ECLI:NL:RBAMS:2021:6179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 332
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Uwv over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Eiser, die sinds 14 mei 2018 arbeidsongeschikt is, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat hem een arbeidsongeschiktheid van 49,74% toekende. Het primaire besluit werd op 21 juli 2020 genomen, waarna het Uwv op 14 december 2020 het bezwaar ongegrond verklaarde. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 18 augustus 2021 en 5 oktober 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. drs. A.J. Engelsma. Het Uwv was niet aanwezig op de eerste zitting, maar wel vertegenwoordigd op de tweede. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapporten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en voldoen aan de vereisten. Eiser stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger was dan vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat er geen objectieve medische gegevens waren die de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel trokken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft beslist dat eiser 49,74% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. drs. A.J. Engelsma),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Op 21 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan [eiser] een loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet WIA [2] toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 49,74%.
Op 14 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak op 18 augustus 2021 behandeld op een zitting met een beeld- en geluidverbinding (Skype). [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat de beeld- en geluidverbinding niet naar behoren werkte.
De rechtbank heeft de behandeling ter zitting hervat op 5 oktober 2021. [eiser] en het Uwv hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. [eiser] werkte voor het laatst als depotmedewerker. Op 14 mei 2018 is hij voor dit werk uitgevallen wegens ziekte. Na een wachttijd van 104 weken heeft hij een
WIA-uitkering aangevraagd.
2. Het Uwv heeft [eiser] voor de WIA-beoordeling laten onderzoeken door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen opgenomen in een rapport en functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 juli 2020. Op basis hiervan heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd die [eiser] met zijn beperkingen nog kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige concludeert dat [eiser] vanaf de datum in geding (11 mei 2020) 49,74% arbeidsongeschikt is. Hij krijgt daarom een loongerelateerde WGA-uitkering.
3. [eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarom heeft het Uwv opnieuw onderzoek laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van [eiser] door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn bevindingen opgenomen in een rapport en FML van 10 december 2020 en wijkt af van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Op basis van deze FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw berekend en ook vastgesteld dat [eiser] 49,74% arbeidsongeschikt is. Met het bestreden besluit heeft het Uwv daarom het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
4. [eiser] vindt dat hij meer arbeidsongeschikt is en wil een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit.
Het oordeel van de rechtbank
5. In geschil is of het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat [eiser] vanaf
11 mei 2020 voor 49,74% arbeidsongeschikt is.
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan [eiser] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet juist zijn. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapporten voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
De medische beoordeling
7. [eiser] stelt zich op het standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep maar één kort telefoongesprek met hem heeft gehad. Hierdoor heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen goed beeld gekregen van zijn situatie.
8. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, [eiser] op het spreekuur geobserveerd en psychisch onderzocht. Dit blijkt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 4 juli 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en medische informatie opgevraagd bij de huisarts van [eiser] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep was niet verplicht om [eiser] op een spreekuur te zien, omdat [eiser] is gezien door de primaire verzekeringsarts. [3] Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Het standpunt van [eiser] dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen goed beeld heeft gekregen van zijn situatie, volgt de rechtbank daarom niet.
9. Verder voert [eiser] aan dat de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen, zijn onderschat. Hij vindt zijn arbeidsongeschiktheidspercentage te laag. Zijn huisarts en arbo-arts vinden ook dat hij meer arbeidsongeschikt is.
10. De rechtbank vindt de rapporten van de verzekeringsartsen inzichtelijk en kan de conclusies daarvan volgen. Hetgeen [eiser] aanvoert, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. De rechtbank overweegt dat [eiser] geen objectieve medische gegevens heeft ingebracht om de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. Ook overweegt de rechtbank dat [eiser] geen medische stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat hij meer beperkingen heeft dan reeds zijn aangenomen. Aan de omstandigheid dat [eiser] zijn gezondheidstoestand anders ervaart dan de verzekeringsartsen, komt geen doorslaggevend gewicht toe. Het subjectieve oordeel van [eiser] dat hij meer beperkingen heeft, is niet voldoende voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. Bepalend is of de mening van [eiser] uiteindelijk bevestigd wordt door geneeskundige bevindingen. Daarvoor kijkt de rechtbank naar de beoordeling van de verzekeringsartsen. Pas dan is er volgens vaste rechtspraak sprake van een naar objectieve maatstaven gemeten arbeidsongeschiktheid. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen de benutbare mogelijkheden van [eiser] juist vastgesteld.
Conclusie
11. Het Uwv heeft op goede gronden beslist dat [eiser] 49,74% arbeidsongeschikt is.
12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
13. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 oktober 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.