8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf en het doen van een valse bommelding, waarbij hij in de openbare ruimte tegen verschillende mensen heeft gezegd dat hij een bom bij zich had, dat hij Nederland ging platbombarderen en dat hij de trein waarin hij zich bevond zou bombarderen. Dit zijn zeer ernstige feiten die gevoelens van angst kunnen veroorzaken voor de maatschappij als geheel en voor een ieder die dit ter ore komt. Ook heeft de verdachte door zijn handelen maatschappelijke onrust veroorzaakt. Als gevolg van zijn handelen is immers een trein stilgezet, een station ontruimd en zijn zwaar bewapende agenten de trein ingegaan op zoek naar verdachte.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen die hij heeft begaan tegen twee voor hem onbekende personen en zijn zusje. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere beledigingen door mensen te bespugen en heeft hij een politieambtenaar beledigd. Dit zijn ernstige feiten en met name het spugen is een zeer naar en vies feit. Verdachte heeft door zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft de feiten telkens begaan zonder enige aanleiding. De rechtbank vindt dit onvoorspelbare en explosieve gedrag van verdachte zorgwekkend.
Ten slotte heeft verdachte een dienstvoertuig van de politie tijdelijk onbruikbaar gemaakt door die te bespugen. Verdachte heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 10 december 2020, opgemaakt door psychiater drs. B.G.J. Gunnewijk en GZ-psycholoog S.A. Moonen. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in. De psycholoog rapporteert dat door verdachte maar beperkt aan het onderzoek is meegewerkt waardoor het onderzoek te weinig informatie oplevert om tot stellige diagnostische uitspraken te komen, maar de psycholoog vermoedt een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met paranoïde trekken. De psycholoog onthoudt zich van een advies betreffende de toerekenbaarheid, een inschatting van het gevaar voor recidive en een advies over begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader. De psycholoog meent dat er onvoldoende argumenten zijn voor een advies tot toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
De psychiater concludeert dat verdachte wordt gekend als een wantrouwende, achterdochtige man met een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde kenmerken, van waaruit zich om het minste of geringste uitgedaagd of discriminerend bejegend voelt. Vanwege de doorwerking van de psychopathologie in de ten laste gelegde feiten, wordt geadviseerd die feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op toekomstig gebruik van geweld of dreigen met geweld door verdachte wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat de psychiatrische problematiek, die diep geworteld zit in de persoonlijkheid van verdachte, een andere dan pedagogische aanpak behoeft. Verder wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbinnen een voldoende lang voorwaardelijk strafdeel met als voorwaarde ambulante behandeling bij De Waag. Een klinische behandeling wordt vooralsnog niet aangewezen geacht, omdat de ambulante behandeling nog niet beproefd is. Het zal daarnaast veel weerstand oproepen bij verdachte, omdat hij zich dan te ernstig beperkt zal voelen in het werken aan zijn toekomst.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 5 augustus 2021, opgemaakt door M. Staphorst. Dit rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in. De reclassering acht een ambulante behandeling niet toereikend om het risico op recidive en geweld te kunnen verminderen, gelet op de problematiek en houding van verdachte. Verdachte heeft echter sinds juni 2021 met behulp van de reclassering een woonplek verkregen in een begeleid wonen instelling in [plaats] . Sindsdien is er een verandering in zijn gedrag waarneembaar en is het contact met de
reclassering verbeterd. Deze periode is echter van een te korte duur om te kunnen aangeven of
verdachte deze lijn weet vol te houden. De reclassering vermoedt dat verdachte bij mogelijke toekomstige tegenslagen zal terugvallen in zijn eerdere gedrag. Het IFZ heeft een indicatie afgegeven voor een langdurige opname, die gedurende het toezicht kan worden ingezet indien de reclassering dit nodig acht, zoals bij escalatie of terugval in agressief gedrag of delictpleging. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen, meewerken aan schuldhulpverlening en het verrichten van dagbesteding.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van GGZ Tactus Zutphen van 6 oktober 2021, opgemaakt door D. Landman. Dit rapport houdt onder meer, zakelijk weergeven, het volgende in. Verdachte heeft zich vrijwillig laten plaatsen in begeleid wonen op 4 juni 2021. De periode binnen begeleid wonen bestaat uit afwezigheid en conflictueuze situaties. Verdachte houdt zich op geen enkele wijze aan aanwijzingen en toont zich niet bereid tot gedragsverandering en heeft continue strijd met Tactus Reclassering, Inforsa Reclassering en de ingezette hulpverlening. Geadviseerd wordt om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om op korte termijn met voorwaarden en/of toezicht de risico's te beperken, daar waar verdachte weigert mee te werken aan het reclasseringstoezicht.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting reclasseringswerker R.P. Mandjes, verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa, telefonisch als deskundige gehoord. Hij heeft voornoemd rapport bevestigd. In aanvulling hierop heeft hij naar voren gebracht dat als de rechtbank toch besluit om bijzondere voorwaarden op te leggen, dat het goed zou zijn als de mogelijkheid van een klinische opname blijft bestaan.
Daarnaast heeft de rechtbank de persoonlijk begeleider van verdachte [naam begeleider] ter terechtzitting gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte bij [naam zorg] begeleid woont en een ambulante behandeling, inhoudende een agressieregulatietraining, ondergaat. Dit gaat tot op heden goed, verdachte komt zijn afspraken na en hij is prettig in het contact.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de psychiater in het Pro Justitia-rapport over en zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Gelet op het Pro Justitia-rapport en het rapport van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het adolescentenstrafrecht niet van toepassing is.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken door rechtbanken en gerechtshoven zijn opgelegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die gelden voor mishandeling en belediging.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 20 oktober 2021, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict tot een deels voorwaardelijke taakstraf. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte onderhavige feiten heeft begaan gedurende de proeftijd behorende bij die voorwaardelijke straf. .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de laatste tijd tot zichzelf is gekomen en heeft ingezien dat nu het moment is gekomen dat hij zijn leven een positieve invulling moet gaan geven en de kansen moet aangrijpen om te bouwen aan zijn toekomst. Verdachte is aan het solliciteren voor werk, heeft zich ingeschreven voor een opleiding en wil leren omgaan met zijn frustraties. De rechtbank overweegt dat verdachte nog jong is en dat hij nog de kans heeft om zijn leven een andere wending te geven. De rechtbank ziet echter ook dat het snel de verkeerde kant op kan gaan met verdachte, indien hij daarbij niet wordt begeleid en geen hulp ontvangt in de vorm van behandeling. De reclassering heeft gerapporteerd dat zij, bij gebrek aan medewerking van verdachte, hem niet meer kunnen begeleiden. Verdachte heeft echter ter terechtzitting zich gemotiveerd en bereid verklaard om de behandeling die hij nu ondergaat bij Transfore en het begeleid wonen bij [naam zorg] voort te zetten. De rechtbank vindt het belangrijk dat deze vorm van begeleiding en behandeling wordt voortgezet.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank niet dat verdachte een langere onvoorwaardelijke (gevangenis)straf moet krijgen dan hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Wel zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden aan de proeftijd, zoals geadviseerd in het rapport van 5 augustus 2021, met uitzondering van de mogelijkheid tot opname in een zorginstelling. Voor dit laatste ziet de rechtbank geen aanleiding nu het ambulante traject nog nauwelijks is opgestart en er als onderdeel van de ambulante behandelverplichting ook een mogelijkheid tot kortdurende klinische opname bestaat.
De rechtbank beveelt ook de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.