ECLI:NL:RBAMS:2021:6463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
C/13/691281 / HA ZA 20-1026
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst van opdracht tussen een BV en haar bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en MPG HOLDING B.V. over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst van opdracht. [eiseres] vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 40.475,01, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. MPG betwistte de vordering en stelde dat de overeenkomst niet met MPG, maar met [naam 1] in privé was gesloten, en dat [naam 1] niet bevoegd was om namens MPG te handelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 1] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zelfstandig bevoegd was om MPG te vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] op basis van de verklaringen en gedragingen van [naam 1] mocht aannemen dat hij als vertegenwoordiger van MPG handelde. De rechtbank verwierp de stelling van MPG dat de overeenkomst niet met haar was gesloten en oordeelde dat MPG de openstaande facturen moest betalen. De rechtbank heeft MPG veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en incassokosten, en heeft de reconventionele vordering van MPG afgewezen.

De uitspraak benadrukt de betekenis van vertegenwoordigingsbevoegdheid en de omstandigheden waaronder een overeenkomst tot stand komt, evenals de verplichtingen van partijen bij het sluiten van een overeenkomst van opdracht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/691281 / HA ZA 20-1026
Vonnis van 29 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Bout te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MPG HOLDING B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.L.A. van Drunen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en MPG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 20 januari 2021;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 28 april 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van de op 19 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling, met de daarin vermelde (proces)stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
MPG is een onderneming die zich bezig houdt met het ontwikkelen en onderhouden van communicatieplatforms, communicatiemiddelen en communicatiecampagnes waarmee opdrachtgevers hun klanten kunnen bedienen. MPG heeft drie dochtervennootschappen, te weten Media Partners Group B.V. (hierna: MP Group), Draft Artwork & Designhouse N.V. en MPG Concept Inc.
2.2.
In 2019 werden de aandelen van MPG gehouden door Roto Smeets Group B.V. (hierna: RSG). Het statutair bestuur van MPG werd destijds gevormd door RSG en de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Sinds 30 oktober 2019 zijn [naam 1] , de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en mevrouw [naam 3] , gezamenlijk bevoegd om MPG te vertegenwoordigen.
2.3.
[naam 1] was vanaf 6 januari 2014 ook als bestuurder werkzaam voor RSG, op basis van een arbeidsovereenkomst.
2.4.
Op 3 april 2019 heeft mr. [naam advocaat] , werkzaam bij [eiseres] , de volgende opdrachtbevestiging verzonden:

PERSOONLIJK & VERTROUWELIJK
MPG Holding B.V.
T.a.v. de heer [naam 1]
(…)
Geachte heer [naam 1] ,
Hierbij bevestig ik namens [eiseres] B.V. (“ [eiseres] ”) onze dienstverlening. De werkzaamheden van [eiseres] zien op advies bij de overname van aandelen of activa van MPG Holding B.V. en/of haar dochterondernemingen en alle daaraan - direct en indirect - verwante werkzaamheden.
(…)
3. Identificatie en privacy
In het kader van de op advocaten toepasselijke regelgeving, dienen wij onze cliënten te identificeren. In verband daarmee ontvang ik graag een kopie van uw paspoort, waarin het burgerservicenummer (BSN) en het nummer identificatie bewijs onleesbaar zijn gemaakt. (…)”
2.5.
Deze opdrachtbevestiging is voor akkoord ondertekend door [naam 1] op 10 april 2019.
2.6.
Eind april 2019 is het faillissement van RSG uitgesproken. Op 9 mei 2019 heeft de curator namens RSG de arbeidsovereenkomst met [naam 1] opgezegd. Op 11 juni 2019 heeft [naam 1] een arbeidsovereenkomst met MP Group gesloten.
2.7.
[eiseres] heeft de hiernavolgende facturen opgemaakt. De facturen met nummers [factuurnr. 1] , [factuurnr. 2] en [factuurnr. 3] zijn op naam van MPG Concept Inc. gesteld. De facturen met nummers [factuurnr. 4] , [factuurnr. 5] , [factuurnr. 6] , [factuurnr. 7] en [factuurnr. 8] zijn op naam van MPG gesteld.
