ECLI:NL:RBAMS:2021:6860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13/751866-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname, werd beschuldigd van mensenhandel en had een vrijheidsstraf van twee jaar opgelegd gekregen door de Belgische rechtbank. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 8 oktober 2021, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon geen kennis had van het vonnis dat aan de overlevering ten grondslag lag. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon op de zitting aanwezig was en voldoende op de hoogte was van de zaak. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de informatie van de Belgische autoriteiten te twijfelen en dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing was.

Daarnaast werd er aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België. De rechtbank had eerder geconcludeerd dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in bepaalde Belgische detentie-instellingen. Echter, op basis van garanties van de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon in een geschikte cel zou worden ondergebracht, oordeelde de rechtbank dat er geen reëel gevaar bestond voor de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank besloot uiteindelijk de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751866-21
RK nummer: 21/4460
Datum uitspraak: 22 oktober 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 maart 2021 door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2021. Het verhoor heeft – via telehoren – plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. N.D. de Fluiter, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Surinaamse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis op tegenspraak van de correctionele rechtbank Antwerpen – afdeling Antwerpen van 25 februari 2020 met vonnisnummer 2020/1164, dossiernummer 19CO26346 – ME37.L7.1837/2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunten ter zitting
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd en heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon geen kennis heeft gehad van het vonnis. Ze is wel bij een behandeling aanwezig geweest, maar dit was zonder bijstand van een advocaat en het is onduidelijk wat voor zitting dit was en of op deze zitting een inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft ze er nooit meer iets van gehoord tot de aanhouding voor deze overleveringszaak. Het onherroepelijke vonnis zit niet in het dossier, dus hoe het precies gegaan is en of haar aanwezigheidsrecht gewaarborgd is, blijft onduidelijk.
De officier van justitie heeft gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Blijkens het EAB was de opgeëiste persoon op de zitting aanwezig en zij heeft zelf ook verklaard dat ze op een zitting aanwezig is geweest en een rechter heeft gesproken. Ze is door haar advocaat op de hoogte gesteld van de zitting. De weigeringsgrond is niet aan de orde. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat van de weigeringsgrond kan worden afgezien, nu de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de zaak en zij haar adreswijziging niet heeft doorgegeven.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De rechtbank heeft geen reden om aan de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie te twijfelen. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich niet voor. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 3, te weten:
mensenhandel
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Detentieomstandigheden

5.1
Inleiding
Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is zijn Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 14 september 2021 is door een medewerker van het Belgische Ministerie van Justitie
(Federal Public Service Justice)als volgt verklaard:
[opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Anvers (women section). [opgeëiste persoon] will be detained alone in a cell of at least 9 m2. The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink).
5.2
Standpunten ter zitting
De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven kritisch te kijken naar bovenstaande verklaring over de detentieomstandigheden, nu de raadsman van collega’s heeft begrepen dat de praktijk in België na overlevering anders blijkt dan de in deze verklaring gegeven voorstelling van zaken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden niet aan overlevering in de weg staan. Indien een gegeven garantie niet wordt nageleefd zal het Nederlandse Openbaar Ministerie (OM) contact opnemen met de Belgische autoriteiten om nakoming te vragen. De situatie waar de raadsman naar heeft verwezen is een uitzondering geweest, die na tussenkomst van het OM direct is rechtgezet.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [2] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de penitentiaire inrichting in Antwerpen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. De detentieomstandigheden staan niet aan overlevering in de weg.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd maakt dit niet anders. De rechtbank beschikt niet over concrete aanknopingspunten op grond waarvan aan de verstrekte garantie kan worden getwijfeld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout (België).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en Q.R.M. Falger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak