ECLI:NL:RBAMS:2021:6720

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
13/279236-20 (A) 13/288580-21 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over ontuchtige handelingen en kinderpornografie met minderjarige meisjes

Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het verleiden van zes minderjarige meisjes tot het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de man de meisjes had betaald voor erotische fotoshoots, waarbij het in de meeste gevallen leidde tot seksuele handelingen. Drie van de meisjes waren op het moment van de feiten pas 15 jaar oud. De rechtbank sprak de verdachte vrij van mensenhandel en het bezit van munitie en verdovende middelen, maar legde wel een contactverbod van vijf jaar op met de slachtoffers. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografie, en dat hij de meisjes had verleid tot ontuchtige handelingen. De rechtbank vond dat de verdachte had moeten weten dat de meisjes minderjarig waren, en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij elke benadeelde partij € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding kreeg toegewezen, met uitzondering van één slachtoffer, die € 5.000,- kreeg toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/279236-20 (A) 13/288580-21 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 24 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.I. Takens naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen en de ter terechtzitting gegeven toelichting door hun gemachtigde raadslieden mr. M.G.C. van Riet en mr. A. Koopsen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging op de terechtzitting van 1 september 2021 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
Feit 1
het verleiden van zes minderjarige meisjes tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen en het maken van foto’s daarvan in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020;
Feit 2
het verspreiden, vervaardigen, aanbieden, openlijk tentoonstellen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verwerven, in bezit hebben, zich toegang verschaffen tot 340 kinderpornografische afbeeldingen, terwijl hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt, in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020;
Feit 3
mensenhandel ten aanzien van twee minderjarige meisjes in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020;
subsidiair tenlastegelegd als een poging tot mensenhandel;
Feit 4
het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met vier meisjes van tussen de 12 en 16 jaar oud in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020;
Feit 5
het voorhanden hebben van munitie (56 patronen) op 4 november 2020;
Zaak B
Feit 1
het medeplegen van het aanwezig hebben van 20 pillen bevattende MDMA op 4 november 2020;
Feit 2
het medeplegen van het aanwezig hebben van 1.229 gram hasjiesj op 4 november 2020.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
Aan verdachte is in zaak A onder 1 onder meer tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verleiden van ‘één of meer andere meisjes’ tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen en het maken van foto’s daarvan. Aan verdachte is in zaak A onder 3 onder meer tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (een poging tot) mensenhandel ten aanzien van ‘één of meer andere minderjarige meisjes’.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de voornoemde in de tenlastelegging opgenomen zinsneden onvoldoende duidelijk is. Er kan niet van verdachte worden verwacht, ook niet tegen de achtergrond van het dossier, dat hij zich ten aanzien van de betreffende zinssneden op adequate wijze verdedigt. Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van die onderdelen niet voldoet aan de eisen gesteld door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en partieel nietig zal worden verklaard.
3.2.
Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De politie is in juli 2020 in contact gekomen met de zeventienjarige [naam meisje 1] (hierna: [naam meisje 1] ), nadat er zorgen over haar waren geuit door [naam instelling] , de instelling waar zij op dat moment verbleef. [naam instelling] is een specialistisch behandelcentrum voor meisjes die (mogelijk) slachtoffer zijn van mensenhandel of in een afhankelijkheidsrelatie verkeren.
In een tweede gesprek vertelde [naam meisje 1] dat zij tijdens haar verlofuren uit vrije wil tegen betaling naaktfoto’s van zichzelf liet maken door een man. Uiteindelijk heeft [naam meisje 1] op 9 oktober 2020 aangifte gedaan tegen verdachte. Zij verklaarde dat verdachte minderjarige meisjes die in [naam instelling] verbleven, betaalde voor het maken van naaktfoto’s en het hebben van seks met hem. [naam meisje 1] vertelde in contact te zijn gekomen met verdachte via een ander meisje dat ook bij [naam instelling] verbleef. [naam meisje 1] heeft vervolgens zelf een ander meisje die zij ook via [naam instelling] kende, in contact met verdachte gebracht. Via [naam instelling] ontving de politie een lijst waarin een zestal meisjes werd genoemd die naar verluid geld verdienden door het laten maken van naakt- en/of seksueel uitdagende foto’s en/of het hebben van seks met een man van rond de 40 jaar oud. Berichtenverkeer op de inbeslaggenomen telefoon van [naam meisje 1] heeft geleid naar verdachte als degene die de foto’s van [naam meisje 1] had gemaakt. Tijdens de doorzoeking van een woning in [plaats] die in gebruik was bij verdachte is een SD-kaart gevonden met daarop 340 foto’s van vrouwen die geheel naakt waren, dan wel gekleed waren in lingerie en zowel liggend als staand poseerden. Zij namen diverse erotische houdingen aan en er waren ook meerdere fotoseries waarbij een man een vrouw oraal, vaginaal of anaal penetreerde met zijn penis. Op 198 van deze foto’s zijn zes minderjarige meisjes herkend: [naam meisje 1] , [naam meisje 2] (hierna: [naam meisje 2] ), [naam meisje 3] (hierna: [naam meisje 3] ), [naam meisje 4] (hierna: [naam meisje 4] ), [naam meisje 5] (hierna: [naam meisje 5] ) en [naam meisje 6] (hierna: [naam meisje 6] ).