Factuurnummer
Factuurbedrag
Factuurdatum
Uiterlijke betalingstermijn
[factuurnr. 1]
€ 8.035,86
22 april 2019
Per ommegaande
[factuurnr. 2]
€ 6.999,18
30 april 2019
Per ommegaande
[factuurnr. 3]
€ 14.622,70
12 juni 2019
27 juni 2019
[factuurnr. 4]
€ 17.693,47
25 juni 2019
10 juli 2019
[factuurnr. 5]
€ 3.459,17
10 juli 2019
25 juli 2019
[factuurnr. 6]
€ 30.336,06
18 oktober 2019
2 november 2019
[factuurnr. 7]
€ 9.502,78
20 november 2019
5 december 2019
[factuurnr. 8]
€ 636,17
17 december 2019
1 januari 2020
2.8.
De facturen met nummers [factuurnr. 1] , [factuurnr. 2] , [factuurnr. 4] en [factuurnr. 5] van in totaal € 36.187,68 zijn betaald aan [eiseres] . De factuur met nummer [factuurnr. 3] is gecrediteerd.
2.9.
De facturen met nummers [factuurnr. 6] , [factuurnr. 7] en [factuurnr. 8] van in totaal € 40.475,01 (hierna: de openstaande facturen) zijn niet voldaan.
2.10.
Op 1 november 2019 zijn de aandelen van MPG overgenomen door Globitas B.V. (hierna: Globitas).
2.11.
Bij brief van 23 april 2020 heeft [eiseres] MPG gesommeerd om tot betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten, over te gaan. De openstaande facturen zijn niet betaald.
2.12.
Een schriftelijke verklaring van [naam 1] van 6 augustus 2021 luidt als volgt:
“1. Eind maart 2019 ben ik er als bestuurder van MPG Holding B.V. van op de hoogte gesteld dat de Roto Smeets Group B.V. (“RSG”) in zware financiële moeilijkheden verkeerde. RSG was de enige aandeelhouder (en tevens bestuurder) van MPG Holding B.V. De toenmalige voorzitter van de RvB van RSG ( [naam 4] ) heeft mij op dat moment geadviseerd om juridisch advies in te winnen in verband met de naderende insolventie van RSG.
2. Door een kennis werd mij toen [naam advocaat] aangeraden (die ik niet kende) als specialist op het gebied van faillissementsrecht. Op 1 april 2019 heb ik voor het eerst via email contact gezocht met [naam advocaat] en de situatie met hem doorgesproken. Daarna is MPG Holding een engagement aangegaan met [eiseres] om MPG Holding B.V. en de overige concern vennootschappen bij te staan. Bij MPG betrokken partijen (mede bestuurder [naam 4] /RSG en Rabobank) waren bekend met de werkzaamheden van [naam advocaat] en de kosten van juridische bijstand werden betaald door MPG danwel 1 van de groepsmaatschappijen.
(…)
3. (…) MPG Holding was op dat moment de enige winstgevende entiteit binnen het RSG concern en dreigde te worden meegesleurd in de ondergang. (…)
12. (…) Globitas was een buitenstaand bedrijf dat van RSG de aandelen MPG Holding wilde overnemen. Ik werd ook in de hoedanigheid als Bestuurder door Globitas benaderd en niet als werknemer van Globitas bijvoorbeeld. Desondanks zijn vragen van Globitas over mijn arbeidsrechtelijke situatie wel beantwoord door mr Benjamin Vaandrager van het kantoor Bronsgeest Deur die als mijn advocaat privé optrad na te zijn doorverwezen door mr [naam advocaat] .
13. Na de overname eind oktober 2019 was ik werknemer van MPG onder aandeelhouderschap van Globitas. Toen werd ik inderdaad persoonlijk door Globitas benaderd voor mijn vertrek als zijnde relatie werkgever-werknemer. Om die reden heb ik niet als Bestuurder maar als werknemer mij eveneens laten bijstaan door mr Benjamin Vaandrager.
