Beoordeling
In conventie en in reconventie
9. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagden] c.s. in het licht van de coronapandemie en de gevolgen daarvan gehouden is haar huurverplichtingen volledig na te komen.
10. De kantonrechter stelt vast dat beide partijen er (inmiddels) van uitgaan dat de beperkende maatregelen als gevolg van de coronacrisis onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW opleveren en dat, indien de gevolgen daarvan voldoende ernstig zijn, de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kan verwachten, waardoor een huurvermindering redelijk is. Daarbij wordt er tevens van uit gegaan dat de coronapandemie naar verkeersopvattingen niet (volledig) voor risico van de huurder komt en daarmee geen omstandigheid vormt die aan de huurder kan worden toegerekend.
11. Van belang is tevens dat uit de uitspraak van het hof te Amsterdam op 14 september 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:2728) volgt dat de Tegemoetkoming Vaste Laten (TVL) op een andere wijze moet worden meeberekend dan tot nu toe in de uitspraken van de Amsterdamse kantonrechters heeft plaatsgevonden. Het hof overweegt dat de ontvangen TVL in mindering moet worden gebracht op de werkelijke totale vaste lasten. Van het restant moet worden bepaald welk deel/percentage betrekking heeft op de huur. Op dat bedrag wordt de huurkortingsformule toegepast, te weten 50 % van het percentage omzetdaling. Deze wijze van berekening van de huurkorting wordt inmiddels ook onderschreven door de Procureur-Generaal van de Hoge Raad in zijn conclusie van 30 september 2021 (ECLI:NL:PG:2021:902). De kantonrechter sluit zich aan bij de lijn die het hof in voornoemd arrest heeft uitgezet. 12. Dit betekent dat bij de berekening van de huurkorting de volgende stappen worden gevolgd:
a. Eerst wordt, bij voorkeur per maand, aan de hand van het totaalbedrag aan vaste lasten en de contractuele huurprijs berekend wat het aandeel is van de contractueel verschuldigde huurprijs in het totaal aan vaste lasten, uitgedrukt in een percentage van die vaste lasten (hierna:
Percentage A).
b. Dan wordt berekend wat resteert aan totale vaste lasten na aftrek van het bedrag aan TVL waarop aanspraak bestaat. Dit restant wordt benoemd als ‘
Resterende vaste lasten’.
c. Voor de berekening van een huurkorting wordt uitgegaan van Percentage A maal het bedrag aan Resterende vaste lasten. Daaruit komt de
Resterende huurprijs.
d. Vervolgens wordt berekend wat het percentage aan omzetdaling is ten opzichte van de vergelijkbare periode in 2019 (hierna:
Percentage omzetdaling).
e. Dan wordt het bedrag van de huurkorting berekend: deze is gelijk aan 50% x het Percentage omzetdaling x de Resterende huurprijs als hiervoor bedoeld.
f. Tenslotte wordt berekend wat de huurprijs voor de betreffende periode is na toepassing van de huurkorting.
13. Partijen twisten onder meer over de vraag welke vaste lasten bij de berekening van de huurkorting in aanmerking moeten worden genomen, of [gedaagden] c.s. zelf (deels) heeft bijgedragen aan het door hun gestelde omzetverlies en of er deswege aanleiding bestaat om de door Avidus voorgestelde correcties in de omzet toe te passen en over de vraag of er recht bestaat op huurkorting na april 2021. Deze punten zullen, alvorens tot berekening van de huurkorting wordt overgegaan, achtereenvolgens worden besproken.
14. In de dagvaarding vermeldt Avidus de huurprijs beurtelings in- en exclusief btw. De kantonrechter overweegt allereerst dat in het hierna volgende wordt uitgegaan van de huurprijs inclusief btw (thans € 3.621,46), en dat dit bedrag bij de berekening van de huurkorting in aanmerking zal worden genomen. Ten aanzien van de omvang van de vaste lasten geldt het volgende. [gedaagden] c.s. heeft periodieke overzichten van 2019, 2020 en 2021 overgelegd waarin in alinea 2 en 3 per maand de vaste lasten zijn opgenomen (productie 3). Anders dan door Avidus is aangevoerd worden niet alleen de huisvestingskosten, maar alle vaste lasten meegenomen. Als vaste lasten worden – evenals in de overheidsrichtlijnen TVL - beschouwd alle kosten, waaronder financieringskosten, huur, onderhoud, verzekeringen, leasecontracten en abonnementen, behoudens loonkosten. De in alinea 2 en 3 van de periodieke overzichten opgenomen kosten zullen dus als uitgangspunt dienen voor de vaste lasten per maand. Bij de berekening van de huurkorting worden enkel de overheidsvergoedingen ten behoeve van de vaste lasten meegenomen. Dat betekent dat, ook als geen NOW is verkregen, de personeelslasten niet worden meegenomen.
