ECLI:NL:RBAMS:2021:6062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
13.096171.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; oplichtingen en diefstallen van hoogbejaarde slachtoffers door middel van valse sleutel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks oplichtingen en diefstallen, gericht op hoogbejaarde slachtoffers. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het plegen van oplichting in vereniging en diefstal door middel van een valse sleutel in de periode van 21 december 2020 tot en met 6 april 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders gebruik maakten van de zogenaamde 'babbeltruc', waarbij zij zich voordeden als pakketbezorgers en de slachtoffers verleidden om hun pinpas en pincode af te geven. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten, waarbij de verschillende handelingen elkaar versterkten en onlosmakelijk met elkaar verbonden waren.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan 19 oplichtingen en diefstallen, evenals 3 keer computervredebreuk. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij betrokken was bij de oplichtingen en diefstallen, maar ontkende een rol te hebben gespeeld bij de computervredebreuk. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een jeugddetentie van 18 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een werkstraf van 100 uren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen, waaronder de Rabobank en andere slachtoffers, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.096171.21
Datum uitspraak: 21 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [BRP-adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de heer [naam 3] , namens Resocialisatie en Begeleiding van Levvel (hierna: R&B) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
Namens de benadeelde partij de Rabobank is mevrouw [naam 4] verschenen.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 21 december 2020 tot en met 6 april 2021 te Nijmegen en/of Rhenen en/of Raamdonksveer en/of Dongen en/of Oosterhout en/of Capelle aan den IJssel en/of Leeuwarden en/of Zutphen en/of Amstelveen en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Haarlem oplichting in vereniging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17] en/of [slachtoffer 18] en/of [slachtoffer 19] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 21 december 2020 tot en met 6 april 2021 in de onder feit 1 genoemde plaatsen te Nederland diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel van meerdere geldbedragen, in totaal 49.479,97 euro, toebehorende aan de onder 1 genoemde personen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 13 januari 2021 tot en met 19 maart 2021 te Dongen en/of Oosterhout en/of Amstelveen computervredebreuk in vereniging.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Er is sprake van een specifieke kenmerkende modus operandi in een kort tijdsbestek. Tevens vertonen de tenlastegelegde feiten op essentiële punten overeenkomsten. De redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot de afzonderlijke zaken in samenhang bezien, leveren voor ieder van de ten laste gelegde zaken afzonderlijk voldoende wettig en overtuigend bewijs op. In samenhang bezien versterken die feiten en omstandigheden bovendien het bewijs in elk van de zaken en in zoverre zijn zij over en weer redengevend. De drie ten laste gelegde feiten zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. De oplichting heeft geen zin als niet daarna wordt gepind met de ontvreemde pinpas en -code en de diefstal met valse sleutel is niet mogelijk zonder de oplichting. De computervredebreuk staat ten dienste van het optimaliseren van de winst en is niet mogelijk zonder de voorafgaande oplichting en dient geen doel zonder de gevolgde diefstal met valse sleutel. Met het uitvoeren van één van deze feiten wordt daarom een wezenlijke en essentiële bijdrage geleverd aan de andere feiten en kan de uitvoerder van één als medepleger van het geheel worden beschouwd.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich ten aanzien van feit 2 voor alle zaaksdossiers, met uitzondering van de zaak met aangever [slachtoffer 17] , gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 heeft zij zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank in de zaken waar verdachte heeft bekend dat hij ook als bezorger heeft opgetreden. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichtingen van de slachtoffers waar verdachte niet de bezorger van het pakketje is geweest, maar enkel de pinner. Er kan in die zaken geen uitvoeringshandeling door verdachte worden vastgesteld ten aanzien van de oplichting. Nu in die zaken geen uitvoeringshandelingen kunnen worden vastgesteld, kan ook geen sprake zijn van medeplegen door verdachte.
