ECLI:NL:RBAMS:2021:6074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
13/751855-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en ontvankelijkheid van de officier van justitie

Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Białystok, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, die op dat moment gedetineerd was. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) om het EAB in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2021 was de opgeëiste persoon aanwezig via een videoverbinding, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de vordering te beslissen. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. Het EAB was eerder behandeld, waarbij de overlevering gedeeltelijk was toegestaan, maar de opgeëiste persoon was niet feitelijk overgeleverd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB voor de vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01, omdat daarover al een onherroepelijke beslissing was genomen. Voor het vonnis met nummer III K 1871/05 is de officier van justitie echter ontvankelijk, en de rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen om dit EAB inhoudelijk te behandelen. De volgende zitting is gepland op 4 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751855-21
RK nummer: 21/4510
Datum tussenuitspraak: 20 oktober 2021
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 augustus 2011 door de
Regional Court in Białystok III Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon – aanwezig via een videoverbinding - is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
  • vonnis van de
  • vonnis van de
  • vonnis van de
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de vonnissen met referentienummers III K 441/01 en III K 2028/01 heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van respectievelijk:
  • 1 jaar;
  • 1 jaar en 6 maanden;
  • 1 jaar en 4 maanden,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB nog respectievelijk:
  • 1 jaar;
  • 1 maand en 24 dagen;
  • 1 jaar en 4 maanden.
Deze vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1
De vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01
Bij uitspraak van 26 april 2019 heeft deze rechtbank op basis van het hiervoor genoemde EAB dat is uitgevaardigd op 28 augustus 2011, de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan voor de tenuitvoerlegging van de bij de vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01 opgelegde vrijheidsstraffen en, op grond van art. 12 (oud) OLW, de overlevering geweigerd voor de tenuitvoerlegging van de bij het vonnis met nummer III K 1871/05 opgelegde vrijheidsstraf. De opgeëiste persoon bevond zich ten tijde van de behandeling van het EAB op vrije voeten en is, in strijd met de voorwaarden tot schorsing van de overleveringsdetentie, niet verschenen op de uitspraakzitting van 26 april 2019.
De opgeëiste persoon is niet feitelijk overgeleverd ter uitvoering van de uitspraak van 26 april 2019.
Op 3 augustus 2021 heeft de opgeëiste persoon zich gemeld bij de politie. De officier van justitie heeft de opgeëiste persoon op 11 augustus 2021 (opnieuw) aangehouden op grond van het EAB van 28 augustus 2011. Op diezelfde datum heeft de officier van justitie (opnieuw) gevorderd dat de rechtbank dit EAB in behandeling neemt.
Onder deze omstandigheden rijst de vraag of de officier van justitie kan worden ontvangen in die vordering.
Desgevraagd heeft de officier van justitie meegedeeld dat het Openbaar Ministerie geen contact heeft gehad met de uitvaardigende justitiële autoriteit over het indienen van deze vordering, maar dat de signalering in SIS nog steeds “actief” is. De rechtbank neemt daarom aan dat het EAB niet is ingetrokken.
Dat brengt in het onderhavige geval niet mee dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB voor zover dat EAB ziet op de vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01. De rechtbank heeft immers al een inhoudelijke beslissing genomen over de tenuitvoerlegging van het EAB, in die zin dat zij de overlevering van de opgeëiste persoon ten aanzien van deze vonnissen heeft toegestaan. Die beslissing is onherroepelijk, omdat daartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat (artikel 29, tweede lid, OLW). Op grond van Kaderbesluit 2002/584/JHA rust op de uitvoerende lidstaat de verplichting om, voor zover de overlevering onherroepelijk is toegestaan, de betrokkene feitelijk over te leveren. De officier van justitie heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat zij onmogelijk gevolg kan geven aan de verplichting tot feitelijke overlevering die uit hoofde van de uitspraak van 26 april 2019 op Nederland rust.
Concluderend zal de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van de vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01 niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot het (opnieuw) in behandeling nemen van het EAB van 28 augustus 2011 dat in 2019 al heeft geleid tot een onherroepelijk uitspraak waarbij de rechtbank de overlevering ten aanzien van deze vonnissen heeft toegestaan.
4.2
Het vonnis met nummer III K 1871/05
Ten aanzien van het vonnis met nummer III K 1871/05 is de officier van justitie ontvankelijk in haar vordering. Ten aanzien van dit vonnis zou een nieuwe beoordeling van het EAB vanwege het op 1 april 2021 gewijzigde artikel 12 OLW tot een andere uitkomst kunnen leiden. Omdat tijdens het onderzoek ter zitting op 13 oktober 2021 enkel de ontvankelijkheid van de officier van justitie aan de orde is gekomen, zal de rechtbank het onderzoek heropenen en voor bepaalde tijd schorsen, teneinde het EAB, voor zover het ziet op het vonnis met nummer III K 1871/05, inhoudelijk te behandelen.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB ten aanzien van de vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01.
HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor bepaalde tijd tot
4 november 2021 om 13:30 uur, teneindehet EAB voor zover dat betrekking heeft op het vonnis met nummer III K 1871/05 inhoudelijk te behandelen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen voornoemde datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2021.
De jongste rechter is niet in staat om te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.