ECLI:NL:RBAMS:2021:5162

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
13/751524-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden, opgelegd door de Ploieşti Court of Law. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1955 in Roemenië, niet in persoon aanwezig was bij de rechtszitting en dat zijn raadsman geen contact meer met hem had. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht, waarbij eerder rechtspraak over de problematiek van detentieomstandigheden in dat land is betrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), ondanks dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de veroordeling in Roemenië. De rechtbank heeft aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten in overweging genomen, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszaak en akkoord ging met een proces in zijn afwezigheid. De rechtbank concludeert dat de detentieomstandigheden in Roemenië, hoewel eerder problematisch, op basis van nieuwe informatie geen beletsel vormen voor de overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen andere weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751524-21
RK nummer: 21/2993
Datum uitspraak: 21 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 februari 2021 door
the Ploieşti Court of Law, Roemenië en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1955,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juli 2021. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de raadsman van de opgeëiste persoon, M.G. Vos, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De raadsman heeft verklaard geen contact meer te hebben met de opgeëiste persoon. De raadsman acht zich niet gemachtigd om namens de opgeëiste persoon de verdediging te voeren. De officier van justitie heeft opgemerkt dat de opgeëiste persoon na het aflopen van de detentie uit anderen hoofde, per abuis is vrijgelaten in plaats van vastgehouden op basis van dit EAB en de geldende titel voor overleveringsdetentie. Sedertdien is de opgeëiste persoon niet meer in het vizier.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 25 november 2020 van
the Ploieşti Court of Law, definitive on12 januari 2021, met kenmerken 1838 en 9160/281/2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, 6 maanden en 548 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en dat er evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De rechtbank verwijst hierbij allereerst naar de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 16 juni 2021, waarin onder meer als volgt is meegedeeld:
At page 213 of the file, there is proof of clarification with the convict, according to the request for judicial assistance, which shows that he was informed through the translator from the Romanian language into the German language about the procedure to take place on 21.10.2020 in the file 9160/281/2019.The defendant declared that he agreed to the trial to take place in his absence. Moreover, he waived the transmission of the formal conclusions, against which an appeal could be filed and agreed with the direct transmission of a file page to the requesting authority in Romania (according to the document submitted by the Prosecution Office of the Basel Stadt Canton).
Tevens verwijst de rechtbank naar het verhoor bij de officier van justitie op 27 mei 2021, waar de opgeëiste persoon onder andere het volgende heeft verklaard:
Ik weet over welke zaak dit gaat. Ik ben niet bij de strafzaak aanwezig geweest. Ik werd op de hoogte gebracht van de zaak toen ik in Basel was.Toen is mij rechtstreeks gevraagd of ik ermee akkoord was dat de zaak buiten mijn afwezigheid zou worden afgedaan. Ik ben daarmee akkoord gegaan.Dat was bij het Parket in Basel dat rechtstreeks in contact stond met de Roemeense autoriteiten.
Gelet op voornoemde informatie kan worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht en van het feit dat een strafrechtelijke procedure tegen hem liep. Bovendien kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van deze informatie worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon impliceert, omdat hij uit eigen beweging uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.

4.4. Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
(poging tot) diefstal, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.Artikel 11 OLW

De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:463) waarin de vaste rechtspraak ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemenië is verwoord. Het cruciale punt in deze rechtspraak ziet op het feit dat in vele Roemeense zaken is gebleken dat de opgeëiste persoon tijdens de tenuitvoerlegging van de straf zeer waarschijnlijk zal worden geplaatst in een detentie-instelling met een half-open regime, alwaar hij zal beschikken over 2 m2
personal space. Dit levert een sterk vermoeden op dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat vernederend zijn in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarnaast is in deze zaken geen sprake van de cumulatieve factoren (die een gebrek aan
personal spacekunnen compenseren) zoals bedoeld in het arrest Muršić v. Croatia van het EHRM van 20 oktober 2016 (nr. 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413).
In deze zaak heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie verstrekt van
the Penitentiary police chief commissioner,namens de
General Director of the National Administration of Penitentiariesvan 16 juni 2021. Uit deze uitgebreide aanvullende informatie volgt
nietdat hij zal worden geplaatst in een detentie-instelling alwaar hij zal beschikken over slechts 2 m2
personal space. Naast uitgebreide informatie over de verschillende detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden gedetineerd, wordt tevens als volgt meegedeeld:
Considering the perspective of implementing the measures included in the Action Plan for the period 2020 - 2025, drawn up for the enforcement of the pilot judgment [naam 1] and other against Romania, as well as the judgments delivered in the group of cases [naam 2] against Romania, as well as the number of prisoners in custody by the National Administration of Penitentiaries, following the criminal policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees for the entire period of execution of the punishment a minimum individual space of3 square meters, in which the bed and related furniture are included, without also comprising the space designed for toilet.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden geen beletsel opleveren voor het toestaan van de overlevering.
De rechtbank overweegt als volgt. Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat – anders dan in veel voorgaande Roemeense zaken – nieuwe en andersluidende informatie is verstrekt, onder andere ten aanzien van de omvang van de persoonlijke ruimte van gedetineerden in het semi-open regime. De rechtbank beschikt niet over objectieve en actuele gegevens met betrekking tot de detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst –
Rahova Penitentiary(quarantaine) en
Mărgineni Penitentiary(
closed regime) – die de verstrekte informatie van 16 juni 2021 tegenspreken. Dit leidt tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. De detentieomstandigheden vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7, 11 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Ploieşti Court of Law, Roemenië.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2021.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.