In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep van [eiser] tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering had afgewezen. Het primaire besluit van 23 juli 2020 wees de aanvraag af, omdat [eiser] geen arbeidsvermogen zou hebben, maar dit nog zou kunnen ontwikkelen. Het bestreden besluit van 9 maart 2021 verklaarde het bezwaar van [eiser] ongegrond. Tijdens de zitting op 6 oktober 2021, waar [eiser] en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd de zaak behandeld via videoverbinding.
De rechtbank overwoog dat [eiser], geboren in 1992, psychische klachten heeft en daarom een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Het Uwv stelde dat er geen sprake was van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, omdat [eiser] mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zich terecht op dit standpunt heeft gesteld, gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat er behandelingen en begeleiding mogelijk zijn voor [eiser], wat zou kunnen leiden tot verbetering van zijn situatie.
De rechtbank verwierp ook de stelling van [eiser] dat de hoorplicht was geschonden, omdat hij zelf had aangegeven alleen een hoorzitting te willen als het bezwaar ongegrond zou worden verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.