De rechtbank stelt vast dat de aandeelhouders bij de uitnodigingsbrief van
13 december 2018 voor de eerste BAVA een gemotiveerde en met cijfers onderbouwde
waardering van [gedaagde 2] , als [functie] van Twenty Seven Amsterdam, hebben
ontvangen (zie 2.12). Hieruit volgt dat de waarde van Twenty Seven Amsterdam bij het
agenderen op € 100.000,00 is gesteld. Deze waarde is gedeeld door het aantal van 10.000
uitstaande aandelen, zodat de prijs per aandeel op € 10,00 is gekomen. Het aantal van
91.700 uit te geven gewone aandelen bij de uitgifteprijs volgde uit de directe
liquiditeitsbehoefte van Twenty Seven Amsterdam van € 917.000,00. Naar het oordeel van
de rechtbank is deze uitgifteprijs tot stand gekomen met een door de omstandigheden
gerechtvaardigde waarderingsmethode. Er was immers sprake van een dreigende
discontinuïteit en bij een faillissement zou voor de aandeelhouders, mede gelet op de aan
ABN AMRO verstrekte zekerheden en het contractueel uitsluiten van het wegbreekrecht en het beroep op ongerechtvaardigde verrijking in de huurovereenkomst, niets zijn overgebleven. Omdat na de eerste BAVA was gebleken dat Aaron Investments c.s. een tegenstander van de voorgenomen emissie was, heeft Twenty Seven Amsterdam op 21 december 2018 Van Prooijen verzocht om een rapport op te stellen dat inzicht geeft in de waarde van Twenty Seven Amsterdam en de gekozen uitgiftekoers (zie 2.17.). Van Prooijen heeft de economische waarde van de aandelen op € 105.437,00 gesteld. Deze waarde is nagenoeg gelijk aan de uitgifteprijs, gebaseerd op de executiewaarde die door [gedaagde 2] als [functie] van Twenty Seven Amsterdam is bepaald. Deze bevindingen zijn op 31 januari 2019, vier dagen voor het verstrijken van de termijn waarbinnen Aaron Investments c.s. kon reflecteren, onder de aandeelhouders verspreid (zie 2.23.). Bij deze gang van zaken heeft Aaron Investments c.s., tegenover de gemotiveerde betwisting van Twenty Seven Amsterdam c.s., onvoldoende concreet onderbouwd dat de door het bestuur van Twenty Seven Amsterdam bepaalde en door Van Prooijen bevestigde waarde van Twenty Seven Amsterdam niet reëel is. De enkele betwisting van het rapport Van Prooijen ter zitting is daartoe onvoldoende. Het had op de weg van Aaron Investments c.s. gelegen om op zijn minst te onderbouwen welke uitgifteprijs in de gegeven omstandigheden dan wel reëel en redelijk zou zijn geweest. Dit brengt mee dat niet is komen vast te staan dat de uitgifteprijs niet reëel is te achten.