Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
[gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 17 november 2015 ( [gedaagde 4] ) en van 30 december 2015 ( [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , Tokeyna), tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 843a Rv,
- de akte houdende overlegging producties van 30 maart 2016 van de zijde van PTV,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens houdende voorwaardelijke conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van de zijde van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en Tokeyna, met producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens houdende voorwaardelijke conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van de zijde van [gedaagde 4] , met producties;
- de conclusie van antwoord van PTV in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid;
- het vonnis in incident van 17 mei 2017, waarin de rechtbank zich bevoegd heeft verklaard om van de vorderingen in de hoofdzaak en het incident ex artikel 843a Rv kennis te nemen en waarbij de vordering in dat incident is afgewezen;
- de rolbeslissing van 23 augustus 2017 waarmee de hoofdzaak is geschorst in verband het tegen het tegen het incidentele vonnis van 17 mei 2017 ingestelde hoger beroep;
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 augustus 2018, waarin het incidentele vonnis is bekrachtigd en de zaak naar de rechtbank is verwezen om op de hoofdzaak te worden beslist;
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam 4 september 2018, waarin is bepaald dat tegen het arrest van 14 augustus 2018 onmiddellijk cassatieberoep kan worden ingesteld;
- de ambtshalve doorhaling van de zaak bij de rechtbank op 3 oktober 2018;
- de arresten van de Hoge Raad van 12 juni 2020, waarin de cassatieberoepen zijn verworpen;
- het verzoek aan de rechtbank van PTV van 19 augustus 2020 om de zaak weer op de rol te plaatsen;
- de conclusie van antwoord van 11 november 2020 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met producties;
- de conclusie van antwoord van 11 november 2020 van [gedaagde 4] , met producties;
- de op 11 november 2020 aan Tokeyna verleende akte niet dienen;
- de tussenuitspraak van 16 december 2020, waarin is beslist dat schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd;
- de conclusie van repliek van PTV van 7 april 2021, met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 4] van 28 juli 2021, met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van 6 oktober 2021, tevens houdende een aanhoudingsverzoek, met producties;
- de akte uitlaten aanhoudingsverzoek van PTV van 20 oktober 2021.
2.De beoordeling
High Court of Justicein de Unitel-procedure uitspraak heeft gedaan. Zij voeren aan dat de uitkomst van die procedure relevant is voor de onderhavige zaak, omdat in die procedure, net als in de onderhavige, een oordeel wordt gevraagd over de Leningen. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet eerst in de Unitel-procedure duidelijkheid worden verkregen over de kernstelling (van [gedaagde 1] ) dat de Leningen niet behoeven te worden terugbetaald en moet die procedure, waarin ook bewijslevering zal plaatsvinden, worden afgewacht ter voorkoming dat PTV haar schade meermaals vordert.
case management hearing, dus een regiezitting, zal worden gehouden. Aangezien die zaak daarna nog inhoudelijk zal moeten worden behandeld en er vervolgens nog vonnis moet worden gewezen, is het niet aannemelijk te achten dat de Unitel-procedure vóór december 2023 zal zijn afgerond. Het afwachten van de uitkomst van die procedure, zal dus de nodige (verdere) vertraging voor de onderhavige procedure met zich brengen.
3.De beslissing
24 november 2021voor uitlaten ex artikel 2.16 Lpr,