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in zaak A onder 1, 2 en 4 bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daarbij verwezen naar de foto’s die op de SD-kaart zijn aangetroffen en de verklaring van verdachte in combinatie met de verklaringen van de zes minderjarige meisjes.
Ook de in zaak A onder 3 tenlastegelegde mensenhandel kan volgens de officier van justitie eveneens bewezen worden verklaard. De handelingen van verdachte jegens [naam meisje 1] en [naam meisje 2] in combinatie met de vraag aan hen of zij bereid waren om betaalde seks met anderen te hebben, maken dat sprake is van ‘verwerven’ in de zin van artikel 273f lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). In ieder geval is sprake van een poging tot mensenhandel.
Volgens de officier van justitie kan in zaak B bewezen worden dat verdachte de 17 pillen bevattende MDMA, die zijn gevonden in de woning aan de [adres 1] , in bezit heeft gehad.
De woning werd door verdachte gebruikt voor het doen van fotoshoots en het was ook de plek waar door hem en de meisjes drugs werd gebruikt.
Het bezit van de munitie, hasjiesj en 3 pillen bevattende MDMA die in de woning aan de [adres] zijn gevonden, kan niet worden bewezen, nu er meerdere personen in die woning verbleven. Verdachte dient daarvan volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het in zaak A onder 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Daarbij heeft hij wel opgemerkt dat er geen sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, misleiding en het geven van drugs. Ook is er onvoldoende bewijs voor de ontucht met [naam meisje 5] in de zin van het penetreren van de vagina met een vinger.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde kan niet worden bewezen dat het beeldmateriaal is verspreid of dat daar toegang toe is verschaft.
Verdachte moet worden vrijgesproken van de in zaak A onder 3 tenlastegelegde mensenhandel.
Waar de tenlastelegging betrekking heeft op [naam meisje 1] kan enkel bewijs worden gevonden in haar eigen verklaring. Enige andere bron waarin ondersteuning ligt, is er niet. Als de rechtbank als vaststaand zou willen aannemen dat verdachte aan haar heeft voorgesteld dat zij als gezelschapsdame mee zou gaan, blijkt daaruit nog niet dat zij zich ook tegen betaling beschikbaar zou stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met anderen. Ook blijkt daaruit niet dat verdachte het oogmerk van uitbuiting had. Uit de verklaringen van [naam meisje 1] blijkt geenszins of, en zo ja, onder welke omstandigheden er betaalde seks met een ander zou gaan plaatsvinden. Betwist wordt dat dit voldoende grondslag oplevert voor een begin van uitvoering voor een poging tot mensenhandel. Hetzelfde geldt ten aanzien van [naam meisje 2] .
Naast haar eigen verklaring blijkt enkel van een chatgesprek waarin zij juist zelf aan verdachte vraagt of zij voor klanten kan werken. Dit verzoek heeft verdachte afgewezen.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 5 tenlastegelegde. Niet duidelijk is geworden waar en onder welke omstandigheden de munitie is aangetroffen. Het enkele aantreffen van de munitie in een woning waarvan verdachte mede de gebruiker was, is onvoldoende voor het bewijs van wetenschap van verdachte over de aanwezigheid van de munitie en voor het bewijs dat die munitie zich daadwerkelijk in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak B tenlastegelegde. Het enkele feit dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de beide woningen in [plaats] , is onvoldoende voor het bewijs van wetenschap van verdachte over de aanwezigheid van de verdovende middelen en voor het bewijs dat die verdovende middelen zich daadwerkelijk in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Het oordeel over het in zaak A onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde ((verleiding tot) ontucht en kinderpornografie)
[naam meisje 1]
Op 9 oktober 2020 heeft [naam meisje 1] aangifte gedaan tegen verdachte. Zij verklaarde via een ander meisje dat ook bij [naam instelling] verbleef, [naam meisje 3] , in contact te zijn gekomen met verdachte. [naam meisje 3] had haar verteld dat zij met verdachte afsprak voor het doen van fotoshoots en het hebben van seks tegen betaling. In de eerste helft van juli 2020 had [naam meisje 1] voor het eerst met verdachte afgesproken. Zij was op dat moment 17 jaar. Verdachte haalde haar op en bracht haar naar een woning in [plaats] . [naam meisje 1] had verdachte verteld dat ze 17 jaar oud was. In de woning maakte verdachte erotische foto’s van haar en had hij onbeschermde orale en vaginale seks met haar. Ook van de seksuele handelingen heeft verdachte foto’s gemaakt. Verdachte betaalde haar € 150,-.
