Beoordeling
De vordering tot voeging
6. Een vordering tot voeging kan alleen worden toegewezen als degene die voeging vordert, belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding (artikel 217 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Daarbij is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder ‘nadelige gevolgen’ moeten de feitelijke of juridische gevolgen worden verstaan die de toe- of afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van de in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert. Een vordering tot voeging kan worden afgewezen wegens strijd met de eisen van een goede procesorde of wegens misbruik van procesrecht.
7. [gevoegde partij] heeft op 17 december 2019 van Eigen Haard een appartement in het gebouw [gebouw] gekocht. Het appartement van [gevoegde partij] is gelegen schuin onder dat van [gedaagde] . [gevoegde partij] stelt dat haar appartement in verband met geluidoverlast veroorzaakt door [gedaagde] , niet bewoonbaar is. Eigen Haard wist ten tijde van de aankoop van de overlast maar heeft daar geen melding van gemaakt. [gevoegde partij] wenst de koopovereenkomst te ontbinden in verband met non-conformiteit en beroept zich op dwaling.
8. Dat [gevoegde partij] om die reden een feitelijk belang heeft bij de uitkomst van onderhavige procedure, is door Eigen Haard en [gedaagde] niet ontkend. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vordering van [gevoegde partij] kan worden toegewezen.
9. Namens [gevoegde partij] is voorts verzocht dat zij afschriften ontvangt van de processtukken die door [gedaagde] en Eigen Haard zijn ingediend. Van de kant van [gedaagde] is daartegen bezwaar gemaakt waarbij is gewezen op de door hem overgelegde medische stukken en op het belang van bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Ook van de kant van Eigen Haard is bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van afschriften van de processtukken, nu zij verwacht binnenkort in een procedure tegenover [gevoegde partij] te komen staan in welke procedure [gevoegde partij] een beroep zal kunnen doen op die stukken.
10. De kantonrechter is van oordeel dat [gevoegde partij] geen belang (meer) heeft bij haar vordering om afschriften van de gedingstukken nu de vordering van Eigen Haard wordt toegewezen, zoals hierna zal blijken. De vordering van [gevoegde partij] wordt daarom afgewezen.
De door [gevoegde partij] overgelegde producties.
11. Eerst ter zitting van 29 januari 2021 heeft [gevoegde partij] een drietal producties overgelegd. Dit betreft e-mail correspondentie tussen de overige bewoners (onderling) en tussen overige bewoners en Eigen Haard, de Gemeente Amsterdam en de politie, almede e-mail correspondentie tussen [gedaagde] en (buurvrouw) [buurvrouw] alsmede e-mail correspondentie tussen [gevoegde partij] en Eigen Haard. Dit betreft ruim 100 pagina’s tekst, deels in het Engels, waar [gedaagde] en Eigen Haard noch de kantonrechter van tevoren kennis van hebben kunnen nemen. Deze stukken zijn ook niet kort en eenvoudig te doorgronden. De kantonrechter oordeelt dat het in strijd is met de goede procesorde om deze stukken in dit stadium in het geding te brengen, zodat deze stukken buiten beschouwing zullen worden gelaten bij de beoordeling van de vordering.
12. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Eigen Haard in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
13. Eigen Haard heeft gewezen op de blijvende overlast, waarvan sprake zou zijn ondanks haar inspanningen en die van de hulpverlening en omwonenden. Ook in de maand januari 2021 en in de ochtend van de zitting, zijn er weer meldingen van overlast geweest. Daarnaast is gewezen op de ernst van de overlast die er toe geleid heeft dat sommige omwonenden zijn verhuisd of hun woning willen verkopen, aldus Eigen Haard. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee het spoedeisend belang is gegeven.
14. In artikel 7:213 BW is bepaald dat de huurder verplicht is zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. In het algemeen gedraagt een huurder zich niet als een goed huurder als hij aan anderen overlast bezorgt. De verhuurder kan dan – en moet in bepaalde gevallen zelfs - optreden. Van de huurder kan verlangd worden dat hij meewerkt aan oplossingen, aangedragen door de verhuurder, teneinde de overlast te beëindigen, als bijvoorbeeld vervangende woonruimte of hulpverlening. Het weigerachtige gedrag van de huurder kan er uiteindelijk toe leiden dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Overlast die veroorzaakt wordt door een geestelijk gestoorde huurder kan op grond van artikel 6:165 BW hem als onrechtmatige daad worden toegerekend; de geestelijk gestoorder huurder pleegt bij overlast wanprestatie en op die grond kan de overeenkomst ontbonden worden (HR 19 mei 1995, NJ 1995/532).
15. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende duidelijk geworden dat sprake is van geluidsoverlast, veroorzaakt door [gedaagde] . Het gaat dan om schreeuwen, gekrijs, kreten, (dierlijk) gehuil dat als doordringend en ergerlijk wordt ervaren door meerdere buren van [gedaagde] . [gedaagde] spreekt in dit verband zelf van ‘vocal tics’. Gelet op de diverse meldingen van overlast bij Eigen Haard, gedaan door verschillende buren, is daar al sprake van vanaf oktober 2019. Er zijn perioden waarin de overlast blijkbaar minder was, maar daarna werd het weer heviger. De laatste melding van overlast was nog op 6 januari 2021; in een e-mail van die datum schrijft een (anonieme) buurman ‘…..extremely irritating. We simply can’t take it anymore’. Daarnaast zijn er de meldingen van overlast bij de politie: blijkens informatie van 15 december 2020 van de politie zijn er 5 meldingen bekend in de periode van 4 januari tot en met 27 februari 2020. Er is ook geen zicht op verbetering van de situatie; weliswaar verklaart psychiater Van Heteren op 22 januari 2021 dat de depressieve stoornis en depersonalisatie volledig in remissie waren, maar de laatste tijd, ook vanwege de dreigende uithuisplaatsing is er weer sprake van een recidive en is een start gemaakt met een cognitieve gedragstherapie, aldus deze arts. Dat er buren en vrienden zijn die niet klagen over geluidsoverlast betekent niet dat daarvan geen sprake is; bovendien verklaart buurman [buurman] het ‘
niet altijd[cursief kantonrechter] als geluidsoverlast’ te hebben ervaren. Dat [gedaagde] in april 2020 een geluidsdichte cabine heeft geïnstalleerd, waarin hij werkt en leeft, valt te prijzen maar heeft blijkbaar niet ertoe geleid dat er nadien geen klachten van geluidsoverlast meer waren. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van ernstige tekortkomingen van [gedaagde] die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen, zodat het gerechtvaardigd is voortuit te lopen op de uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat de ontruiming wordt toegewezen.
16. Met betrekking tot de stelling van [gedaagde] dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard en/of geringe betekenis geen ontbinding rechtvaardigt, overweegt de kantonrechter dat zeker niet sprake is van een ‘geringe’ tekortkoming gelet op de lange tijdsduur dat de overlast heeft plaatsgevonden, te weten vanaf oktober 2019, en uit de meldingen en klachten van de omwonenden ( ‘screaming neighbor’, ‘at full force – for weeks now’ en ‘extremely irritating’) blijkt genoegzaam van de ernst van de overlast. Voor buurvrouw [buurvrouw] is het aanleiding geweest haar woning niet meer te bewonen; voor buurvrouw [gevoegde partij] is de overlast aanleiding geweest een vernietiging/ontbinding van haar koopovereenkomst in gang te zetten. Dat betekent dat de uitzonderingsgronden van artikel 6:265 BW om een overeenkomst niet te ontbinden wegens een tekortkoming, zich hier niet zal voordoen.
17. De kantonrechter overweegt nog dat Eigen Haard bereid was [gedaagde] een vervangende woonruimte aan te bieden, maar dat het daarvan nog niet gekomen is ook al omdat [gedaagde] alleen in de buurt van de [buurt] wil wonen en Eigen Haard dergelijke woningen nauwelijks tot niet in haar woningbestand heeft. Overigens is [gedaagde] niet aangewezen op woonruimte in de sociale huursector zodat hij op relatief eenvoudige wijze en op kortere termijn andere woonruimte zal kunnen vinden.
18. De kantonechter ziet geen reden aan de ontruiming een dwangsom te verbinden. Artikel 555 Rv geeft Eigen Haard reeds een (voldoende) dwangmiddel om de ontruiming door de deurwaarder (met eventueel bijstand door de politie) te bewerkstelligen.
19. De vordering ter zake van de ontruimingskosten is niet toewijsbaar. Weliswaar houdt de proceskostenveroordeling een executoriale titel in ten aanzien van alle kosten, ook ten aanzien van verschotten zoals ontruimingskosten, doch het betreft hier kosten die pas na de uitspraak ontstaan en waarvan de omvang en de verschuldigdheid thans nog niet vast staan.
20. [gedaagde] is de in het ongelijk gestelde partij, zodat hij veroordeeld wordt de proceskosten te vergoeden. [gevoegde partij] heeft aangegeven in haar incidentele akte tot voeging dat zij geen veroordeling in de proceskosten zal vorderen. Om die reden moet [gedaagde] alleen de proceskosten van Eigen Haard vergoeden.
21. Van [gevoegde partij] zal wel het verschuldigde griffierecht worden geheven.
22. Beslist wordt derhalve als volgt.