15. Als TVL-bedrag wordt uitgegaan van de 100% voorlopige toekenning, zoals in de door [gedaagden] c.s. overgelegde beschikkingen is vermeld. Niet gesteld of gebleken is dat uiteindelijk meer of minder subsidie dan de voorlopige toekenning is verkregen, zodat er vanuit wordt gegaan dat in ieder geval voor de kwartalen in 2020 en Q1 van 2021 geen andere bedragen in de definitieve berekening zijn toegekend. De door [gedaagden] c.s. in april 2020 ontvangen TOGS van € 4.000,- is bedoeld als een tegemoetkoming in de totale vaste lasten en zal dus bij de TVL van de maanden maart, april en mei 2020 worden meegenomen.
Correcties omzet
16. Avidus heeft aangevoerd dat voor de berekening van het percentage aan omzetdaling een aantal correcties in de omzet van [gedaagden] c.s. dienen te worden toegepast: 1. bij de omzetvergelijking van 2020 en 2021 ten opzichte van 2019 moet volgens haar rekening worden gehouden met de dalende trend die al was ingezet, 2. in de maanden oktober 2020 tot en met december 2020 moet worden gerekend met een fictieve omzet van
€ 6.800,00 per maand en 3. in april en mei 2020 moet worden gerekend met een fictieve omzet van € 4.123,00 per maand.
17. Dat de omzet in januari en februari 2020 lager uitvalt dan de omzet per maand in 2019 is, anders dan Avidus heeft betoogd, onvoldoende om aan te nemen dat het bedrijf in een neergaande lijn zat. Het betreft slechts twee maanden van geheel 2020 en de omzetdaling in die maanden, afgezet tegen de maanden daarvoor, is niet zodanig dat daaruit zonder meer afgeleid zou kunnen worden dat sprake was van een structureel teruglopende omzet. Het is niet ongebruikelijk dat omzetten bij een normale bedrijfsvoering door de loop van het jaar fluctueren. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de door Avidus voorgestelde correcties toe te passen. Met de lagere omzetten in januari en februari 2020 kan (en zal) wel rekening worden gehouden door deze voor de maanden januari en februari 2021 als referentieomzet te hanteren.
18. Ook ten aanzien van de omzet in april en mei 2020 zal geen correctie worden toegepast, omdat in die twee maanden, net na de eerste overheidsmaatregelen en toen nog veel onduidelijkheid bestond over (de gevolgen van) het coronavirus, [gedaagden] c.s. als huurder niet verweten kan worden dat zij, net zoals zoveel andere bedrijfsruimten en andersoortige organisaties, de deuren gesloten hield.
19. Anders luidt het oordeel ten aanzien van de door Avidus voorgestelde omzetcorrectie over de maanden oktober, november en december 2020. In deze maanden zal wel een correctie worden toegepast, omdat [gedaagden] c.s. niet heeft kunnen verklaren waarom zij in januari 2021 – met dezelfde kosten – wel maandelijks een bedrag van € 6.000,- heeft kunnen omzetten en in de drie daaraan voorafgaande maanden niet, terwijl ook in januari 2021 een ‘harde lockdown’ gold. De verklaring die zij heeft gegeven ten aanzien van de (on)mogelijkheid van het afhalen en bezorgen van eten is daarvoor niet voldoende. In de maanden oktober, november en december 2020 zal daarom gerekend worden met een fictieve omzet van € 6.022,- (de omzet van de maand januari 2021).
20. Al het voorgaande leidt overeenkomstig ro. 12 tot de volgende berekening. In
Tabel I onder Cis het aandeel van de contractueel verschuldigde huur in het totaal aan vaste lasten, uitgedrukt in een percentage van die vaste lasten, opgenomen (het huuraandeel). In
Tabel I onder Ewordt berekend wat resteert aan vaste lasten na aftrek van het TVL-bedrag (resterende vaste lasten). In
Tabel I onder Fis de resterende huurprijs (huurprijs gelijk aan het onder C genoemde percentage (huuraandeel) maal het bedrag aan resterende vaste lasten) opgenomen.
In
Tabel II onder Iwordt berekend wat het percentage aan omzetdaling is ten opzichte van de vergelijkbare periode in 2019. Zoals in r.o. 17 en 19 overwogen zal de omzet van januari en februari 2021 met januari en februari 2020 worden vergeleken, en zal voor de maanden oktober, november en december 2020 gerekend worden met een fictieve omzet van € 6.022,-.