Op 12 juli 2020 heeft de tweede en laatste afspraak met verdachte plaatsgevonden. Ze heeft toen anale seks met hem gehad en hier € 200,- voor gekregen. Verdachte had aan [naam meisje 1] gevraagd of zij andere meisjes kende die in contact met hem wilden komen en zij heeft toen een ander meisje dat ook bij [naam instelling] verbleef, [naam meisje 2] , in contact gebracht met verdachte. [1]
Verdachte heeft bekend dat hij twee keer met [naam meisje 1] heeft afgesproken en dat hij toen onbeschermde seks met haar heeft gehad en daarvan foto’s heeft gemaakt. Volgens verdachte had [naam meisje 1] gezegd dat zij 18 jaar oud was, maar dat heeft hij niet verder onderzocht door bijvoorbeeld te vragen naar haar identiteitsbewijs. [2]
Op de foto’s die op de SD-kaart zijn aangetroffen is te zien dat [naam meisje 1] gekleed in lingerie en naakt poseert in erotische houdingen. Ook is te zien dat zij oraal wordt gepenetreerd. [3] De foto’s zijn gemaakt op 8 juli 2020. [4]
[naam meisje 2]
heeft als getuige verklaard in de zomer van 2020 via [naam meisje 1] te zijn voorgesteld aan verdachte. Zij was op dat moment 16 jaar. [naam meisje 2] dacht geld te kunnen verdienen door voor verdachte te poseren in lingerie. Uiteindelijk heeft [naam meisje 2] meerdere keren met verdachte afgesproken, waarbij het naast het doen van erotische fotoshoots ook tot onbeschermde orale, vaginale en anale seks met verdachte is gekomen. Van de seksuele handelingen heeft verdachte ook foto’s gemaakt. Zij kreeg na elke afspraak € 100,- van verdachte en ze heeft ook een keer een tas van hem gekregen. Verdachte heeft niet naar haar leeftijd gevraagd. [5]
Verdachte heeft bekend dat hij meerdere keren met [naam meisje 2] heeft afgesproken en toen onbeschermde seks met haar heeft gehad en daarvan een aantal keer foto’s heeft gemaakt. Hij betaalde haar na elke afspraak € 100,- en tevens heeft hij verklaard dat het klopt dat hij ook een keer een tas voor haar heeft gekocht. Volgens verdachte had [naam meisje 2] hem verteld dat ze 18 jaar was. Ook in dit geval heeft verdachte dit verder niet onderzocht door bijvoorbeeld te vragen naar haar identiteitsbewijs. [6]
Op de foto’s die op de onder verdachte in beslaggenomen SD-kaart zijn aangetroffen is te zien dat [naam meisje 2] gekleed in lingerie en naakt poseert in erotische houdingen. Ook is te zien dat zij vaginaal en anaal wordt gepenetreerd. [7] De foto’s zijn gemaakt op 15 en 30 juli 2020. [8]
[naam meisje 3]
heeft als getuige verklaard in juni of juli 2020 via [naam meisje 4] in contact te zijn gekomen met verdachte. Zij kende [naam meisje 4] al als kind en zij zaten samen ook in [naam instelling] . Zij was op dat moment 15 jaar. Zij is ongeveer 10 keer met verdachte mee gegaan naar een appartement in [plaats] , om daar in lingerie en naakt te poseren voor foto’s en om orale, vaginale en anale seks te hebben met verdachte. Zij kreeg hiervoor € 100,- of € 150,- van verdachte. [naam meisje 3] had verdachte verteld dat ze 15 jaar oud was. [9]
Verdachte heeft bekend dat hij meerdere keren heeft afgesproken met [naam meisje 3] en toen onbeschermde seks met haar heeft gehad en daarvan foto’s heeft gemaakt. Hij betaalde haar € 100 of € 150,- na iedere afspraak. Hij had [naam meisje 3] meerdere keren gevraagd hoe oud zij was en zij had daar lacherig over gedaan en verteld dat ze 18 was. Wederom heeft verdachte de leeftijd niet gecontroleerd. [10]
Op de foto’s die op de SD-kaart zijn aangetroffen is te zien dat [naam meisje 3] naakt poseert in erotische houdingen. [11] De foto’s zijn gemaakt op 18 juni 2020. [12]
[naam meisje 4]
heeft als getuige verklaard dat zij verdachte heeft leren kennen als een vriend van haar moeder. Zij was toen 15 jaar oud. Ze heeft uiteindelijk meerdere keren met verdachte afgesproken om erotische fotoshoots te doen, waarbij het ook is gekomen tot seks. Ze kreeg € 70,- betaald voor een fotoshoot en € 100,- als zij ook seks met hem had. Verdachte wist via haar moeder dat zij op dat moment 15 jaar oud was. [13]
Verdachte heeft bekend dat hij meerdere keren heeft afgesproken met [naam meisje 4] en toen onbeschermde seks met haar heeft gehad en daarvan foto’s heeft gemaakt. Verdachte wist dat [naam meisje 4] op dat moment minderjarig was. [14]
Op de foto’s die op de SD-kaart zijn aangetroffen is te zien dat [naam meisje 4] gekleed in lingerie poseert in erotische houdingen en oraal en anaal gepenetreerd wordt. [15] De foto’s zijn gemaakt op 18 april 2020 en 30 mei 2020. [16]
[naam meisje 5]
heeft als getuige verklaard voor verdachte te hebben geposeerd voor een erotische fotoshoot en daar € 100,- voor betaald te hebben gekregen. Zij was op dat moment 15 jaar en dat heeft ze aan verdachte verteld. [17]
Verdachte heeft bekend dat hij één keer heeft afgesproken met [naam meisje 5] en een fotoshoot met haar heeft gedaan. Hij heeft haar daar € 100,- voor betaald. Hij dacht dat ze 16 jaar oud was. [18]
Op de foto’s die op de SD-kaart zijn aangetroffen is te zien dat [naam meisje 5] gekleed in lingerie poseert in erotische houdingen en seksuele handelingen met zichzelf uitvoert. De foto’s zijn gemaakt op 2 oktober 2020. [19]
[naam meisje 6]
heeft als getuige verklaard via [naam meisje 3] , met wie zij in [naam instelling] verbleef, in contact te zijn gekomen met verdachte. Zij was op dat moment 15 jaar. Zij is in november 2020 één keer met verdachte naar een appartement gegaan en hij heeft daar foto’s van haar gemaakt. Ze hebben toen ook seks gehad en verdachte heeft haar € 100,- betaald. Verdachte zat erbij toen [naam meisje 3] via de telefoon aan verdachte vertelde dat [naam meisje 6] 15 jaar was. [20]
Verdachte heeft bekend dat hij één keer heeft afgesproken met [naam meisje 6] . Ze had hem verteld dat ze 18 jaar oud was. Verdachte heeft ook bij [naam meisje 6] geen onderzoek naar haar leeftijd verricht. [21]
Op de foto’s die op de SD-kaart zijn aangetroffen is te zien dat [naam meisje 6] naakt poseert in erotische houdingen en dat zij oraal en vaginaal wordt gepenetreerd. De foto’s zijn gemaakt op 31 augustus 2020. [22]
Gelet op de hierboven genoemde verklaringen van de zes minderjarige meisjes, de verklaring van verdachte en de beschrijving van de seksuele handelingen op de foto’s waarop de meisjes te zien zijn, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.4.2.
Nadere bewijsoverwegingen
Voorwaardelijk verzoek tot het nader horen van [naam meisje 3]
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het nader horen van [naam meisje 3] bij de rechter-commissaris.
In het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 10 september 2021 is uiteengezet waarom het niet mogelijk was om [naam meisje 3] als getuige te horen. [naam meisje 3] is in een eerder stadium bij de politie als getuige gehoord. Hierna is door het Openbaar Ministerie gekozen om [naam meisje 3] niet nogmaals te horen, omdat zij kampt met PTSS en dit zou kunnen verergeren door haar wederom te laten verklaren. De door haar afgelegde verklaring bij de politie is naar het oordeel van de rechtbank gedetailleerd en duidelijk. Tevens vindt het steun in andere stukken in het dossier. De rechtbank overweegt daarom dat er geen noodzaak bestaat tot het nogmaals horen van [naam meisje 3] en wijst het verzoek van de raadsman af.
De leeftijd van de meisjes
De artikelen 245 en 248a Sr, zoals deze in deze zaak aan de orde zijn, strekken tot de bescherming van minderjarigen, ook tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan. Deze bepalingen kenmerken zich door een expliciet genoemde leeftijd van die minderjarige.
In artikel 245 Sr is de leeftijd een geobjectiveerd bestanddeel. Dat betekent dat dit bestanddeel is bewezen als objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 12 en 16 jaar oud was, en dus is niet vereist dat verdachte wist of moest weten hoe oud het slachtoffer was. Bij verleiding van een minderjarige tot ontucht, strafbaar gesteld in artikel 248a Sr, dient bij verdachte opzet (in de vorm van wetenschap) of schuld te hebben bestaan op de omstandigheid dat het slachtoffer jonger was dan 18 jaar.
De rechtbank vindt – voor zover van belang voor het in zaak A onder 1 tenlastegelegde - bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de zes meisjes de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt. Daartoe is redengevend dat een aantal van de meisjes heeft verklaard dat verdachte wist dat zij minderjarig waren omdat zij hem dit zelf hebben verteld. Volgens verdachte hebben de meisjes tegen hem gezegd dat ze 18 jaar waren. Ze zagen er volgens hem als meerderjarig uit en kwamen over alsof zij professioneel werkzaam waren in de seksuele dienstverlening. Wat daar echter ook van zij, het was aan verdachte om te verifiëren wat de daadwerkelijk leeftijd van de meisjes was. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [naam meisje 4] op het moment dat hij foto’s van haar maakte en seks met haar had 15 jaar oud was. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij wist dat [naam meisje 4] ’s zus [naam meisje 5] ten tijde van de fotoshoot 16 jaar oud was. Uit het dossier is op te maken dat verdachte via [naam meisje 4] in contact is gekomen met de andere meisjes, door haar te vragen of zij nog andere vriendinnen had die ook interesse hadden om met hem af te spreken. Dit maakt dat verdachte zich had kunnen bedenken dat de andere meisjes mogelijk niet veel in leeftijd met [naam meisje 4] verschilden. Verdachte had aan de meisjes een legitimatiebewijs kunnen vragen of op andere wijze onderzoek kunnen doen naar de juistheid van de mededeling van de meisjes dat zij meerderjarig waren, zeker nu de meisjes volgens hem zeiden 18 jaar en dus net aan meerderjarig te zijn en daar in een enkel geval lacherig over werd gedaan. Dat de verdachte dat heeft nagelaten, maakt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij te maken had met minderjarige meisjes. Verdachte heeft dit risico voor lief genomen.
Seksueel binnendringen [naam meisje 5]
heeft als getuige verklaard dat verdachte haar tijdens de fotoshoot vaginaal heeft gepenetreerd met zijn vinger. Verdachte heeft dit ontkend en verklaard dat toen [naam meisje 5] zich ongemakkelijk begon te voelen tijdens de fotoshoot, hij deze heeft gestopt. Hij zou enkel een label van haar broekje, dat te zien was bij haar vagina, goed hebben gedaan.
Het is de vraag of er, naast de getuigenverklaring van [naam meisje 5] , voldoende steunbewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van die onderdelen uit haar verklaring die zien op het bij haar seksueel binnendringen door verdachte.
Er zijn geen foto’s op de SD-kaart aangetroffen waarop te zien is dat [naam meisje 5] vaginaal wordt gepenetreerd. Wel zijn er foto’s gevonden waarop te zien is dat [naam meisje 5] gekleed in lingerie poseert in erotische houdingen en seksuele handelingen met zichzelf uitvoert. [naam meisje 4] heeft verklaard dat [naam meisje 5] haar verteld had dat verdachte een vinger in haar vagina had gedaan. Ze was erg overstuur na haar afspraak met verdachte. De moeder van [naam meisje 5] heeft verklaard dat [naam meisje 5] door verdachte was thuisgebracht en dat [naam meisje 5] met tranen vertelde dat er foto’s waren gemaakt en dat zij vaginaal was gepenetreerd door verdachte.
De verklaringen van de moeder en zus van [naam meisje 5] over het seksueel binnendringen moeten worden beschouwd als zogenoemde ‘de auditu’-verklaringen. Ze betreffen een weergave van wat ‘de bron’ – [naam meisje 5] - aan hen heeft verteld. Zij hebben wel een eigen waarneming gedaan van de emotionele toestand van [naam meisje 5] kort na het voorval.
De rechtbank is echter van oordeel dat enkel deze waarnemingen onvoldoende steunbewijs opleveren om tot een bewezenverklaring te komen van het seksueel binnendringen door verdachte. De emotionele reactie bij [naam meisje 5] kan immers ook zijn veroorzaakt door iets anders, bijvoorbeeld het feit dat er een erotische fotoshoot had plaatsgevonden waarbij [naam meisje 5] mogelijk haar eigen grenzen over was gegaan.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat verdachte [naam meisje 5] vaginaal heeft gepenetreerd, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
Geen aanbieden of verspreiden van kinderporno
Aan verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij de erotische foto’s van de slachtoffers niet alleen heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, maar ook dat hij deze heeft aangeboden en verspreid. Meerdere meisjes hebben verklaard dat verdachte de foto’s maakte om te verkopen voor kalenders in China en Japan. Verdachte heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat de foto’s voor hemzelf waren en voor zover er is gesproken over een kalender, gaat dit over een kalender die verdachte voor zichzelf wilde maken. Uit het dossier volgt dat verdachte tijdens een tapgesprek opdrachten lijkt te bespreken voor een fotoshoot met een hele leuke dame waarbij hij aangeeft dat hij een fotograaf kan regelen die eerder voor [naam 1]
(de rechtbank begrijpt: in de seksindustrie)heeft gewerkt. Daarnaast spreekt verdachte in een WhatsApp-gesprek met ‘ [naam 2] ’ over foto’s die in Japan en China worden verzameld als kunst. De rechtbank overweegt dat het bovenstaande vraagtekens oproept en dat de verklaring van verdachte niet geloofwaardig is. Desondanks komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het aanbieden en verspreiden van kinderporno omdat het dossier verder onvoldoende bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat verdachte dit ook daadwerkelijk heeft gedaan.
4.4.3.
Vrijspraak van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde ((poging tot) mensenhandel)
Feiten en omstandigheden
[naam meisje 1] heeft verklaard dat verdachte haar had voorgesteld om als gezelschapsdame met andere mannen mee te gaan. Het is volgens haar nooit zover gekomen. Volgens [naam meisje 2] had verdachte haar gevraagd of zij meer geld wilde verdienen door seks met andere mannen te hebben, maar dat wilde zij niet.
Omdat ze op een later moment geld nodig had, heeft ze zelf aan verdachte gevraagd of hij klanten voor haar had, maar zover is het nooit gekomen. In de mobiele telefoon van [naam meisje 2] is een WhatsApp-gesprek tussen haar en verdachte aangetroffen, waarin [naam meisje 2] aan verdachte vraagt of hij iemand kent waarvoor ze kan werken. Verdachte antwoordt daarop: “Nee helaas niet. omdat je moeilijk bent en ik je niet zomaar naar klanten kan sturen. Je doet ook niet alles heb ik zelf gemerkt.”
Wettelijk kader
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 5 Sr ziet op de bescherming van minderjarigen tegen (seksuele) uitbuiting door anderen. Hierbij is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr ziet, voor zover in deze zaak van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is.
Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Aangenomen wordt dat er een oogmerk van uitbuiting bestaat als de verdachte het oogmerk heeft om een minderjarige in de prostitutie te laten werken.
