ECLI:NL:RBAMS:2021:6814

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
13/751870-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot samengevoegde straf en detentiegarantie

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Judecătoria Tărgovişte in Roemenië. De zaak betreft een samengevoegde straf van 6 jaar en 677 dagen, opgelegd bij een vonnis van 24 juni 2021. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 12 augustus 2021, behandeld tijdens openbare zittingen op 13 oktober en 3 november 2021. De opgeëiste persoon was aanwezig via videoverbinding en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Vos.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De rechtbank heeft de detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten als voldoende beoordeeld, ondanks de algemene zorgen over de detentieomstandigheden in Roemenië. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat de opgeëiste persoon voldoende geïnformeerd zal worden over zijn rechten na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan voor feit 1, terwijl de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering tot overlevering voor de feiten 2 tot en met 16, aangezien deze feiten al eerder zijn behandeld in een ander EAB. De uitspraak is gedaan door de rechters J.A.A.G. de Vries, J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751870-21
RK nummer: 21/4492
Datum uitspraak: 3 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 augustus 2021 door de
Judecătoria Tărgovişte(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] , Roemenië op [geboortedag] 1955,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 13 oktober 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon – aanwezig via een videoverbinding – is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor bepaalde tijd geschorst tot de zitting van 3 november 2021 om 14:30 uur, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie met betrekking tot de verhouding van het onderhavige EAB tot een eerder, op 15 februari 2021, door de Roemeense autoriteiten uitgevaardigd EAB, op te vragen aan de Roemeense autoriteiten.
Zitting 3 november 2021
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering hervat op de openbare zitting van 3 november 2021, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 24 juni 2021 (nr. 268) van de rechtbank van eerste aanleg in Tărgovişte in het dossier nr. 7471/315/2019.
In het EAB wordt tevens melding gemaakt van vijf onderliggende uitspraken:
  • een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Braşov van 21 januari 2016, nr. 110;
  • een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van district 1 Boekarest van 17 november 2015
  • een arrest van het hof van beroep van Ploieşti van 13 december 2016
  • een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Ploieşti van 5 oktober 2016, nr. 2229;
  • een arrest van het hof van beroep van Ploieşti van 27 april 2017, nr. 531.
In de aanvullende informatie afkomstig van de rechtbank in Tărgovişte van 22 september 2021 staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de vijf onderliggende uitspraken hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 jaar en 677 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 24 juni 2021. De vrijheidsstraf betreft een samengevoegde straf op basis van alle hiervoor genoemde uitspraken.
Deze uitspraken betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 juni 2021 (nr. 268) van de rechtbank van eerste aanleg in Tărgovişte, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetsprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 22 september 2021 het volgende verklaard:
Immediately after his surrender in Romania, the above-named will be personally communicated the conviction award and he will benefit by the UNCONDITIONAL guarantee to request a new trial or to file an attack way against it.
At the retrial of the case, [opgeëiste persoon] may propose evidence and may demand the initial evidence to be administered again, including any possible witnesses who testified against him.
Bovendien is in het EAB en het aangehechte “kruisjesformulier” met betrekking tot het vonnis van 24 juni 2021 rubriek 3.4 aangekruist, waarin onder meer staat vermeld dat de opgeëiste persoon “uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een nieuw proces of een hoger beroep”. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.
3.2
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden omdat het EAB niet genoegzaam is. De raadsman heeft verwezen naar een eerder EAB, gedateerd 15 februari 2021, dat door de Roemeense autoriteiten is uitgevaardigd ten aanzien van de opgeëiste persoon. In dit eerdere EAB wordt melding gemaakt van 25 strafbare feiten. Bij uitspraak van 21 juli 2021 heeft de rechtbank Amsterdam de overlevering van de opgeëiste persoon voor deze feiten toegestaan. [1]
De feiten 2 tot en met 16 uit het onderhavige EAB komen overeen met een deel van de feiten die in het eerdere EAB van 15 februari 2021 zijn opgenomen en waarvoor de overlevering reeds is toegestaan in de uitspraak van 21 juli 2021. Het onderhavige EAB is niet genoegzaam omdat er onduidelijkheid bestaat over de overlap tussen de aan de twee EAB’s ten grondslag liggende feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de omschrijvingen van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht aan de eisen die artikel 2 OLW daaraan stelt. Het verweer wordt verworpen.
Het verweer met betrekking tot de gestelde overlap tussen het onderhavige EAB en het EAB van 15 februari 2021 komt hieronder in punt 6 aan de orde.

