elfde ure verspreide) proces-verbaal waaruit blijkt dat tijdens de doorzoeking een lachgastank is aangetroffen. Dat de sleutel van de scooter van verdachte in de woning aan [adres 3] is gevonden, vormt een sterke aanwijzing dat verdachte daar verbleef, en niet bij zijn ouders. Daarnaast heeft verdachte van 2 juni 2020 tot en met 20 november 2020 gedetineerd gezeten en verbleef hij van 22 juni 2021 tot en met 14 augustus 2021 in Marokko. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zich in die periode in Nederland schuldig heeft gemaakt aan drugshandel.
Ook blijkt uit het dossier geen nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] . Dat verdachte mogelijk contact zou hebben gezocht met [naam medeverdachte 1] op het moment van de doorzoeking op 14 mei 2021, zegt op zichzelf niets. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat het e-mailadres van [naam medeverdachte 2] is opgegeven als mailadres van [naam bedrijf] bij de Kamer van Koophandel. Verdachte gaf vaker het mailadres van zijn broer [naam broer] op bij instanties, omdat [naam broer] veel beter was in dergelijke contacten dan hij. Het is bovendien onduidelijk op welke wijze de afbeeldingen en contacten die zijn aangetroffen op de telefoons die worden toegeschreven aan verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] op die telefoons terecht zijn gekomen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de stroomstootwapens, noch is er sprake van enig forensisch bewijs waaruit blijkt dat verdachte de wapens in bezit heeft gehad. Verdachte heeft het bezit van de stroomstootwapens tijdens zijn eerste verhoor direct ontkend. De stroomstootwapens zijn aangetroffen op een vrij toegankelijke plek in het ouderlijk huis van verdachte, waartoe meerdere familieleden toegang hadden en die ook door meerdere familieleden werd gebruikt.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Vormverzuimen
De rechtbank stelt vast dat de doorzoeking van de woning aan [adres 2] op 14 mei 2021 heeft plaatsgevonden onder leiding van de rechter-commissaris. Bij de doorzoeking zijn de telefoons met goednummers 6056272 en 6056306 in beslag genomen. Naar het oordeel van de rechtbank waren deze telefoons met het oog op waarheidsvinding vatbaar voor inbeslagneming op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dat verdachte op het moment van de doorzoeking nog niet als verdachte was aangemerkt, maakt dat niet anders.
Vervolgens zijn onder meer de telefoons met goednummers 6056272 en 6056306 uitgelezen door de digitale recherche, nadat de officier van justitie daarvoor toestemming had gegeven. Zoals uit het zogenoemde ‘Smartphone arrest’ van de Hoge Raad van 4 april 2017 [1] blijkt, kan de bevoegdheid tot het verrichten van onderzoek aan voorwerpen op grond van de artikelen 95 en 96 Sv worden uitgeoefend door de op grond van artikel 148 Sv met het gezag over de opsporing belaste officier van justitie, nu deze blijkens artikel 141, aanhef en onder a, Sv met de opsporing is belast. In zo een geval vormen de genoemde wettelijke bepalingen een toereikende grondslag voor onderzoek aan inbeslaggenomen voorwerpen - waaronder elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken - die een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer meebrengen.
De telefoon met goednummer 6056306 betrof de telefoon die verdachte bij zich droeg tijdens de doorzoeking. Uit het proces-verbaal met nummer 14869168 op paginanummer 7.096 van het procesdossier blijkt dat de telefoon uitgebreid is onderzocht, in die zin dat door verbalisanten de gespreksgeschiedenis, afbeeldingen en documenten aan onderzoek hebben onderworpen. De rechtbank acht de toestemming die de officier van justitie in dit kader heeft gegeven voldoende. Dit geldt ook voor de telefoon met goednummer 6056272.
Voor zover de raadsman zijn verweer heeft bedoeld als een beroep op het zogenoemde ‘Prokuratuur-arrest’ van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) van 2 maart 2021 [2] , geldt het volgende. De rechtbank is zich bewust van het belang van de vraag welke gevolgen het arrest van het HvJ EU heeft voor de Nederlandse strafrechtspleging en daarin besloten de vraag naar de reikwijdte van het arrest. De wijzingen voor de Nederlandse rechtspraktijk die het arrest mogelijk vereist, zijn voornamelijk een taak voor de wetgever.
De rechtbank stelt vast dat het onderhavige verweer niet gericht is op het gebruik van bewaarde verkeers- en locatiegegevens, reden waarom de rechtbank niet direct plaats ziet voor toepassing van voornoemd arrest, evenmin naar analogie. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat voor zover er al ruimte zou zijn voor analoge toepassing van het arrest van het HvJ EU op onderzoek in smartphones, dit niet tot een ander oordeel zou hebben geleid. In dat geval zou sprake zijn geweest van een vormverzuim, aangezien er geen voorafgaande, onafhankelijke rechterlijke toestemming is geweest om de telefoons te onderzoeken. De rechtbank zou dit verweer dan dienen te beoordelen aan de hand van de criteria zoals die nu volgen uit de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot de rechtsgevolgen van vormverzuimen ex artikel 359a Sv, in het bijzonder met betrekking tot een schending van artikel 8 EVRM. In deze zaak constateert de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat met het onderzoek aan de telefoons een min of meer compleet beeld van het privéleven van de verdachte is verkregen. Niet is aangevoerd welke persoonlijke informatie kon worden achterhaald die de ernst tekent van een eventuele inbreuk op verdachtes persoonlijke levenssfeer. Er is (daarnaast) geen sprake van een schending van het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Dit brengt met zich dat, ongeacht het antwoord op de vraag of sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, de rechtbank niet tot uitsluiting van enig bewijs zou zijn overgegaan.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht voorts het standpunt van de verdediging dat de rechter-commissaris bij diverse vorderingen door het Openbaar Ministerie zou zijn misleid, onvoldoende onderbouwd en verwerpt ook dit verweer.
Ten aanzien van feit 1
Inleiding
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 23 oktober 2020 vindt er een pseudokoop plaats in een opsporingsonderzoek naar grootschalige drugshandel, waarbij er een menukaart voor verdovende middelen in Amsterdam circuleert. Bij ‘ [naam bedrijf] 24/7 Service’ kunnen er, zoals de naam doet vermoeden, vierentwintig uur per dag verdovende middelen worden besteld via het telefoonnummer dat eindigt op [nummer 1] . Het gaat daarbij voornamelijk om harddrugs. [naam bedrijf] adverteert met het gegeven dat er zowel kan worden gepind, als cash kan worden betaald. [naam bedrijf] maakt (in ieder geval) vanaf 15 april 2021 gebruik van een nieuw telefoonnummer, dat eindigt op [nummer 2] . De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte zich (samen met anderen) heeft schuldig gemaakt aan het exploiteren van de deallijn van [naam bedrijf] .
Wie is [naam bedrijf] ?
Bij de doorzoeking op 14 mei 2021 op het woonadres van medeverdachte [naam medeverdachte 2] , de broer van verdachte, is in de slaapkamer onder meer de telefoon aangetroffen met het telefoonnummer dat eindigt op [nummer 2] . Daarnaast is in de slaapkamer van [naam medeverdachte 2] een telefoon aangetroffen met daarop afbeeldingen die zien op de administratie van de verkoop van (grote hoeveelheden) verdovende middelen, waarbij onder meer de naam ‘ [naam 1] ’ wordt genoemd. In deze telefoon is het telefoonnummer van medeverdachte [naam medeverdachte 1] onder de bijnaam ‘ [naam 1] ’ opgeslagen. Deze telefoon is in beslaggenomen onder goednummer 6056249.
Op 14 mei 2021 wordt er rond 06:00 uur ’s ochtends in het kader van het opsporingsonderzoek tegen (onder meer) medeverdachte [naam medeverdachte 2] , ook een doorzoeking verricht in de woning van de ouders van verdachte aan [adres 2] . Uit het proces-verbaal van die doorzoeking op pagina 7.432 van het procesdossier blijkt dat er in een slaapkamer die door de verbalisanten wordt toegeschreven aan verdachte een telefoon wordt aangetroffen. Deze telefoon lag in het zicht in een schoudertas in de vensterbank en is in beslaggenomen onder goednummer 6056272. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij al een tijd bij zijn ouders verbleef en heeft niet weersproken dat dit inderdaad zijn slaapkamer betreft. Verdachte werd een half uur na aanvang van de doorzoeking op 14 mei 2021 in het trappenhuis van het pand aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank – anders dan de raadsman – dat verdachte regelmatig van de betreffende slaapkamer bij zijn ouders gebruik maakte, dat hij daar in elk geval in de nacht voorafgaand aan de doorzoeking heeft geslapen, dat er geen andere familieleden waren die die nacht eveneens op die kamer sliepen en dat de telefoon die daar is aangetroffen dus bij verdachte in gebruik moet zijn geweest.
De handelsadministratie die is aangetroffen in deze telefoon (met goednummer 6056272), komt grotendeels overeen met de handelsadministratie in de telefoon met goednummer 6056249 die op 14 mei 2021 is aangetroffen in de woning van [naam medeverdachte 2] . De rechtbank stelt voorts vast dat de verdovende middelen die daarin worden genoemd overeenkomen met het aanbod aan verdovende middelen op de menukaart van [naam bedrijf] en ook met de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Hieruit volgt dat verdachte betrokken was bij de handel in harddrugs van ‘ [naam bedrijf] ’, samen met in elk geval medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] .
Is er sprake van medeplegen?
Tijdens een tweede doorzoeking van de woning aan [adres 2] op 12 augustus 2021 is op een wasdroger een pinapparaat van het merk MY POS aangetroffen. Uit onderzoek naar het pinapparaat blijkt dat het pinapparaat is gebruikt voor het bedrijf van verdachte, eenmanszaak [naam bedrijf] . Deze eenmanszaak is met ingang van maart 2020 opgeheven, zo blijkt uit de informatie van de Kamer van Koophandel. Uit het totaaloverzicht van de transactiegegevens van het MY POS pinapparaat blijkt dat de inkomende transacties in de periode van 5 augustus 2019 tot en met 2 mei 2020 veelal relatief kleine bedragen tussen de nul en tien euro betreffen. Vanaf 3 mei 2020 is er echter sprake van een ‘trendbreuk’. Vanaf dat moment zijn er vrijwel alleen maar transacties te zien in ronde bedragen, die voornamelijk plaatsvinden tussen 00:00 uur en 07:00 uur. In totaal is er in de periode van 3 mei 2020 tot en met 25 mei 2021 een bedrag van ruim € 67.000,- euro overgemaakt.
Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte zijn pinapparaat vanaf 3 mei 2020 ter beschikking heeft gesteld aan de organisatie van ‘ [naam bedrijf] ’, ten behoeve van de verkoop van harddrugs. Nog los van het antwoord op de vraag of verdachte zelf ook de dealtelefoon heeft beheerd, heeft verdachte hiermee een belangrijke en essentiële bijdrage geleverd aan de bedrijfsvoering van [naam bedrijf] . Het feit dat bij [naam bedrijf] gepind kon worden was immers belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering, waarmee [naam bedrijf] zich ok onderscheidde van andere verkopers. De rechtbank beoordeelt het ter beschikking stellen van het pinapparaat als een zo belangrijke bijdrage aan de bedrijfsvoering van [naam bedrijf] , dat alleen al daarmee sprake is van ‘medeplegen’ in de juridische betekenis van het woord.