Sub 5
Het in artikel 273f, eerste lid, sub 5 bepaalde, ziet op het strafbaar stellen van het een minderjarige in de prostitutie brengen. Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Oordeel over de tenlastegelegde (poging tot) mensenhandel
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het voorstel van verdachte aan [naam meisje 1] om als gezelschapsdame aan het werk te gaan en het voorstel aan [naam meisje 2] om seks tegen betaling te hebben met andere mannen, juridisch kan worden gezien als een (poging tot) mensenhandel. Naar het oordeel van de rechtbank moet die vraag ontkennend worden beantwoord. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. [23] De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, voor zover deze al bewezen zouden zijn, geen begin van uitvoering opleveren. Bovendien volgt uit het dossier onvoldoende dat de gedragingen van verdachte het oogmerk hadden van uitbuiting. Uit de verklaringen van [naam meisje 1] en [naam meisje 2] volgt enkel dat verdachte aan hen zou hebben voorgesteld om als gezelschapsdame te gaan werken of betaalde seks te hebben met anderen. Niet bewezen kan worden dat er door verdachte verdere actie is ondernomen, en of er daadwerkelijk, en zo ja, onder welke omstandigheden er gewerkt zou gaan worden of betaalde seks met een ander zou gaan plaatsvinden. Dit geldt temeer nu uit het WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [naam meisje 2] blijkt dat hij haar niet naar klanten wil sturen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde.
4.4.4.
Vrijspraak van het in zaak A onder 5 en het in zaak B tenlastegelegde (bezit munitie en verdovende middelen)
De woning aan de [adres 1] werd door verdachte gebruikt voor het doen van de fotoshoots en het hebben van seks met de minderjarige meisjes. De woning zou van een vriend van verdachte zijn. Tijdens de doorzoeking van de woning werden in een keukenla 17 MDMA pillen aangetroffen.
De woning aan de [adres] was de woning waar verdachte met zijn gezin woonde.
Tijdens de doorzoeking van de woning werden twee doosjes munitie en drie plakken hasjiesj aangetroffen. In de slaapkamer van de zoon van verdachte werden drie MDMA pillen aangetroffen.
Voor de vraag of verdachte opzettelijk de munitie en de verdovende middelen aanwezig heeft gehad, is niet doorslaggevend aan wie deze goederen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de goederen. De goederen zullen zich wel in de machtssfeer van verdachte moeten hebben bevonden. Daarvoor is noodzakelijk dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten van de aanwezigheid van de munitie en de verdovende middelen in de woningen.
Ten aanzien van de [adres] overweegt de rechtbank dat - met uitzondering van de MDMA pillen in de slaapkamer van de zoon van verdachte - op basis van het dossier - niet kan worden vastgesteld op welke plek en onder welke omstandigheden de overige goederen (de munitie en de hasjiesj) zijn aangetroffen. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte, die op dat moment in scheiding lag, gedurende een zodanig lange periode van de woning gebruik heeft gemaakt en/of sprake is geweest van zodanige omstandigheden dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de munitie en verdovende middelen en dat hij deze in zijn machtssfeer heeft gehad.
Ditzelfde geldt voor wat betreft de woning aan de [adres 1] . Het feit dat verdachte regelmatig in deze woning kwam en een sleutel van de woning had, is daarvoor onvoldoende.
Om die reden moet verdachte van het in zaak A onder 5 en het in zaak B tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.1. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
Feit 1
in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Amsterdam en [plaats] telkens door giften van geld, te weten door het telkens betalen van een geldbedrag en/of het kopen van luxe goederen, een persoon genaamd [naam meisje 1] , geboren op [geboortedag] 2002 en [naam meisje 2] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 4] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 5] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 3] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 6] , geboren op [geboortedag] 2005, van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, telkens opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen van verdachte, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen naaktfoto’s en deels ontklede foto’s van die [naam meisje 1] en [naam meisje 2] en [naam meisje 4] en [naam meisje 5] en [naam meisje 3] en [naam meisje 6] gemaakt en
- die [naam meisje 1] en/ [naam meisje 2] en [naam meisje 4] en [naam meisje 5] en [naam meisje 3] en [naam meisje 6] aangezet tot het verrichten van seksuele handelingen en
- hier foto’s van gemaakt en
- vervolgens die [naam meisje 1] en [naam meisje 2] en [naam meisje 4] en [naam meisje 3] en [naam meisje 6] met zijn, verdachtes, penis oraal en vaginaal en anaal gepenetreerd en
- hier foto’s van gemaakt;
Feit 2
in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te [plaats] een gegevensdrager (SD-kaart), bevattende afbeeldingen, te weten 198 fotobestanden, van seksuele gedragingen, waarbij meerdere meisjes, die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt (waarvan zes meisjes zijn geïdentificeerd als zijnde [naam meisje 1] , geboren op [geboortedag] 2002 en [naam meisje 2] geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 4] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 5] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 3] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 6] , geboren op [geboortedag] 2005), zijn betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met zijn, verdachtes, penis oraal en vaginaal en anaal penetreren van het lichaam van één of meerdere voornoemde meisjes die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt en
- het met zijn, verdachtes, hand betasten en/of aanraken van de rug en/of middel, van één of meerdere voornoemde meisjes die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt
- het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van meerdere voornoemde meisjes die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt, waarbij deze meisjes poseren in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij hun leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de onnatuurlijke pose en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze meisjes in beeld worden gebracht waarbij de afbeeldingen een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling,
- en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 4
