Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
De woning werd door verdachte gebruikt voor het doen van fotoshoots en het was ook de plek waar door hem en de meisjes drugs werd gebruikt.
Waar de tenlastelegging betrekking heeft op [naam meisje 1] kan enkel bewijs worden gevonden in haar eigen verklaring. Enige andere bron waarin ondersteuning ligt, is er niet. Als de rechtbank als vaststaand zou willen aannemen dat verdachte aan haar heeft voorgesteld dat zij als gezelschapsdame mee zou gaan, blijkt daaruit nog niet dat zij zich ook tegen betaling beschikbaar zou stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met anderen. Ook blijkt daaruit niet dat verdachte het oogmerk van uitbuiting had. Uit de verklaringen van [naam meisje 1] blijkt geenszins of, en zo ja, onder welke omstandigheden er betaalde seks met een ander zou gaan plaatsvinden. Betwist wordt dat dit voldoende grondslag oplevert voor een begin van uitvoering voor een poging tot mensenhandel. Hetzelfde geldt ten aanzien van [naam meisje 2] .
Naast haar eigen verklaring blijkt enkel van een chatgesprek waarin zij juist zelf aan verdachte vraagt of zij voor klanten kan werken. Dit verzoek heeft verdachte afgewezen.
(de rechtbank begrijpt: in de seksindustrie)heeft gewerkt. Daarnaast spreekt verdachte in een WhatsApp-gesprek met ‘ [naam 2] ’ over foto’s die in Japan en China worden verzameld als kunst. De rechtbank overweegt dat het bovenstaande vraagtekens oproept en dat de verklaring van verdachte niet geloofwaardig is. Desondanks komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het aanbieden en verspreiden van kinderporno omdat het dossier verder onvoldoende bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat verdachte dit ook daadwerkelijk heeft gedaan.
Omdat ze op een later moment geld nodig had, heeft ze zelf aan verdachte gevraagd of hij klanten voor haar had, maar zover is het nooit gekomen. In de mobiele telefoon van [naam meisje 2] is een WhatsApp-gesprek tussen haar en verdachte aangetroffen, waarin [naam meisje 2] aan verdachte vraagt of hij iemand kent waarvoor ze kan werken. Verdachte antwoordt daarop: “Nee helaas niet. omdat je moeilijk bent en ik je niet zomaar naar klanten kan sturen. Je doet ook niet alles heb ik zelf gemerkt.”
Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Aangenomen wordt dat er een oogmerk van uitbuiting bestaat als de verdachte het oogmerk heeft om een minderjarige in de prostitutie te laten werken.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf en maatregel
De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
9.De benadeelde partijen
De rechtbank overweegt dat er sprake was van ontucht gedurende meerdere maanden, gepleegd door een ouder persoon bij minderjarige meisjes. Daarbij heeft ook onbeschermde en anale seks plaatsgevonden, wat door de slachtoffers als extra belastend is ervaren. Tevens is ook sprake geweest van het vervaardigen van kinderpornografie. Er is echter geen sprake geweest van geweld. De rechtbank acht het alles afwegende passend om aansluiting te zoeken bij beide categorieën en de door [naam meisje 1] , [naam meisje 2] , [naam meisje 4] , A. [naam meisje 3] en [naam meisje 6] geleden immateriële schade te waarderen op een bedrag van € 10.000,-.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaren.
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op
geenenkele wijze - direct of indirect -contactzal opnemen, zoeken of hebben met
2 wekenvoor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
dadelijk uitvoerbaaris.
[naam meisje 1]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 juli 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
nihil.
[naam meisje 2]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 juli 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
nihil.
[naam meisje 3]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 juni 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
nihil.
[naam meisje 4]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
nihil.
[naam meisje 6]toe tot een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
nihil.
[naam meisje 5]toe tot een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 oktober 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
nihil.