4.3.4.Opruiing
Voor de rechtbank staat dus vast dat verdachte en medeverdachte de video’s op Instagram en YouTube hebben geplaatst/laten plaatsen. Uit het dossier en uit de videoclip die ter terechtzitting is getoond, volgt dat in deze video’s -onder andere- de volgende bewoordingen worden geuit:
- Richt op die opps, ze doen hands in the air;
- Ik wil mn opp in intensive care;
- Mik niet naast body, ikke blaas in;
- Zet m in rib en zorg dat ik win;
- Ik blaas op je head, want ik wil je go;
- Catch een opp ik maak m echt (dood);
- Richt op die opps, ze doen hands in the air;
- Ik werk met skdededed bang;
- Ik zie de opps, ze kijken mn posts;
- Ten toe step als ik kom in ans;
- Ik blaas op opss en ik doe mn dance;
- Kom in me ans en ik blaas je weg;
- Ik kom van west, hier wordt niet getest;
- We bossen die guns, die bullets gaan fast;
- Die bullets gaan fast, je hebt niks aan je vest;
- Ik mik op je head en zorgt dat je crasht;
- Druk m in west, die opps die gaan down.
Bij deze tekst worden door verdachte en medeverdachte verschillende gebaren gemaakt, waaronder een horizontale beweging met de hand langs de keel en het algemeen bekende teken/gebaar voor een ‘time-out’. Daarnaast worden er nepvuurwapens getoond, waarbij op de camera wordt gericht en bij het uitspreken van de tekst “
Catch een opp ik maak m echt dood” een wapen tegen het hoofd wordt gehouden.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of deze video als opruiend in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) kan worden aangemerkt.
Algemeen juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet aan de volgende – kort weergegeven – vier vereisten zijn voldaan:
1. Er moet zijn aangezet tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
2. Er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit.
3. Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat deze door het publiek gehoord, gelezen, of gezien kon worden.
4. De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen tekstberichten op internet en sociale media.
Is de uitlating opruiend?
Bij beantwoording van de vraag of de inhoud van de video als opruiend kan worden aangemerkt dient de videoclip als geheel te worden beoordeeld. De rechtbank overweegt dat met de geuite woorden zoals hiervoor zijn benoemd in combinatie met de gebaren die de rechtbank interpreteert als het zogenaamde ‘afmaak’-gebaar, het gebaar voor een time-out, het maken van het gebaar voor de [naam drillrapgroep] alsmede het tonen van nepvuurwapens, expliciet wordt opgeroepen tot het plegen van strafbare feiten. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de titel van de video “Intensive Care”, de tekst ‘
Richt op die opps ze doen hands in de air, ik wil mn opps in de intensive care’en het time-out-gebaar op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast zetten verdachte en medeverdachte met de tekst ‘
richt op die opps ze doen hands in the air/ik werk met skdededed bang/mik niet naast die body/ik maak m dood/Ik blaas op opss/
de bullets gaan fast/zet m in rib en zorg dat ik win/ik blaas op je head, want ik wil je go’, het maken van het afmaak-gebaar, het maken van het gebaar voor de [naam drillrapgroep] en het tonen van nepvuurwapens, anderen aan tot het plegen van levensdelicten op ‘
opps’ zoals doodslag of moord en het bezit/gebruik van vuurwapens.
Bij de beoordeling van het opruiend karakter van de uitlatingen van verdachte en zijn medeverdachte neemt de rechtbank ook in aanmerking dat met name in grote steden zoals Amsterdam het aantal geweldsincidenten (onder jongeren) met vuurwapens nu en in het verleden maatschappelijke onrust hebben veroorzaakt.Door in videoclips nepvuurwapens te tonen, wordt het bezit en het gebruik van vuurwapens als het ware genormaliseerd. De rechtbank ziet het als een groot risico dat de videoclip die verdachte en medeverdachte hebben opgenomen en op sociale media hebben verspreid met name jongeren ertoe beweegt een eigen vuurwapen aan te schaffen.
Wie wordt/worden er opgeruid?
