In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door het Amtsgericht Kleve in Duitsland was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van betrokkenheid bij een plofkraak op een geldautomaat in Geldern op 9 augustus 2021. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 14 oktober 2021, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Mesoudi.
De verdediging voerde aan dat de feitsomschrijving in het EAB niet genoegzaam was en dat de opgeëiste persoon ten onrechte als mededader werd aangeduid. De officier van justitie stelde echter dat het EAB voldoende duidelijkheid bood over de reden van de overlevering. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat de beschrijving van de feiten voldoende was om de overlevering te rechtvaardigen. De rechtbank verwierp ook het onschuldverweer van de opgeëiste persoon, aangezien de feiten niet konden worden onderbouwd.
Daarnaast werd er een beroep gedaan op het recht op family life, maar de rechtbank oordeelde dat de overlevering een gerechtvaardigde inbreuk op dit recht vormde, gezien de ernst van de beschuldigingen en de garantie van de Duitse autoriteiten dat de opgeëiste persoon na veroordeling naar Nederland zou worden teruggebracht. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke vereisten.