ECLI:NL:RBAMS:2021:6843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13-751814-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en genoegzaamheid van de feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, België. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1992, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de exploitatie en organisatie van een drugslaboratorium waar amfetamines werden geproduceerd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten in het EAB als genoegzaam omschreven geacht, ondanks het verweer van de raadsman dat de feiten onvoldoende nauwkeurig waren beschreven.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld. Er was eerder een uitspraak van de rechtbank die concludeerde dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Belgische detentie-instellingen. Echter, de Belgische autoriteiten hebben garanties gegeven dat de opgeëiste persoon in een cel van minimaal 9 m2 zal worden ondergebracht, wat de rechtbank voldoende achtte om te concluderen dat er geen reëel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon na overlevering.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten is dan ook toegestaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken, waarbij is opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751814-21
RK nummer: 21/4381
Datum uitspraak: 10 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juni 2021 door de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Mesoudi, advocaat te Breda.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van 15 juni 2021 van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft betoogd dat de feiten niet genoegzaam zijn omschreven in het EAB. De omschrijving is te summier en onvoldoende nauwkeurig. De mate van betrokkenheid is onduidelijk. Er zouden camerabeelden beschikbaar zijn, maar wat er op die camerabeelden staat wordt nergens beschreven.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In de onderhavige zaak geldt het volgende.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de omschrijving in het EAB - mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van een strafrechtelijk onderzoek - duidelijk maakt voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, namelijk de betrokkenheid bij de exploitatie en organisatie van een drugslaboratorium waar amfetamines werden geproduceerd in de periode van 1 mei 2019 tot 21 mei 2020 met als pleegplaats Gent en elders in België. Daarbij merkt de rechtbank op dat de opgeëiste persoon van een feitencomplex wordt verdacht waarvan door de uitvaardigende justitiële autoriteit is vermeld dat deze feiten onder de lijstfeiten deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen vallen. In het Formulier A wordt de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon aangeduid als dader.
Ook overigens is voldaan aan de vereisten die de OLW in dit verband aan het EAB stelt, zodat de rechtbank van oordeel is dat de feiten genoegzaam zijn omschreven. De uitvaardigende justitiële autoriteit hoeft de gronden van de verdenking niet te vermelden, noch te omschrijven wat op de camerabeelden te zien is. Het is immers niet aan deze rechtbank te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. Het verweer van de advocaat wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het aangetroffen DNA zich op een verplaatsbaar object, te weten een handschoen, bevond. De opgeëiste persoon ontkent alle betrokkenheid bij de feiten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting niet heeft aangetoond.
De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent heeft op 10 september 2021 de volgende garantie gegeven:
In antwoord op uw brief inzake de overlevering van [opgeëiste persoon] (geboren op [geboortedag] -1992), sta ik u de garantie toe voor de terugkeer van de betrokkene naar uw land.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel houdt deze garantie in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar uw land wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar onder te gaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
7. Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden
7.1
Inleiding
Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van zogenoemde grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, en waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is zijn Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 10 september 2021 is door een
General Counsellorvan het Belgische Ministerie van Justitie
(Federal Public Service Justice)als volgt verklaard:
Mr. [opgeëiste persoon] will be detained in the prison of Gent. Mr. [opgeëiste persoon] will be detained alone in a cell of at least 9 m2. The cell is fully equipped, including with a sanitary block (toilet and sink).
7.2
Standpunten ter zitting
De raadsman heeft gesteld dat er ondanks de toezeggingen zorgen blijven bestaan. De raadsman heeft gesteld dat België het principe van wederzijds vertrouwen omzeilt door beloften te doen die niet worden nagekomen en heeft daartoe gewezen op een publicatie van Amnesty International van 30 juli 2021, waaruit blijkt dat het probleem van overbevolking in Belgische detentie-instellingen structureel van aard is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden niet aan overlevering in de weg staan. Er is een afdoende detentiegarantie afgegeven en daarnaast geldt ook een algemene detentiegarantie. De rechtbank heeft ook na kennisname van de genoemde publicatie en het meest recente rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) geen algemeen gevaar aangenomen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [2] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de penitentiaire inrichting in Gent heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Mede gezien het vertrouwensbeginsel heeft de rechtbank geen aanleiding om niet op de gegeven garantie te vertrouwen. De detentieomstandigheden staan dus niet aan overlevering in de weg.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België).
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak