Beoordeling
5. De vraag die moet worden beantwoord is of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR als ook voor VWS de GMOR wordt ingesteld (artikel 3 lid 1 in combinatie met lid 2 WOR). Of daarvan sprake is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Hoe groter de samenhang tussen de ondernemingen, hoe meer het is gerechtvaardigd om VWS toe te laten tot de GMOR. In dit verband is voorts van belang of VWS en de tot de GMOR behorende ondernemingen een gemeenschappelijk of onderling afgestemd financieel, strategisch en sociaal beleid voeren. Een belangrijke aanwijzing daarvoor is dat de juridische of feitelijke zeggenschap over de tot de GMOR behorende ondernemingen en VWS in dezelfde handen is (zie ook Rb Amsterdam, 29 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:983). Daarnaast is ook van belang of de medewerkers binnen de onderneming door ook voor die onderneming deelname aan de GMOR open te stellen, medezeggenschapsrechten krijgen. 6. Partijen refereren beide aan de periode voorafgaand aan de reorganisatie en de redenen waarom destijds voor VWS een aparte ondernemingsraad is ingesteld. Daarover wordt het volgende opgemerkt. Het feit dat in het verleden een separate ondernemingsraad is ingesteld, wil op zichzelf niet zeggen dat er op dit moment sprake is van (on)voldoende samenhang tussen VWS en de VEON-HQ ondernemingen in de zin van artikel 3 WOR. Evenmin is daaruit op zichzelf af te leiden of aan het onder 5. bedoelde criterium is voldaan. Aan de hand van de huidige feitelijke situatie zal moeten worden beoordeeld of dat zo is en daarbij wordt gekeken naar alle omstandigheden.
7. Ten aanzien van het standpunt van de ondernemingsraad dat er samenhang is tussen de entiteiten van VEON, waaronder VWS, baseert de ondernemingsraad zich op het volgende:
1. Alle betrokken entiteiten zijn volledige dochterondernemingen van de topholding VEON Ltd. en rapporteren allemaal direct aan het GEC (Global Executive Committee) of aan een ondergeschikte van dit orgaan.
2. De VEON-groep presenteert zich als één integrale werkzame organisatie naar buiten toe en verkondigt dezelfde visie en missie voor alle entiteiten, te weten het leveren van telecommunicatiediensten. Hierbij richten alle entiteiten zich op dezelfde doelgroep, met dien verstande dat VWS zich meer profileert binnen de roaming wereld.
3. In 2018 en 2019 waren er werknemers binnen VWS werkzaam die op de payroll van VEON Amsterdam stonden.
4. De ondernemingen bestaan uit dezelfde managementstructuur. Alle entiteiten van de VEON-groep fungeren als losse “cost centers” binnen het hoofdkantoor van VEON. Cost center managers rapporteren naar hun organisatorisch leidinggevende.
5. De gezamenlijke aansturing komt tot uitdrukking in de aanwezigheid van een gezamenlijk financieel, operationeel, inkoop en personeelsbeleid. Alle entiteiten binnen de VEON-groep passen dezelfde beleidsprocessen toe op het gebied van financiële verslaglegging, interne controle processen, personeel, juridische zaken en inkopen.
6. Alle entiteiten zijn in hetzelfde gebouw gevestigd;
7. De administratie, ICT,HR en verdere ondersteuning is centraal georganiseerd. VWS is voor haar ondersteuning afhankelijk van afdelingen die toebehoren aan de HQ-Entiteiten, zoals Legal en HR.
8. De huidige GMOR van de HQ-Entiteiten is voorstander van de instelling van een GMOR waarin VWS vertegenwoordigd is.
8. De ondernemer heeft daartegen aangevoerd, dat:
1. De kernactiviteit van VWS niet, althans niet wezenlijk, gewijzigd is als gevolg van de doorgevoerde reorganisatie in 2019 en dat VWS ten opzichte van de HQ-Entiteiten onverminderd een autonome en separate rol in neemt: VWS is een operationele onderneming, de HQ-entiteiten zijn ondersteunend;
2. VWS haar eigen financiële rapportage verantwoordelijkheid heeft en beschikt over eigen middelen om de VWS dienstverlening en de overige VWS-eigen activiteiten te faciliteren;
3. VWS over een eigen autonoom bestuur beschikt, met daarbij behorende zeggenschap, bestuurlijke vrijheid en beleid. De zeggenschapsstructuur binnen de VWS onderneming is in essentie ongewijzigd gebleven;
9. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. Uit hetgeen partijen in de stukken naar voren hebben gebracht en de toelichtingen ter zitting, blijkt dat de HQ-Entiteiten ondersteunend zijn aan het primaire proces, de leveranties van telecommunicatiediensten. Dit betreft ondersteuning op het gebied van onder meer Legal, ICT en HR-diensten). De werkzaamheden die binnen VWS plaatsvinden, zijn wellicht meer direct gericht op het primaire proces: VWS koopt in dit verband de telecommunicatiedienst roaming centraal in, ten behoeve van de levering van die diensten aan gebruikers in diverse landen. De ondernemer heeft in dit verband voldoende aannemelijk gemaakt dat VWS in dit kader een eigen autonome onderhandelingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft om ten behoeve van de VEON-groep roaming contracten in te kopen en intern te verkopen. Dat betekent dat de ondernemingen waarvoor de GMOR nu is ingesteld enerzijds en VWS anderzijds op dit punt van elkaar verschillen. Dat verschil is echter niet erg wezenlijk. Immers, ook VWS biedt uiteindelijk, net als de HQ-Entiteiten, met haar handelen ondersteuning aan de uiteindelijke verkoop van de telecommunicatiediensten aan derden door de werkmaatschappijen. VWS verkoopt haar diensten (uitsluitend) intern door.
10. Dit verschil in activiteiten tussen de HQ-Entiteiten en VWS heeft er voor de ondernemer niet aan in de weg gestaan dat VWS in 2018 zou toetreden tot de GMOR. In tegendeel: Jacky Simmonds heeft daar namens de ondernemer in een e-mail van 14 juni 2018 over geschreven: “We are working on enhancing the representation of smaller entities in the joint works council model to ensure that employees from all Dutch legal entities will have representations. VWS shares facilities, services and administration with the rest of HQ and therefore we believe should participate in the joint works council.” De argumenten die de ondernemer aanvoerde zijn thans nog steeds van toepassing, althans er is niet aannemelijk gemaakt dat hier verandering in is gebracht. VWS is bovendien gevestigd in het zelfde gebouw als de HQ-Entities en de medewerkers zitten bij elkaar op de afdeling.
11. Volgens de ondernemingsraad vindt de dagelijkse leiding voor alle in deze procedure betrokken ondernemingen plaats vanuit één centraal punt, namelijk VEON HQ. Iedereen die sinds 2019 formeel als bestuurder voor VWS is opgetreden, was feitelijk werkzaam bij VEON HQ en de ondernemingsraad heeft enkel contact met personen die volledig bij VEON HQ werkzaam zijn, aldus de ondernemingsraad. De ondernemer heeft aangevoerd dat het bestuur van VWS een zelfstandige positie inneemt ten opzichte van VEON HQ en een grote mate van bestuurlijke vrijheid binnen VEON-groep geniet. Weliswaar rapporteert het bestuur van VWS aan de VEON Group COO of aan de VEON Group CEO, maar dat betekent niet dat het VWS bestuur klakkeloos het concern beleid volgde, aldus de ondernemer.
12. De ondernemer heeft niet (voldoende) gemotiveerd bestreden dat de ondernemingsraad sinds 2019 geen formeel overleg met de VWS bestuurder heeft gehad. Uit de stukken blijkt ook dat de VWS bestuurder enige tijd de positie van Group CFO binnen de VEON-Group heeft overgenomen. Dat sterkt de stelling van de ondernemingsraad dat de VWS bestuurder feitelijk werkzaam zijn voor de VEON-groep. Dat niet altijd klakkeloos wordt aangenomen wat er binnen die groep wordt besproken of beslist, betekent niet dat de feitelijke beslissingsbevoegdheid niet binnen de VEON-groep ligt. De ondernemer heeft tegenover die stelling van de ondernemingsraad onvoldoende duidelijk gemaakt dat de eindbeslissingen door het VWS bestuur worden genomen. Daarbij komt dat het niet aannemelijk is dat de strategische beslissingen binnen het VWS bestuur worden genomen.
13. Dat VWS een eigen financiële rapportageverantwoordelijkheid heeft legt onvoldoende gewicht in de schaal. De ondernemingsraad heeft in dit verband nog opgemerkt dat VWS vanuit de VEON-HQ groep een budget krijgt, waar zij zich aan moet houden. Dat heeft de ondernemer niet bestreden. Daaruit volgt dat financiële beslissingen (in ieder geval deels) op groepsniveau worden genomen.
14. Uit al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is van zodanige samenhang tussen de HQ-entiteiten en VWS, dat het voor een goede toepassing van de WOR is aangewezen dat VWS toetreedt tot de GMOR. Dit geldt temeer omdat de medezeggenschapsrechten van de medewerkers van VWS daardoor beter zijn gewaarborgd dan zij nu zijn. Dit betekent dat het verzoek wordt toegewezen zoals hieronder is bepaald.
15. De ondernemingsraad heeft nog verzocht om de ondernemer te veroordelen om een voorlopig reglement op te stellen, zodanig dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 9 lid 4 WOR, maar die verzoeken zijn niet toewijsbaar. Die bepalingen richten zich immers tot de ondernemingsraad. Dit geldt ook voor het verzoek tot het vaststellen van een datum voor de verkiezingen.
15. Ten aanzien van het verzoek om de ondernemer te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten is niet voldoende gesteld. Dit verzoek is niet toewijsbaar.
15. De ondernemer draagt de proceskosten. Gelet op het bepaalde in artikel 22 WOR wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.