De raadsvrouw heeft tevens verzocht verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde computervredebreuk. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte hierin een rol heeft gehad en verdachte ontkent dit ook. In de telefoon van verdachte zijn screenshots aangetroffen van de bankomgevingen van enkele slachtoffers, maar hieruit blijkt niet dat door verdachte ook daadwerkelijk is ingelogd in deze bankomgevingen. Nu ten aanzien van de computervredebreuk geen uitvoeringshandelingen van verdachte vastgesteld kunnen worden, kan geen sprake zijn van medeplegen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Algemene overweging modus operandi
In de periode van 21 december tot en met 6 april 2021 hebben meerdere oplichtingen plaatsgevonden met gebruik van de zogenaamde “babbeltruc” in meerdere plaatsen van het land. Uit de aangiftes komt naar voren dat de modus operandi nagenoeg overeenkwam met elkaar. Telkens werden de pinpas en pincode afhandig gemaakt van veelal hoogbejaarde slachtoffers. De slachtoffers werden gebeld door een persoon die hen vertelde dat er een pakket voor hen was en dat deze opgehaald kon worden bij een pakketpunt. De bezorgers waren ook bereid het pakket langs te brengen, maar daar moest dan een geldbedrag, in de meeste gevallen één of twee euro, voor betaald worden door middel van pinnen aan de deur. Op dezelfde dag verscheen een persoon aan de deur van de slachtoffers met een pinautomaat/telefoon en werden de slachtoffers verzocht het bedrag te pinnen. Zij moesten de pinpas tegen het apparaat/telefoon aanhouden en hun pincode intoetsen op het apparaat/de telefoon. Vervolgens kregen zij in de meeste gevallen een pinpas terug en werd het pakket of de envelop overhandigd. Achteraf bleek dat de slachtoffers niet hun eigen pinpas hadden teruggekregen van de bezorger, maar een pinpas op naam van een voor hen onbekend persoon (vaak ook slachtoffer van dezelfde babbeltruc). Enkele minuten na het bezorgen van het pakketje werd geld vanaf de betaalrekeningen van de slachtoffers gepind, waarbij in enkele gevallen ook vlak voor of tussen de pintransacties was ingelogd op de internetbankierenomgeving en de daglimiet was verhoogd of geld was overgeschreven vanaf de spaarrekening naar de lopende betaalrekening. Uit het aantal fraude-aangiftes die bekend zijn bij de banken met eenzelfde modus operandi en het aantal pinpassen dat bij enkele slachtoffers is aangetroffen die niet aan een aangifte gekoppeld kunnen worden, blijkt dat er meer slachtoffers zijn gemaakt dan bij de politie bekend zijn.
Bewijsoverweging
In onderhavige zaak zijn verdachte 19 oplichtingen en diefstallen door middel van een valse sleutel en 3 keer computervredebreuk ten laste gelegd. In 18 van deze zaken (met uitzondering van de zaak van slachtoffer [slachtoffer 17] ) zijn camerabeelden aanwezig van de woonomgeving van de slachtoffers en/of de pintransacties. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad degene is die te zien is op de beelden in die zaken en dat hij in die 18 zaken de persoon is geweest die heeft gepind met de gestolen pinpas. In sommige van die zaken is hij ook de bezorger geweest. Verdachte heeft verder ter zitting verklaard dat er meerdere personen betrokken waren bij de oplichting. Er is van tevoren door een voor hem onbekende persoon gebeld naar het slachtoffer, hij zelf of een andere persoon heeft het pakketje of de envelop vervolgens afgeleverd en hij heeft daarna met de gestolen pinpas geld gepind van de rekening van het slachtoffer. In sommige gevallen misschien meerdere keren met dezelfde pinpas, maar dat weet hij niet meer, ook niet of door een ander geld is overschreven van de spaarrekening naar de lopende betaalrekening. Hij en zijn mededader(s) zijn door een chauffeur gebracht naar de woning van het betreffende slachtoffer en de pinautomaten. Het verschilde per slachtoffer wie de rol van bezorger en/of pinner vervulde. Verdachte kan zich niet goed herinneren in welke zaak hij die rol wel of niet heeft uitgevoerd. Hij weet alleen zeker dat hij geen cola heeft gedronken bij iemand thuis. Hij heeft dus geen pakketje of envelop bezorgd bij slachtoffer [slachtoffer 18] . Hij heeft zelf ook geen geld overgeboekt van een spaarrekening naar een betaalrekening van een van de slachtoffers. De gestolen pinpassen moest hij steeds teruggeven aan de zogenaamde opdrachtgever. Hij heeft maar een beperkt deel van de pinopbrengsten gekregen. Slechts in twee gevallen (slachtoffers [slachtoffer 16] en [slachtoffer 19] ) heeft hij de pinpas bij zich gehouden en later die dag of een dag later goederen gekocht met die pinpassen. Ook is bij slachtoffer [slachtoffer 19] de telefoon van verdachte door een ander gebruikt om de pincode van [slachtoffer 19] afhandig te maken.
