ECLI:NL:RBAMS:2021:6810

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
13/751996-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en eerdere weigering door Belgische rechter

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Parket bij de rechtbank van Cagliari, Italië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 16 september 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1992, is gedetineerd in Nederland en heeft zowel de Belgische als Marokkaanse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de detentieomstandigheden in Italiaanse penitentiaire inrichtingen onderzocht. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel gevaar was van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, waardoor de detentieomstandigheden geen beletsel vormden voor de overlevering.

De verdediging voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de Belgische autoriteiten eerder de overlevering hadden geweigerd, met de intentie om de straf in België ten uitvoer te leggen. De officier van justitie betoogde echter dat de overlevering kon worden toegestaan, aangezien de Belgische autoriteiten de straf nog niet hadden overgenomen en het EAB geldig was. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon plaatsvinden, waarbij het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen, en heeft de uitspraak openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751996-21
RK nummer: 21/5118
Datum uitspraak: 17 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2018 door het Parket bij de rechtbank van Cagliari (Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. H.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Belgische en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot gevangenneming, uitgevaardigd door het parket bij de rechtbank van Cagliari op 13 juli 2015 (SIEP nr. 1222/2014) en van een vonnis van de rechter belast met het vooronderzoek ter zitting bij de rechtbank van Cagliari, gewezen op 29 februari 2012 (vonnis nr. 340), gedeeltelijk herzien bij een vonnis van het Gerechtshof van Cagliari, gewezen op 25 januari 2013 en onherroepelijk op 31 oktober 2014 (vonnis nr. 113).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaren, drie maanden en vier dagen gevangenisstraf. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van het Gerechtshof van Cagliari.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid:

feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Ambtshalve overweegt de rechtbank het volgende inzake de detentieomstandigheden in een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen ten aanzien waarvan zij een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 Handvest heeft aangenomen.
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 30 maart 2021, [1] waarin als volgt is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake is van een reëel gevaar van schending van door het Handvest gewaarborgde grondrechten. De detentieomstandigheden vormen daarom geen beletsel voor de overlevering.

6.Overige verweren:

overlevering eerder geweigerd door de Belgische rechter
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat dit EAB eerder in België is behandeld. De overlevering is toen geweigerd, omdat de Belgische autoriteiten de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wilden overnemen. De Italiaanse autoriteiten hebben dit gefrustreerd, door het certificaat als bedoeld in het Kaderbesluit 2008/909/JBZ, dat de Belgische autoriteiten nodig hadden om de straf ten uitvoer te kunnen leggen, niet te verstrekken. In de brief van het arrondissementsparket Cagliari van 10 januari 2019 hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat de reden daarvoor was dat er in Italië nog een strafrechtelijk onderzoek loopt tegen de opgeëiste persoon, en dat de Italiaanse wet het in dat geval niet mogelijk maakt om een gevangenisstraf over te dragen aan een andere lidstaat. Dit is niet Kaderbesluitconform. De Italiaanse autoriteiten hadden een nieuw EAB moeten uitvaardigen om de overlevering tevens voor dit andere strafrechtelijke onderzoek te verzoeken. Bovendien zijn de Italiaanse autoriteiten ertoe gehouden de beslissing van een Europese rechter uit een andere lidstaat te respecteren. De Belgische rechter heeft de overlevering reeds geweigerd en beslist dat de straf in België tenuitvoergelegd kan worden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. De Belgische autoriteiten hebben de straf nog niet overgenomen, omdat de Italiaanse autoriteiten het benodigde certificaat niet hebben verstrekt. Aldus verzoekt Italië om overlevering van de opgeëiste persoon voor een straf die nog niet tenuitvoergelegd is en dat is mogelijk.
In de brief van het arrondissementsparket Cagliari van 10 januari 2019 hebben de Italiaanse autoriteiten aangegeven dat het niet mogelijk is om een nieuw EAB te versturen dat betrekking heeft op de lopende strafzaak tegen de opgeëiste persoon, omdat er in die strafzaak geen dwangmiddel is bevolen. Aldus is het ook niet nodig om een nieuw EAB uit te vaardigen; de uitzondering van artikel 27, derde lid, onder c van het Kaderbesluit 2002/584/JHA is van toepassing. Er zijn geen beletselen om de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overlevering kan worden toegestaan. Het EAB is geldig en de straf is nog niet tenuitvoergelegd in België. Ook het specialiteitsbeginsel staat niet aan overlevering in de weg, omdat artikel 27, derde lid, onder c van het Kaderbesluit 2002/584/JHA van toepassing is. Het verweer wordt verworpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket bij de rechtbank van Cagliari (Italië).
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.