Anders dan bij eerdere uitspraken ten aanzien van opruiing wordt in de onderhavige videoclip niet verwezen naar een specifieke persoon of groep personen tegen wie de opruiing gericht is en tegen wie de strafbare feiten gepleegd moeten worden. Aangezien de videoclip naar uiterlijke verschijningsvorm kenmerken vertoont van drillrap en in de tekst wordt gesproken over zogenaamde ‘
opps’, begrijpt de rechtbank dat met ‘
opps’ opponenten/tegenstanders/rivalen/vijanden worden bedoeld. Gelet op de incidenten die de afgelopen jaren binnen de drillrap-scene in het binnen- en buitenland hebben plaatsgevonden, neemt de rechtbank aan dat verdachte en medeverdachte met ‘
opps’ andere (rivaliserende) drillrap-groepen bedoelen. Gelet op de tekst – ‘
ik zie de opps, ze kijken mn posts’- is het in ieder geval aan verdachte en zijn medeverdachte duidelijk wie zijn ‘
opps’ zijn en zijn de ‘
opps’ op de hoogte van de “posts” van verdachte en zijn medeverdachte. Dat niet expliciet is benoemd tegen welke andere drillrap-groepen de tekst zich richt en welke personen/groep personen door deze videoclip zou moeten worden opgeruid, doet aan het opruiend karakter van de video niet af.
Dit laatste volgt ook uit eerdere uitspraken van deze rechtbank waarin is gekomen tot een veroordeling wegens opruiing als gevolg van het plaatsen van een Facebookbericht onder een video van een demonstratie tegen Zwarte Piet met teksten zoals: “
Dood slaan die gasten. Te triest voor woorden. Land uit, opkankeren” en “
Die moet je helemaal de kanker inslaan. Kanker volk. Groep hooligans in inslaan. Gewoon met groep erin hakken”.De rechtbank overwoog in die zaken dat verdachten met deze bewoordingen expliciet hebben opgeroepen tot het plegen van moord of doodslag. Ook in dit geval worden er geen specifieke personen/groep personen benoemd, maar wordt de groep demonstranten in zijn algemeenheid aangeduid. Net als de ‘
opps’ waarnaar verdachte en medeverdachte in de videoclip verwijzen, kent ook deze groep demonstranten diverse samenstellingen en behelst deze niet altijd dezelfde personen. De rechtbank is van oordeel dat het voor het opruiend karakter van de geschriften, mondelinge teksten en/of afbeeldingen niet uitmaakt of daarbij expliciet wordt aangegeven tot welke persoon/groep personen de opruiing gericht is en wie de slachtoffers van de strafbare feiten moeten zijn. Een algemene aanduiding, die op basis van de context waarin de uitlatingen zijn gedaan kan worden toegeschreven aan een groep personen, is voldoende.
Is er sprake van (voorwaardelijk) opzet?
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met het (laten) plaatsen van deze video’s niet de bedoeling had om anderen aan te zetten tot het plegen van strafbare feiten. Teneinde vast te kunnen stellen of verdachte en zijn medeverdachte hierop het voorwaardelijk opzet hadden, is allereerst van belang of sprake is van een aanmerkelijke kans dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit. Daarvoor zijn zowel de inhoud van de uitlatingen als de omstandigheden waaronder die zijn gedaan relevant.
In de eerste plaats komt aan de inhoud van de uitlatingen in de videoclip veel betekenis toe. De gebruikte woorden in combinatie met de gebaren en het tonen van nepvuurwapens, laten niets aan de verbeelding over. Het is voor de rechtbank duidelijk dat daarmee wordt gedoeld op het plegen van ernstige geweldsmisdrijven en/of levensdelicten. Verdachte en zijn medeverdachte hebben, hoewel zij daartoe door de officier van justitie en de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, aan deze tekst en de gebaren geen andere uitleg gegeven.
Reeds is vast komen te staan dat verdachte en medeverdachte de video’s op Instagram en YouTube hebben geplaatst/laten plaatsen. Instagram en YouTube zijn media op internet waarbij volstrekt onbekenden een reactie kunnen plaatsen op
postsdie worden gedeeld. Daarmee wordt het moeilijk, zo niet onmogelijk, voor de overige lezers om een reactie te interpreteren precies op de manier zoals die door de plaatser/de maker van de video is bedoeld. Nog minder duidelijk is wie de reactie leest en hoe deze persoon dit op zal vatten. De plaatser heeft hier nauwelijks tot geen invloed op. Als men een bericht of video op internet plaatst waar in principe iedereen het kan lezen (en kennelijk veel mensen dat ook doen zo blijkt uit het aantal keren dat de
storyen de video zijn bekeken), dan maakt dit de kans groter dat hier personen tussen kunnen zitten die een oproep letterlijk opvatten, dan wanneer deze uitlating alleen tot bekenden is gericht. Hiermee wordt de kans vergroot dat iemand door het lezen van de uitlating daadwerkelijk overgaat tot het plegen van een strafbaar feit. Dat verdachte niet de bedoeling had om daadwerkelijk aan te zetten tot geweld en/of wapenbezit doet hier niet aan af. Hij had zich op zijn minst moeten realiseren dat de bewoordingen zo zouden overkomen en sterker nog, dat deze zich moeilijk op een andere wijze zouden kunnen laten verklaren.