Uit het dossier volgt verder dat in een aantal zaken personen vanuit Amsterdam hebben gebeld naar bepaalde slachtoffers. In een groot deel van de zaken is vervolgens een “bezorger” aan de deur verschenen die voldeed aan het signalement van verdachte (vergeleken met kleding die te zien is op de beelden van het pinnen, dan wel kleding die is aangetroffen bij de doorzoeking van zijn woning en/of is herkend door verbalisanten). Bij de huiszoeking zijn in de kamer van verdachte een aantal telefoons aangetroffen. Uit het onderzoek volgt dat op de telefoon die bij verdachte in gebruik was afbeeldingen en cookies zijn gevonden die te herleiden zijn naar bepaalde aangiftes. Zo zijn er afbeeldingen (screenshots) gevonden op zijn telefoon waarop (i) de internetbankieromgeving met de gegevens en overboeking van de spaar- naar betaalrekening van het slachtoffer [slachtoffer 5] , (ii) de internetbankieromgeving van slachtoffer [slachtoffer 13] en (iii) adreslijsten van (potentiële) slachtoffers (waaronder [slachtoffer 19] ) zichtbaar zijn. Daarnaast is in zijn telefoon een call log gevonden met het nummer [nummer] zijnde de pincode van slachtoffer [slachtoffer 19] , en is bij de huiszoeking in kleding van verdachte de pinpas van [slachtoffer 19] aangetroffen. Bij de huiszoeking is ook een Nokia telefoon gevonden. Met deze telefoon is op de dag van de oplichting gebeld naar het slachtoffer [slachtoffer 16] . Uit de aangiftes van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 14] volgt dat steeds een paar minuten nadat een overboeking van de spaarrekening naar de betaalrekening van de betreffende aangever is gedaan, er geld wordt gepind van die betaalrekeningen. Verder volgt uit meerdere aangiftes dat de weggenomen pinpassen vlak na de oplichting weer worden gebruikt bij een volgende babbeltruc om terug te geven aan het volgende slachtoffer.
Uit voorgaande kan in ieder geval worden geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen in de 18 zaken die hij heeft bekend en aan de oplichting in die zaken waarin hij heeft bekend de “babbeltruc” te hebben uitgevoerd. Ter beoordeling staat dan of verdachte ook schuldig is aan computervredebreuk en de oplichtingen in die zaken waarin hij ontkent of niet zeker weet dat hij de bezorger is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat in alle zaken sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders, zoals de officier van justitie heeft uiteengezet. Zonder de rol van de ene dader had de navolgende handeling immers niet plaats kunnen vinden. Er wordt gebeld, verdachte en zijn mededader(s) worden op de locatie afgezet, de babbeltruc wordt uitgevoerd en er wordt direct daarna gepind en in sommige gevallen wordt door het inloggen via internetbankieren de daglimiet voor het pinnen verhoogd of geld overgeboekt van de spaar- naar de betaalrekening en vervolgens worden (opnieuw) grote bedragen gepind. Alle handelingen staan in dienst van het uiteindelijke doel; zoveel mogelijk geld buit maken in zo kort mogelijke tijd. Degene die één van de handelingen of rollen binnen de modus operandi vervulde, leverde daarmee ook een wezenlijke en essentiële bijdrage aan de overige handelingen. Dit blijkt onder andere ook uit de verklaring van verdachte met betrekking tot de oplichting en diefstal van aangeefster [slachtoffer 5] . Verdachte heeft zichzelf in deze zaak herkend op de camerabeelden als degene die geld pinde met de weggenomen pinpas. Tijdens het pinnen van de rekening van aangeefster stuurde verdachte een bericht dat hij het geld had gepind. De persoon waar hij mee in contact stond vroeg dan of hij nog meer uit de automaat kon halen. Uit het rekeningoverzicht van aangeefster [slachtoffer 5] blijkt dat binnen ongeveer vijftien minuten na de babbeltruc geld van de rekening wordt gepind, vervolgens wordt 8.000 euro overgemaakt vanaf de spaarrekening naar de lopende rekening en er wordt weer drie keer gepind. Dit allemaal in een tijdsbestek van zes minuten. Hieruit kan worden opgemaakt dat er sprake is van nauw en intensief contact tussen de verdachten om zo binnen korte tijd zoveel mogelijk geld buit te maken. Uit alle voornoemde bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte zelf volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de rollen inwisselbaar waren. Zo heeft verdachte verklaard dat het per keer wisselde wie als bezorger of als pinner fungeerde. Of hij wel of niet zelf toegang heeft gehad tot de internetbankieromgeving van bepaalde slachtoffers doet gelet op het voorgaande niet ter zake, omdat zijn rol in het geheel van wezenlijk belang is geweest om de slachtoffers van zoveel mogelijk geld te beroven.