(…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert - kort samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i. veroordeling van MPG tot betaling van € 40.475,01, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de data van verzuim van de individuele facturen, tot en met 2 oktober 2020 bepaald op € 2.888,08, tot en met de dag van algehele voldoening,
ii. veroordeling van MPG tot betaling van € 1.179,75 aan buitengerechtelijke incassokosten,
iii. veroordeling van MPG in de proces- en nakosten.
3.2.
Aan haar vordering tot betaling van de openstaande facturen legt [eiseres] nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de overeenkomst van opdracht die zij met MPG heeft gesloten ten grondslag. Aangezien [eiseres] werkzaamheden voor MPG heeft verricht, is MPG uit hoofde van die overeenkomst verplicht de openstaande facturen te betalen. Ondanks herhaalde aanmaningen is MPG niet tot betaling overgegaan, zodat zij thans in verzuim is, en wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, aldus [eiseres] .
3.3.
MPG voert tot haar verweer – samengevat – aan dat [eiseres] de overeenkomst van opdracht niet met MPG is aangegaan, maar met [naam 1] in privé.
[naam 1] was niet (zelfstandig) bevoegd de overeenkomst aan te gaan namens MPG. [naam 1] is de overeenkomst aangegaan buiten medeweten van medebestuurder RSG en is dus opgetreden zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid. Verder had [naam 1] een persoonlijk belang – dat haaks stond op de belangen van MPG – bij de totstandkoming van de overeenkomst. Tot slot voert MPG aan dat uit de handelwijze van [eiseres] volgt dat [eiseres] [naam 1] en niet MPG als opdrachtgever zag.
[naam 1] heeft er voor gezorgd dat een drietal facturen van in totaal € 36.187,68 door MPG zijn betaald, maar voor deze betaling ontbreekt een geldige titel, zodat deze betaling onverschuldigd is geschied. Ook de openstaande facturen komen voor rekening van [naam 1] en niet van MPG, zodat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen, aldus MPG. Subsidiair betwist MPG bij gebrek aan wetenschap dat de door [eiseres] gestelde werkzaamheden zouden zijn verricht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Onder verwijzing naar hetgeen zij in conventie als verweer heeft aangevoerd, vordert MPG – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 36.187,68, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf debetaaldata van de onderliggende facturen tot aan de dag van algehele restitutie, en in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6.
[eiseres] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze gezamenlijk behandelen.
4.2.
Tussen partijen is in geschil wie de contractuele wederpartij van [eiseres] bij de overeenkomst van opdracht is. Volgens [eiseres] is dat MPG. Volgens MPG is dat [naam 1] in privé. Het antwoord op de vraag of [naam 1] bij het sluiten van de overeenkomst van opdracht als vertegenwoordiger van MPG óf voor zichzelf heeft gehandeld, is afhankelijk van hetgeen [eiseres] en [naam 1] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877 (Kribbebijter), HR 28 november 2014, ECLI:NL:HE:2014:3460 en HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2217). De vraag namens wie [naam 1] optrad moet worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst werd gesloten (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, 4 mei 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4280).
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat op het moment van het sluiten van de overeenkomst [eiseres] uit de verklaringen en gedragingen van [naam 1] heeft mogen opmaken dat hij als vertegenwoordiger van MPG handelde. Zij komt tot dit oordeel op grond van de volgende overwegingen.
4.4.
Uit de eigen verklaring van [naam 1] maakt de rechtbank op dat hij contact heeft opgenomen met [eiseres] nadat hij door RSG is geadviseerd om juridisch advies in te winnen over de positie van MPG in verband met de naderende insolventie van RSG (2.12). MPG, dat destijds onderdeel uitmaakte van het RSG concern, was op dat moment de enige winstgevende entiteit en was bovendien hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van RSG bij Rabobank. [eiseres] stelt dat [naam 1] in hoedanigheid van bestuurder van MPG heeft benaderd en verzocht om advies bij de overname van aandelen of activa van MPG. Dit strookt ook met de algemene taakomschrijving die [eiseres] in de opdrachtbevestiging heeft opgenomen: “De werkzaamheden van [eiseres] zien op advies bij de overname van aandelen of activa van MPG Holding B.V. en/of haar dochterondernemingen en alle daaraan - direct en indirect - verwante werkzaamheden.” Uit deze bewoordingen kan, anders dan MPG betoogt, niet worden afgeleid dat [naam 1] [eiseres] heeft ingeschakeld om zijn privé belangen te behartigen. Ook de stelling van MPG dat [naam 1] [eiseres] heeft benaderd omdat hijzelf de aandelen of activa van MPG wilde overnemen vindt geen steun in de opdrachtbevestiging noch in de verklaring van [naam 1] zelf.