Verder overweegt de rechtbank dat de uitlatingen van verdachte en medeverdachte niet op zichzelf staan. De video is, zoals verdachte ter zitting heeft aangegeven, in ieder geval met betrekking tot de muziek (volgens verdachte: de beat), een drillrap-video. Het plaatsen van deze video moet worden bezien in de context van gebeurtenissen in het binnen- en buitenland rondom drillrap. Drillrap is een vorm van rapmuziek die zich kenmerkt door het zoeken van een confrontatie met rivaliserende groepen. De afgelopen jaren hebben zich zowel in het buitenland waaronder de Verenigde Staten en Engeland, als ook in Nederland een aantal heftige geweldsincidenten voorgedaan die aan drillrap te relateren zijn.
De voornoemde omstandigheden waren voor verdachte en medeverdachte kenbaar, zodat zij zich ook van die aanmerkelijke kans bewust moeten zijn geweest. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de hoogte was van de heersende spanningen tussen drillrap-groepen in Amsterdam en heeft tevens aangegeven dat hij kan begrijpen dat de videoclip als opruiend kan worden aangemerkt. Desondanks hebben verdachte en medeverdachte op 24 april 2020 het korte videofragment van de videoclip op Instagram geplaatst. De daaropvolgende aanhouding voor het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft hem er vervolgens niet van weerhouden de gehele videoclip een aantal maanden later, op 31 juli 2020, op YouTube te laten plaatsen. Door dit te doen heeft verdachte willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met deze video anderen zou opruien tot het plegen van strafbare feiten.
Openbaarheid van video’s
Voorts is de rechtbank van oordeel dat aan het vereiste van openbaarheid is voldaan. Door het plaatsen van uitingen op
social mediaworden deze in de openbaarheid gebracht. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven.Verdachte en medeverdachte hebben de betreffende uitlating in een video op een openbaar Instagram-account en YouTube-kanaal geplaatst/laten plaatsen, waardoor deze voor iedere internetgebruiker beschikbaar is. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat een video kan worden aangemerkt als een van de uitingsmiddelen die in de delictsomschrijving van artikel 131 WvSr worden genoemd.
Conclusie
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte en medeverdachte zich in vereniging schuldig hebben gemaakt aan opruiing door het (laten) plaatsen van het de videoclip waarin de woorden
“Richt op die opps, ze doen hands in the air; Ik wil mn opps in intensive care; Mik niet naast body, ikke blaas in; Zet m in rib en zorg dat ik win; Ik blaas op je head, want ik wil je go; Catch een opp ik maak m echt (dood); Richt op die opps, ze doen hands in the air; Ik werk met skdededed bang; Ik zie de opps, ze kijken mn posts; Ten toe step als ik kom in ans; Ik blaas op opss en ik doe mn dance; Kom in me ans en ik blaas je weg; Ik kom van west, hier wordt niet getest; We bossen die guns, die bullets gaan fast; Die bullets gaan fast, je hebt niks aan je vest; Ik mik op je head en zorgt dat je crasht; Druk m in west, die opps die gaan down”,worden geuit, genoemde gebaren worden gemaakt en met nepvuurwapens richting de camera en tegen het eigen hoofd wordt gericht.
De rechtbank weegt daarbij in het bijzonder mee dat verdachte en medeverdachte de video’s op
social mediahebben geplaatst/laten plaatsen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bij
social mediaer om gaat een publiek te vinden, en ‘volgers’ te verleiden de gedeelde berichten en daarmee (uiteindelijk) ook de achterliggende boodschap te lezen en liefst te ‘liken’. Daarbij speelt voor het opruiend karakter van de videoclip nog een rol dat deze herhaaldelijk kan worden bekeken. Bestanden die op YouTube worden gezet verdwijnen immers niet, althans niet ‘vanzelf’. De opruiende werking die ervan uitgaat wordt versterkt door het gegeven dat de ‘content’ – de inhoud van die berichten – permanent is op te roepen.