De rechtbank gaat er vanuit, gelet op de omstandigheid dat de pintransacties eind mei 2021 zijn gestopt, dat de pleegperiode loopt tot het moment dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] wordt aangehouden op 14 mei 2021. De vaststelling dat verdachte een deel van die periode gedetineerd zat en in het buitenland verbleef doet daar niet aan af, nu de rechtbank vaststelt dat verdachte – gelet op de pintransacties – het pinapparaat ook in die periode ter beschikking heeft gesteld.
Conclusie
Op basis van de wettige bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Tijdens de doorzoeking van de woning aan [adres 2] op 14 mei 2021 worden twee stroomstootwapens aangetroffen in de ‘kleine ruimte boven’. Verdachte heeft verklaard dat de ruimte vrij werd gebruikt door zijn familieleden, hij niet wist dat de wapens daar lagen en de wapens niet aan hem toebehoren. Met de raadsman en anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte wetenschap had over de aanwezigheid van deze stroomstootwapens. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde overtreding van de Wet Wapens en Munitie (feit 2).
4.4.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1:
Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank bewezen dat verdachte op tijdstippen in de periode van 3 mei 2020 tot en met 14 mei 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4MM (mephedrone/4-methylmethcathinone) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4FMP (4-FA/4-fluoramfetamine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende speed (amfetamine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B (4-bromo-2,5 dimethoxyfenetylamine), zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 4MM (mephedrone/4-methylmethcathinone) en/of 4FMP (4-FA/4-fluoramfetamine) en/of GHB (4-hydroxyboterzuur) en/of speed (amfetamine) en/of LSD (lysergide) en/of 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine), in elk geval telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de officier van justitie gewezen op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: de LOVS) en het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) betreffende verdachte, waaruit blijkt dat sprake is van recidive. Gelet op de ernst van het feitencomplex volstaat enkel een langdurige gevangenisstraf, vooral nu verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de ernst van het feit dat is tenlastegelegd onder 1 moet worden gezien in het licht van het genormaliseerde recreatieve drugsgebruik in Nederland. De eis is buitensporig. Voorts is er geen sprake van recidive, nu de pleegdatum van het feit waarvoor verdachte in 2019 is veroordeeld dateert van meer dan vijf jaar geleden.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 oktober 2021. Hieruit blijkt dat verdachte op 28 januari 2019 door het Gerechtshof Amsterdam voor een soortgelijke delict is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan zeer intensieve handel in harddrugs, te weten cocaïne, MDMA, 4MM, 4FMP, GHB, speed, LSD en 2C-B. Uit de administratie die is aangetroffen in de telefoon van verdachte, blijkt dat er alleen al in twintig dagen enorme sommen geld zijn verdiend met deze handel. Het is een feit van
algemene bekendheid dat harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid,
gelet op het verslavende karakter daarvan. Bovendien gaat het handelen in harddrugs
veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen,
waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende
activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Gebleken is dat verdachte in deze
keten een belangrijke rol vervulde. Door het ter beschikking stellen van het pinapparaat van zijn eerdere onderneming konden er grote sommen geld worden verdiend. De rechtbank ziet, gelet op de recidive, geen aanleiding om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 1 september 2020, opgesteld door GZ-psycholoog [naam 2] , en het Consult strafrechtspleging van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, opgemaakt door psychiater [naam 3] . Deze stukken zijn ten aanzien van verdachte opgemaakt ten behoeve van een andere strafzaak. Nu verdachte heeft niet meegewerkt aan de totstandkoming van deze rapportages, kunnen er geen duidelijke conclusies worden getrokken. Uit de beperkte informatie komt naar voren dat er bij verdachte geen sprake is van (ernstige) psychiatrische problematiek.
Nu de rechtbank feit 2 niet bewezen acht, de rechtbank ten aanzien van feit 1 een minder prominente rol van verdachte bewezen acht dan door de officier van justitie is geschetst en gelet op de oriëntatiepunten van de LOVS, ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

9.Beslag

Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de Samsung telefoon met goednummer 6056272, de Samsung telefoon met goednummer 6056306 en het pinapparaat van het merk MY POS, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de Huwei telefoon met goednummer 60563333, de Samsung telefoon met goednummer 6056332, het notitieblok met goednummer 6056334, het boek met goednummer 6056335, de (simkaart van de) telefoon met goednummer 6056344, de Huwaei telefoon met goednummer 6056341, de twee stroomstootwapens van het merk Electronic Anti-Riot, de vier GPS trackers van het merk Haicom Hi-602 X en de koker met MDMA dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave beslagene
Van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de Apple telefoon met goednummer 6056331, de enveloppen, de administratie met goednummer 6088263, de sleutel van het merk Nemef NF3, de schoenen en jas van het merk Dior, de armband, de Samsung telefoon met goednummer 6088302, de Huawei telefoon met goednummer 6088303, de geldkist, het motorrijtuig van het merk Piaggio en de geldbedragen ter hoogte van € 1.150,-, € 499,25, € 1.505,-, € 1,92, en € 13,05 is niet vastgesteld dat sprake is van enig strafbaar feit, waardoor deze dienen te worden teruggegeven aan de beslagene.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
telkens: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6056272, Zwart, merk: Samsung;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6056306, Yateley, merk: Samsung, en:
  • 1 STK Automaat, omschrijving: G6088238, Zwart, merk: My Pos D210.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 DS Telefoontoestel, omschrijving: G6056333, Wit, merk: Huawei Y6;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6056332, Wit, merk: Samsung A20;
  • 1 STK Papier, omschrijving: G6056334, Notitieblad;
  • 1 STK Boek, omschrijving: G6056335, Roze;
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon, omschrijving: G6056344, Wit, merk: Lebara;
  • 1 DS Niet te definieren goederen, omschrijving: G6056273, Zwart, merk: Haicom Hi-602 X;
  • 1 DS Niet te definieren goederen, omschrijving: G6056279, Zwart, merk: Haicom Hi-602 X;
  • 1 DS Niet te definieren goederen, omschrijving: G6056265, Haicom Hi-602 X;
  • 1 DS Niet te definieren goederen, omschrijving: G6056266, Haicom Hi-602 X;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6056341, Goudkleurig, merk: Huawei Y6 2018;
  • 1 DS Stroomstootwapen, omschrijving: G6056302, Zwart, merk: Electronic Anti-Riot;
  • 1 DS Stroomstootwapen, omschrijving: G6056303, Zwart, merk: Electronic Anti-Riot, en:
  • 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: G6056352, Koker met MDMA.
Gelast de teruggave aan de beslagene van:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6056331, Wit, merk: Apple;
  • 4 STK Enveloppe, omschrijving: G6056340, Vodafone;
  • 1 STK Map, omschrijving: G6088263;
  • 1 STK Sleutel, omschrijving: G6088351, Chroomkleurig, merk: Nemef NF3;
  • 1 STK Schoenen, omschrijving: G6088308, Meerkleurig, merk: Dior;
  • 1 STK Jas Deponeren, omschrijving: G6088306, Zwart, merk: Dior;
  • 1 STK Armband, omschrijving: G6088307, Goudkleurig;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6088302, Samsung;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6088303, Huawei;
  • 1 STK Geldkist, omschrijving: G6088246;
  • 1 STK Motorrijtuig, omschrijving: G5649517, Zwart, merk: Piaggio, bouwjaar 2013;
  • 1150 EUR; IBGN 12-8-2021 1150, omschrijving: G6088281;
  • 499,25 EUR; IBGN 12-8-2021 499.25, omschrijving: G6088278;
  • 1505 EUR; IBGN 12-8-2021 1505, omschrijving: G6088311;
  • 1,92 EUR; IBGN 12-8-2021 1.92, omschrijving: G6088313; tegenwaarde van 20 TRY, en:
  • 13,05 EUR; IBGN 12-8-2021 13.05, omschrijving: G6088314; tegenwaarde van 200 MAD.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2021.
[…]

Voetnoten

1.HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584.
2.HvJ EU 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152.