4.5.
Bovendien was [naam 1] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van opdracht met [eiseres] zelfstandig bevoegd om MPG te vertegenwoordigen. Uit de door [eiseres] overgelegde uittreksels uit de Kamer van Koophandel van MPG gedateerd op 2 en 11 april 2019 volgt immers dat [naam 1] ten tijde van de ondertekening van de opdrachtbevestiging zelfstandig bevoegd bestuurder van MPG was. Als zodanig was [naam 1] op grond van artikel 2:130 van het Burgerlijk Wetboek (BW) destijds bevoegd om MPG te vertegenwoordigen. Over eventuele beperkingen van deze vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft MPG niets gesteld en die zijn evenmin gebleken. [eiseres] mocht er dan ook vanuit gaan dat [naam 1] MPG rechtsgeldig kon vertegenwoordigen.
In dit licht bezien is het niet vreemd dat de opdrachtbevestiging aan MPG ter attentie van [naam 1] is gericht en door [naam 1] is ondertekend. Dat [eiseres] voor het sluiten van de overeenkomst de identiteit van [naam 1] met een kopie van zijn legitimatiebewijs heeft geverifieerd ligt, anders dan MPG betoogt, voor de hand en betekent niet dat [naam 1] bij het aangaan van de overeenkomst met [eiseres] voor zichzelf handelde.
Evenmin kan uit het door [eiseres] gebruikte privé e-mailadres van [naam 1] waarnaar [eiseres] een aantal facturen heeft verzonden worden afgeleid dat [eiseres] meende dat [naam 1] haar contractspartij was. De facturen zijn gericht aan MPG en/of haar dochtervennootschap MPG Concept Inc. Het e-mailadres vormt op zichzelf dan ook geen aanwijzing dat [eiseres] [naam 1] als haar contractspartij beschouwde. Bovendien waren de hiervoor genoemde omstandigheden voor [eiseres] voldoende aanleiding om aan te nemen dat [naam 1] bij het aangaan van de overeenkomst als vertegenwoordiger van MPG optrad.
Dat [naam 1] de opdrachtbevestiging niet zou hebben gedeeld of anderszins kenbaar zou hebben gemaakt aan RSG en [naam 2] die destijds gevolmachtigde van MPG was, zoals MPG aanvoert, betreft een interne aangelegenheid binnen MPG die aan de zelfstandige vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 1] niet afdoet (artikel 3:66 lid 1 BW).
4.6.
MPG voert niettemin aan dat uit de aard van de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden volgt dat sprake is van een adviesrelatie tussen [eiseres] en [naam 1] . Volgens MPG heeft [eiseres] [naam 1] onder meer (laten) voorzien van juridisch advies over hoofdelijke aansprakelijkheid, bestuurdersaansprakelijkheid en zijn arbeidsrechtelijke positie. Dit volgt uit specificaties bij de facturen. Hieruit blijkt volgens MPG dat [eiseres] [naam 1] als zijn cliënt behandelde en niet MPG. Met deze werkzaamheden werd uitsluitend het belang van [naam 1] gediend en niet dat van MPG. Dit volgt onder meer uit het feit dat een arbeidsovereenkomst tussen [naam 1] en MPG Group tot stand is gekomen die tot versterking van de rechtspositie van [naam 1] heeft geleid. Verder heeft [eiseres] niet aan haar informatieplicht voldaan door MPG niet de stukken te overhandigen die betrekking hebben op de arbeidsrechtelijke positie van [naam 1] . Als [eiseres] MPG als haar cliënt had beschouwd, had zij MPG wel (op verzoek van de huidige advocaat van MPG) deze stukken overhandigd, hetgeen [eiseres] heeft geweigerd, aldus steeds MPG.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de door MPG aangevoerde omstandigheden afzonderlijk noch in onderling verband en samenhang beschouwd tot de conclusie leiden dat [naam 1] voor zichzelf handelde. Vooropgesteld wordt dat de vraag namens wie [naam 1] optrad moet worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst werd gesloten. De door MPG aangedragen omstandigheden betreffen niet het moment waarop de overeenkomst werd gesloten. Ook los van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunten die het betoog van MPG ondersteunen.
