ECLI:NL:RBAMS:2021:6856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13/751516-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan over een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen is verstreken en dat de overleveringsdetentie is geëindigd.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW. De opgeëiste persoon wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in België een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren kan worden opgelegd.

De rechtbank heeft de garantie beoordeeld die door de Procureur des Konings is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar te ondergaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze garantie voldoende is en dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in de Belgische detentie. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, aangezien aan alle eisen van de OLW is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751516-21
RK nummer: 21/3735
Datum uitspraak: 22 oktober 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 april 2021 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat de beslistermijn van 90 dagen is verstreken. De beslistermijn kan in dit geval, gelet op de Herimplementatiewet van de OLW die in werking is getreden op 1 april 2021 niet meer worden verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de – geschorste - overleveringsdetentie is geëindigd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek van 6 april 2021 van de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en bij e-mail van 29 augustus 2021 door de Belgische onderzoeksrechter nader gespecificeerd. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft per brief van 11 augustus 2021 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Art. 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van
3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 10 september 2021 is door een medewerker van het Belgische Ministerie van Justitie
(Federal Public Service Justice)als volgt verklaard:
Mr. [opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Bruges. Mr. [opgeëiste persoon] will be detained in a cell of at least 10 m2. The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink). As Mr. [opgeëiste persoon] will be detained alone, the last question becomes irrelevant.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [2] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de penitentiaire inrichting in Brugge heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. De detentieomstandigheden staan niet aan overlevering in de weg.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, zich ook overigens geen weigeringsgronden voordoen en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en N.C.H. Blankevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak