Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Ploieşti Court of Law, Roemenië en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the Ploieşti Court of Law, definitive on12 januari 2021, met kenmerken 1838 en 9160/281/2019.
4.4. Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
5.Artikel 11 OLW
personal space. Dit levert een sterk vermoeden op dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat vernederend zijn in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarnaast is in deze zaken geen sprake van de cumulatieve factoren (die een gebrek aan
personal spacekunnen compenseren) zoals bedoeld in het arrest Muršić v. Croatia van het EHRM van 20 oktober 2016 (nr. 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413).
the Penitentiary police chief commissioner,namens de
General Director of the National Administration of Penitentiariesvan 16 juni 2021. Uit deze uitgebreide aanvullende informatie volgt
nietdat hij zal worden geplaatst in een detentie-instelling alwaar hij zal beschikken over slechts 2 m2
personal space. Naast uitgebreide informatie over de verschillende detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden gedetineerd, wordt tevens als volgt meegedeeld:
Rahova Penitentiary(quarantaine) en
Mărgineni Penitentiary(
closed regime) – die de verstrekte informatie van 16 juni 2021 tegenspreken. Dit leidt tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. De detentieomstandigheden vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Ploieşti Court of Law, Roemenië.