4.8.
Op de urenspecificatie behorend bij de facturen staan inderdaad werkzaamheden vermeld die betrekking kunnen hebben op de positie van [naam 1] als bestuurder van MPG, maar dat betekent nog niet dat [naam 1] op het moment van het aangaan van de overeenkomst voor zichzelf handelde. Deze werkzaamheden passen in het kader van de advisering bij de overname van aandelen of activa van MPG. [eiseres] voert in dit verband aan dat de positie van [naam 1] aan de orde kwam nadat Globitas, die interesse had in de overname van MPG, vragen had gesteld over de arbeidsrechtelijke positie van [naam 1] . Van belang hierbij is dat zowel [naam 1] als [eiseres] hebben verklaard dat niet [eiseres] maar mr. Vaandrager van het advocatenkantoor Bronsgeest Deur heeft opgetreden als de advocaat van [naam 1] in privé en dat mr. Vaandrager heeft geadviseerd over arbeidsrechtelijke vraagstukken, waaronder het sluiten van de arbeidsovereenkomst met MPG Group. [eiseres] heeft op de zitting betwist dat hij enige bemoeienis heeft gehad met deze arbeidsovereenkomst. De omstandigheid dat deze arbeidsovereenkomst de rechtspositie van [naam 1] heeft versterkt, zoals MPG aanvoert, kan daarom niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] [naam 1] in privé heeft bijgestaan. Ook uit de omstandigheid dat [eiseres] zou hebben geweigerd om stukken over de arbeidsrechtelijke positie van [naam 1] aan MPG te verstrekken blijkt niet dat [eiseres] [naam 1] als haar contractspartij beschouwde.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat MPG de stelling van [eiseres] dat [naam 1] bij het sluiten van de overeenkomst van opdracht als vertegenwoordiger van MPG heeft gehandeld en zij MPG als haar contractuele wederpartij mocht aanmerken onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank zal deze stellingen als vaststaand beschouwen.
4.10.
MPG betwist de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden, maar zij heeft deze betwisting niet concreet onderbouwd, zodat de rechtbank dit verweer passeert. Dit leidt ertoe dat MPG de op haar rustende betalingsverplichting moet nakomen. MPG zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen van in totaal € 40.475,01.
4.11.
Nu is vastgesteld dat sprake is van een overeenkomst tussen [eiseres] en MPG, is van onverschuldigde betaling van het bedrag van € 36.187,68 door MPG geen sprake. De in reconventie ingestelde vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.12.
[eiseres] heeft over het bedrag van € 40.475,01 de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de data van verzuim van de openstaande facturen gevorderd. Aangezien MPG dit niet heeft weersproken, zal de rechtbank de wettelijke handelsrente toewijzen, met dien verstande dat de rente over het openstaande bedrag opgenomen in de factuur met nummer [factuurnr. 6] begint te lopen vanaf 2 november 2019, de factuur met nummer [factuurnr. 7] vanaf 5 december 2019 en de factuur met nummer [factuurnr. 8] vanaf 1 januari 2020 (zie 2.7).
4.13.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.179,75. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft met verwijzing naar en onder overlegging van de brief van 23 april 2020 en de tussen partijen gevoerde e-mailcorrespondentie voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
4.14.
MPG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.357,99
4.15.
De door [eiseres] gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
verder in reconventie
4.16.
MPG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 360,50 voor salaris advocaat (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 721,00).
4.17.
De door MPG gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt MPG om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 40.475,01 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen zoals opgenomen in 4.12, tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt MPG om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.179,75 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt MPG in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.357,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
veroordeelt MPG in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 360,50,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt MPG in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MPG niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.1, 5.2, 5.3, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.
De griffier is verhinderd om dit vonnis te ondertekenen.