4.Strafbaarheid:

feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, meermalen gepleegd.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van de Roemeense detentieomstandigheden voor opgeëiste personen sprake is van een algemeen gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). De rechtbank stelt echter vast dat de detentiegarantie, verstrekt door het
Ministry of Justiceop 20 september 2021, afdoende is en dat daarmee het individuele gevaar voor schending van de grondrechten zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest is weggenomen. Daarbij gaat de rechtbank – aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt – uit van de geboden zekerheid in de garantie. Onder meer de volgende garantie is verstrekt:
the National Administration of Penitentiaries issues an assurance that a minimum individual space of 3 sq. m., including the bed and related pics of furniture,without including the area reserved for the sanitary facilities,is to be provided throughout the execution of the entire custodial sentence.
Met deze garantie is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen in Roemenië waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden gedetineerd de beschikking zal hebben over individuele celruimte van minimaal 3m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

6.Overige verweren:

overlapping tussen het onderhavige EAB en het EAB d.d. 15 februari 2021
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd voor de feiten 2 tot en met 16 uit het onderhavige EAB, omdat deze feiten overeenkomen met een deel van de feiten waarvoor de overlevering reeds in een eerder EAB, gedateerd 15 februari 2021, is verzocht. De overlevering is ten aanzien van deze feiten al toegestaan in de uitspraak van deze rechtbank van 21 juli 2021. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering partieel te weigeren en slechts toe te staan voor feit 1, het feit waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld bij het vonnis van 24 juni 2021 (nr. 268) van de rechtbank van eerste aanleg in Tărgovişte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. We kennen het Roemeense systeem voor strafvordering niet. Het feit dat de overlevering twee keer wordt gevraagd voor dezelfde feiten vormt geen grond om de overlevering te weigeren. Er is geen weigeringsgrond aan de orde. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering voor alle zestien feiten toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de feiten 2 tot en met 16 uit het onderhavige EAB overeenkomen met de feiten 9 tot en met 25 waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon is verzocht in het EAB van 15 februari 2021. Voor deze feiten is de overlevering reeds toegestaan bij de uitspraak van 21 juli 2021. Alleen het eerste feit dat ten grondslag ligt aan het vonnis van 24 juni 2021 (nr. 268) van de rechtbank van eerste aanleg in Tărgovişte, de inbraak in een basisschool op 3 april 2014 in Mărceşti (Roemenië), is een nieuw feit waarvoor de overlevering niet is verzocht in het EAB van 15 februari 2021 en toegestaan bij de uitspraak van deze rechtbank van 21 juli 2021. Ondanks de omstandigheid dat de rechtbank de vorige zitting heeft aangehouden teneinde vragen te stellen over deze overlapping hebben de Roemeense autoriteiten in hun antwoord van 22 september 2021 en 26 oktober 2021 aangegeven dat er geen verband is tussen de 2 EAB’s.
Het EAB van 15 februari 2021 is nog steeds van kracht, zo blijkt uit de aanvullende informatie afkomstig van de rechtbank Tărgovişte, verstrekt op 22 september 2021. Aldus kan de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon voor de feiten 2 tot en met 16 plaatsvinden op grond van de uitspraak van deze rechtbank van 21 juli 2021. Nu de rechtbank al onherroepelijk uitspraak heeft gedaan ten aanzien van deze feiten, zal de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van de feiten 2 tot en met 16 niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor het overige feit, feit 1, vormt de uitspraak van 21 juli 2021 geen belemmering om de overlevering toe te staan.

7.Slotsom

Nu ten aanzien van feit 1 waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering voor die feiten te worden toegestaan. Voor het overige zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 en 310 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Judecătoria Tărgovişte(Roemenië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, dat is opgelegd wegens feit 1.
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB ten aanzien van de feiten 2 tot en met 16.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 21 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5162.