Vervolgens wordt in
Tabel II onder Jde huurkorting berekend, deze is gelijk aan 50% x het percentage omzetdaling x de resterende huurprijs als onder F bedoeld. Tenslotte wordt in
Tabel II onder Kberekend wat de huurprijs voor de betreffende periode is na toepassing van de huurkorting.
Huurkorting na april 2021
22. Anders dan Avidus heeft betoogd maakt [gedaagden] c.s. ook na april 2021 nog aanspraak op huurkorting. Ondanks dat eind april 2021 horecagelegenheden weer zijn geopend, gelden er nog steeds beperkende voorwaarden, zoals een QR-code voor bezoekers en het verplicht controleren daarvan. Dat nog steeds beperkende maatregelen gelden waar ondernemers (negatieve) gevolgen van zullen ondervinden volgt eveneens uit het feit dat de overheidssteun niet eerder dan per 1 oktober 2021 is geëindigd. Over de periode na 1 oktober 2021 valt thans geen oordeel te geven, omdat nu niet vast staat in hoeverre de besmettingen en daarmee de kans op beperkende maatregelen toenemen. Zolang er beperkende maatregelen gelden kan aan de hand van de formule berekend worden of een huurkorting op zijn plaats is.
23. De huurachterstand tot en met oktober 2021 bedraagt volgens de laatste specificatie van Avidus – zonder korting - € 27.075,93. [gedaagden] c.s. heeft ter zitting aangevoerd dat zij een bedrag van in totaal € 59.000,-, en niet € 52.503,04 zoals in de specificatie is vermeld, heeft betaald. Het ligt op de weg van [gedaagden] c.s. om aan te tonen welke betalingen zijn verricht. Nu zij geen betalingsbewijzen heeft overgelegd van andere betalingen dan de in de specificatie genoemde bedragen, wordt uitgegaan van het door Avidus overgelegde overzicht, waarbij vanzelfsprekend geldt dat indien [gedaagden] c.s. betaalbewijzen van andere betalingen dan die in de specificatie kan tonen aan Avidus, deze in mindering moeten worden gebracht op het hierna toe te wijzen bedrag.
24. Daar de omzetcijfers van oktober 2021 nog niet bekend zijn, kan de huurkorting over deze maand nog niet door de kantonrechter worden berekend. Dit betekent dat de huurachterstand – minus de huurkorting – tot en met september 2021 zal worden toegewezen. Met inachtneming van de in r.o. 21 opgenomen huurkorting diende [gedaagden] c.s. over de periode van januari 2020 tot en met september 2021 een bedrag van € 58.730,00 aan huur te betalen. Zij heeft in deze periode volgens de specificatie een bedrag van € 48.813,44 voldaan. Dit betekent dat zij nog een bedrag van € 9.916,56 ter zake van achterstallige huur aan Avidus verschuldigd is. [gedaagden] c.s. zal in conventie veroordeeld worden tot betaling van dit bedrag.
25. De hierover gevorderde wettelijke rente – waartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd – acht de kantonrechter eveneens toewijsbaar. De vordering ter zake van de toekomstige huurtermijnen zal worden afgewezen, nu de verplichting tot het betalen van de huur uit de huurovereenkomst voortvloeit en er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat [gedaagden] c.s. hier niet aan zal voldoen, terwijl bovendien thans niet vaststaat of en zo ja in welke mate na 1 oktober 2021 huurkorting dient te worden verleend.
26. Nu de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid oplevert die niet volledig voor rekening van [gedaagden] c.s. dient te komen (zie r.o. 10), kan Avidus geen aanspraak maken op toepassing van artikel 6.5 van de algemene bepalingen (uitsluiting beroep op gebrek) en artikel 14.2 (boeterente). De gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten is evenmin toewijsbaar, omdat niet gesteld en/of gebleken is dat (volledig) is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 6:96 BW zoals die gelden vanaf 1 juli 2012.
26. De gevorderde boeterente en buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
28. De reconventionele vordering van [gedaagden] c.s. zal worden toegewezen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat zij in de periode van maart 2020 tot en met september 2021 recht heeft op de huurkortingen zoals weergegeven in de spreadsheet in r.o. 21.
29. Tot slot wordt overwogen dat zolang er beperkende overheidsmaatregelen gelden de huurkorting na september 2021 door partijen dient te worden berekend volgens de formule: ‘
totale werkelijke lasten minus de TVL) x (het huurdeel van de werkelijke lasten) x percentage omzetdaling x 50%’.
30. Nu beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren.