Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Białystok, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen, die op dat moment gedetineerd was. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) om het EAB in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2021 was de opgeëiste persoon aanwezig via een videoverbinding, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de vordering te beslissen. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. Het EAB was eerder behandeld, waarbij de overlevering gedeeltelijk was toegestaan, maar de opgeëiste persoon was niet feitelijk overgeleverd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB voor de vonnissen met nummers III K 441/01 en III K 2028/01, omdat daarover al een onherroepelijke beslissing was genomen. Voor het vonnis met nummer III K 1871/05 is de officier van justitie echter ontvankelijk, en de rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen om dit EAB inhoudelijk te behandelen. De volgende zitting is gepland op 4 november 2021.