Ook voelt de rechtbank zich in dit oordeel gesterkt door de omstandigheid dat verdachte door de politie wordt herkend als de voorman van de drillrap-groep de [naam drillrapgroep] uit Amsterdam en dat de muziek die deze groepen produceren zich kenmerkt door het nemen van wraak en het opzoeken van (gewelddadige) confrontaties met rivaliserende groepen. Verdachte maakt in de videoclip ook het gebaar voor de [naam drillrapgroep] . Mede gelet op de geweldsincidenten die in het binnen- en buitenland bekend zijn rondom drillrap heeft de rechtbank ook de overtuiging dat verdachte en medeverdachte door middel van deze videoclip anderen kunnen aanzetten tot het plegen van geweld en het bezit van wapens.
4.3.5.Het recht op vrijheid van meningsuiting
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, is het de vraag of het recht op vrijheid van meningsuiting aan een veroordeling van verdachte in de weg staat.
Het recht op vrijheid van meningsuiting is onder meer neergelegd in artikel 7 van de Grondwet en in artikel 10 van het EVRM. De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat. Daarnaast is het één van de grondvoorwaarden voor de ontwikkeling van de democratische samenleving en voor de ontwikkelingen van individuen binnen die samenleving. De vrijheid van meningsuiting gaat dan ook niet slechts op voor opvattingen die in de samenleving op breed draagvlak kunnen rekenen, maar ook, juist, voor die opvattingen die shockeren, kwetsen of verontrusten.
Het voorgaande betekent echter niet dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. In lid 2 van artikel 10 EVRM is bepaald onder welke voorwaarden de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt, namelijk:
1. de beperking is voorzien bij wet;
2. de beperking dient een geoorloofd doel;
3. de beperking is noodzakelijk in een democratische samenleving.
De onder 3) genoemde noodzaak moet worden gezien als een dwingende maatschappelijke noodzaak (
pressing social need). Daarnaast is het vereist dat de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting proportioneel is. Voor de beoordeling van de vraag of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving, hebben de nationale autoriteiten een ruime beoordelingsvrijheid. Over het algemeen kan worden gesteld dat wanneer een uitlating als bijdrage aan een maatschappelijk debat moet worden gezien, een beperking daarvan schending van artikel 10 EVRM oplevert. In het geval een uitlating geen bijdrage levert aan een publiek debat is een beperking van de vrijheid van meningsuiting eerder geoorloofd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de uitlatingen van verdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan in het kader van de artistieke uitingsvrijheid die hij als muzikant geniet en dat de vervolging door het Openbaar Ministerie inbreuk maakt op die vrijheid. De rechtbank stelt voorop dat de artistieke uitingsvrijheid (oftewel: het recht op vrijheid van meningsuiting), niet altijd beschermd wordt en dat deze onder de hiervoor genoemde voorwaarden mag worden beperkt.
In rubriek 4 heeft de rechtbank geconcludeerd dat de video’s die verdachte heeft geplaatst/laten plaatsen opruiend zijn. Opruiing is strafbaar gesteld in artikel 131 WvSr zodat aan de eerst gestelde voorwaarde is voldaan. Ook aan de tweede voorwaarde is voldaan, nu deze beperking een geoorloofd doel dient, namelijk het voorkomen van strafbare feiten.
Eveneens is rechtbank van oordeel dat aan de derde voorwaarde is voldaan. Vooropgesteld moet worden dat verdachte met zijn uitlating de grens van het toelaatbare heeft overschreden. Dat maakt dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om het recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Bovendien kan de uitlating van verdachte niet worden beschouwd als een bijdrage aan een maatschappelijk debat. Dat maakt dat de beperking die met een veroordeling voor opruiing op de vrijheid van meningsuiting wordt aangebracht, geoorloofd is. Gelet op de conclusie dat het recht op vrijheid van meningsuiting van verdachte niet is geschonden, behoeft de vraag of de inbreuk op de uitingsvrijheid proportioneel is, geen verdere bespreking.