in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te [plaats] , met [naam meisje 4] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 3] , geboren op [geboortedag] 2004 en [naam meisje 6] , geboren op [geboortedag] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam meisje 4] en [naam meisje 3] en [naam meisje 6] , te weten
- het met zijn, verdachtes, penis oraal en vaginaal en anaal penetreren van het lichaam van die [naam meisje 4] en [naam meisje 3] en [naam meisje 6] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid Sr. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in zodanige mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking en het beschermde belang, namelijk het tegengaan van seksueel misbruik van jongeren en het verrichten van ernstige seksuele handelingen bij deze groep, van de afzonderlijk tenlastegelegde strafbepalingen ook nagenoeg hetzelfde zijn.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op te leggen, bestaande uit een contactverbod met de zes slachtoffers voor de duur van vijf jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte er niet specifiek op uit is geweest om met kwetsbare minderjarigen seks te hebben en daarbij beeldmateriaal te vervaardigen. Er was geen sprake van het ‘ronselen’ van de meisjes door verdachte. Het accent in deze zaak moet komen te liggen op het verwijt dat verdachte onzorgvuldig en onvolledig is geweest in het controleren van de daadwerkelijke leeftijd. De slachtoffers stonden onderling in contact met elkaar, hebben elkaar ervan op de hoogte bracht dat er bij verdachte geld verdiend kon worden door het doen van fotoshoots en het hebben van seks met hem. Dat is de reden dat de slachtoffers steeds zelf contact hebben gezocht met verdachte. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de slachtoffers zich naar verdachte hebben voorgedaan als zijnde meerderjarig en dat verdachte in de veronderstelling was dat zij meerderjarig waren. Er was sprake van een relatief beperkte periode en een aantal keer seksueel contact. Uit het dossier blijkt niet van het door verdachte uitoefenen van dwang of overtuigingskracht om de slachtoffers mee te laten doen aan de fotoshoots en het met hem hebben van seks. Er was steeds sprake van een eigen keuze om snel geld te willen verdienen en om daarom contact te zoeken met verdachte. Verdachte stelt niet te hebben geweten dat de slachtoffers opgenomen waren (geweest) in een gesloten inrichting. Dat verdachte seksueel overdraagbare aandoeningen heeft overgedragen valt niet als een vaststaand gegeven aan te nemen.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Er is sprake van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 in zaak A, waar ook in de strafmaat rekening mee moet worden gehouden.
Gelet op de jurisprudentie heeft de raadsman verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, althans van een beperkt langere duur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zes minderjarige meisjes betaald voor het doen van erotische fotoshoots, waarbij de meisjes naakt of gekleed in lingerie voor hem poseerden. Het kwam daarbij in bijna alle gevallen ook tot seksuele handelingen, waarbij sprake was van orale, vaginale en anale penetratie. Drie van de slachtoffers waren op dat moment pas 15 jaar. Van de seksuele handelingen maakte verdachte ook foto’s. Verdachte heeft daarbij onbeschermde seks met de slachtoffers gehad, waardoor er risico’s zijn ontstaan op besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening of op ongewenste zwangerschap.
De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
Dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat het merendeel van de slachtoffers ouder was, doet aan het strafbare karakter van zijn handelen niet af. Het was aan hem om na te gaan of de slachtoffers daadwerkelijk meerderjarig waren. De stelling van verdachte dat de slachtoffers degenen waren die steeds toenadering zochten en het initiatief namen, is ook niet van belang, gelet op de minderjarige leeftijd en kwetsbaarheid van de slachtoffers. Vijf van de zes slachtoffers verbleven in een gesloten instelling toen verdachte seksueel misbruik van hen maakte. Verdachte wist dat daar sprake van was ten aanzien van in ieder geval twee van de slachtoffers ( [naam meisje 4] en [naam meisje 2] ), en had dit ook ten aanzien van de andere slachtoffers moeten weten of vermoeden. Verdachte wist of had in ieder geval moeten begrijpen dat zijn handelen schadelijk zou zijn voor deze jonge en kwetsbare meisjes.
Voorop staat dat dit soort feiten in zijn algemeenheid als ernstig moet worden aangemerkt, zelfs indien de minderjarigen zelf het initiatief hebben genomen tot het contact met verdachte en hebben ingestemd met de seksuele handelingen. Door zijn handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze jonge slachtoffers. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten. Zij dienen zowel tegen zichzelf te worden beschermd als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften, zonder zich rekenschap te geven van de mogelijke schadelijke gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Algemeen bekend is dat jeugdige slachtoffers van dergelijke zedendelicten in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Dat de bewezenverklaarde feiten een grote impact hebben gehad op de slachtoffers blijkt uit de toelichting op de voegingsformulieren en de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgedragen. Alle slachtoffers hebben nog steeds last van de gevolgen van het misbruik.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 oktober 2021. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 13 april 2021 van Reclassering Nederland. De reclassering heeft onvoldoende inzicht gekregen in de situatie van verdachte om risicofactoren te duiden. Daarom kon geen duidelijk plan van aanpak worden opgesteld, dat gericht is op het beheersbaar houden van het recidiverisico. Verdachte heeft niet willen meewerken aan een nader persoonlijkheidsonderzoek.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten is sprake van eendaadse samenloop. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De omstandigheid dat de rechtbank de tenlastegelegde (poging tot) mensenhandel niet bewezen vindt, is hierbij van belang. Alles afwegende acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar passend en geboden. Er wordt geen aanleiding gezien tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van vijf jaren. Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken. De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de slachtoffers.

9.De benadeelde partijen

9.1.
De vorderingen
De benadeelde partijen [naam meisje 1] , [naam meisje 2] , [naam meisje 4] , [naam meisje 5] , [naam meisje 3] en [naam meisje 6] vorderen ieder € 15.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen in zijn geheel toewijsbaar zijn.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ontbreekt aan nuance in de vorderingen en dat de gestelde schades onvoldoende zijn toegespitst op het individuele geval. In de gevallen waarbij meerdere keren seksueel contact heeft plaatsgevonden dient de schadevergoeding te worden beperkt tot een bedrag van € 5.000,-In de overige gevallen dient te schadevergoeding te worden beperkt tot een bedrag van € 2.500,-.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op hun lichamelijke integriteit.
Voor de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding wegens immateriële schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Categorie 3 van die lijst omvat onder andere ‘zedenmisdrijven waarbij sprake is van seksueel binnendringen gedurende een langere periode, stelselmatig gebeurd’. De ondergrens van de bijbehorende uitkering bedraagt € 5.000,-. Categorie 4 van de lijst omvat ‘zedenmisdrijven met seksueel binnendringen, naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 3’. De ondergrens van de bijbehorende uitkering bedraagt € 10.000,-.
De rechtbank overweegt dat er sprake was van ontucht gedurende meerdere maanden, gepleegd door een ouder persoon bij minderjarige meisjes. Daarbij heeft ook onbeschermde en anale seks plaatsgevonden, wat door de slachtoffers als extra belastend is ervaren. Tevens is ook sprake geweest van het vervaardigen van kinderpornografie. Er is echter geen sprake geweest van geweld. De rechtbank acht het alles afwegende passend om aansluiting te zoeken bij beide categorieën en de door [naam meisje 1] , [naam meisje 2] , [naam meisje 4] , A. [naam meisje 3] en [naam meisje 6] geleden immateriële schade te waarderen op een bedrag van € 10.000,-.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verdere nuancering aan te brengen tussen deze vorderingen. In de kern is in alle gevallen sprake geweest van seksueel misbruik, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam en het maken van foto’s daarvan. De situaties lopen naar het oordeel van de rechtbank niet in grote mate uiteen.
Over alle toegewezen schadevergoedingen moet verdachte ook de wettelijke rente betalen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam meisje 5] heeft de rechtbank niet bewezen geacht dat sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam. Gelet op het bedrag dat de rechtbank aan de andere slachtoffers heeft toegewezen ten aanzien van de door hen geleden immateriële schade, zal de rechtbank de door [naam meisje 5] geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 5.000,-
Wat betreft het meer gevorderde, zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard worden in hun vordering, nu de behandeling van die delen van de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 38v, 55, 240b, 245 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het in zaak A onder feit 1 tenlastegelegde ‘en/of één of meer andere meisje(s)’ en het in zaak A onder 3 tenlastegelegde ‘en/of één of meerdere andere minderjarige meisjes’.
Verklaart de in zaak A onder 3 en 5 en de in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
Zaak A
Feit 1
door giften van geld of goed een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en/of te dulden, meermalen gepleegd
Feit 2
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
Feit 4
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
 Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op
geenenkele wijze - direct of indirect -contactzal opnemen, zoeken of hebben met
o [naam meisje 1] , geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ;
o [naam meisje 2] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ;
o [naam meisje 3] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ;
o [naam meisje 4] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ;
o [naam meisje 5] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ;
o [naam meisje 6] , geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 wekenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend gedraagt jegens de slachtoffers, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam meisje 1]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 juli 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam meisje 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam meisje 1] aan de Staat € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam meisje 2]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 juli 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam meisje 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam meisje 2] aan de Staat € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam meisje 3]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 juni 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam meisje 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve aan [naam meisje 3] aan de Staat € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam meisje 4]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam meisje 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam meisje 4] aan de Staat € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam meisje 6]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam meisje 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam meisje 6] aan de Staat € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
 Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam meisje 5]toe tot een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam meisje 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam meisje 5] aan de Staat € 5.000,- (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2021.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam meisje 1] , p. 32-33.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2021.
3.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. verkennend onderzoek aan inhoud inbeslaggenomen SD kaart (itemnummer 5990256), p. 134-135.
4.Proces-verbaal van bevindingen data foto’s, p. 328.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam meisje 2] bij de rechter-commissaris d.d. 27 mei 2021.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2021.
7.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. verkennend onderzoek aan inhoud inbeslaggenomen SD kaart (itemnummer 5990256), p. 134-135.
8.Proces-verbaal van bevindingen data foto’s, p. 328.
9.Proces-verbaal van bevindingen gesprek [naam meisje 3] , p. 292-298.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2021.
11.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. verkennend onderzoek aan inhoud inbeslaggenomen SD kaart (itemnummer 5990256), p. 134-135.
12.Proces-verbaal van bevindingen data foto’s, p. 327.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam meisje 4] bij de rechter-commissaris d.d. 9 september 2021.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2021.
15.Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. verkennend onderzoek aan inhoud inbeslaggenomen SD kaart (itemnummer 5990256), p. 134-135.
16.Proces-verbaal van bevindingen data foto’s, p. 327.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam meisje 5] bij de rechter-commissaris d.d. 9 september 2021.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2021.
19.Proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek aan veiliggestelde inhoud SD kaart en beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 284-285.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam meisje 6] bij de rechter-commissaris d.d. 10 september 2021.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2021.
22.Proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek aan veiliggestelde inhoud SD kaart en beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 284-285.
23.(vgl. HR 24 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6373)