Gelet op alle afzonderlijke bewijsmiddelen in elke zaak en de modus operandi in alle zaken, concludeert de rechtbank dat de feiten niet los van elkaar kunnen worden gezien en in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Dit is anders ten aanzien van aangever [slachtoffer 17] , nu in deze zaak slechts één bewijsmiddel aanwezig is, te weten de aangifte waaraan verdachte niet gekoppeld kan worden gelet op het afwijkende signalement. De rechtbank zal verdachte hier partieel van vrijspreken. Datzelfde geldt voor het onderdeel “met kracht” onder feit 1 nu dat geen onderdeel van de modus operandi van verdachten is geweest.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 21 december 2020 tot en met 6 april 2021 te
- Nijmegen en
- Rhenen en
- Raamsdonksveer en
- Dongen en
- Oosterhout en
- Capelle aan den IJssel en
- Leeuwarden en
- Zutphen en
- Amstelveen en
- Amersfoort en
- Amsterdam en
- Haarlem,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] (PL0600-2020603199) en
- [slachtoffer 2] (PL0900-2021014857) en
- [slachtoffer 3] (PL2000-2021011582) en
- [slachtoffer 4] (PL2000-2021012632) en
- [slachtoffer 5] (PL2000-2021012337) en
- [slachtoffer 6] (PL1700-2021030440) en
- [slachtoffer 7] (PL1700-2021030305) en
- [slachtoffer 8] (PL0100-2021030883) en
- [slachtoffer 9] (PL0100-2021031611) en
- [slachtoffer 10] (PL0100-2021031666) en
- [slachtoffer 11] (PL0100-2021035842) en
- [slachtoffer 12] (PL0600-2021061677) en
- [slachtoffer 13] (PL1300-2021070037) en
- [slachtoffer 14] (PL1300-2021060769) en
- [slachtoffer 15] (PL1300-2021067271) en
- [slachtoffer 16] (PL0900-2021079427) en
- [slachtoffer 18] (PL1300-2021057451) en
- [slachtoffer 19] (PL1100-2021080459),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 1] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 2] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 3] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 4] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 5] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 6] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 7] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 8] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 9] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 10] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 11] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 12] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 13] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 14] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 15] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 16] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 18] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 19]
door
- voornoemde personen te bellen en hen mede te delen dat er een pakketje voor hen was afgeleverd en
- voornoemde personen mede te delen dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, het pakketje aan de woning van voornoemde personen kon afleveren en dat hiervoor een betaling van een geldbedrag gedaan moest worden en
- vervolgens naar de woning van voornoemde personen te voornoemde plaatsen te gaan en
- voornoemde personen een enveloppe of doos of pakket met een cadeau of tegoedbon te overhandigen en
- voornoemde personen een telefoon voor te houden en hen een of meermalen te vragen te pinnen en
- vervolgens de pinpas van een ander terug te geven aan voornoemde personen of
- de pinpas van voornoemde personen weg te nemen;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 21 december 2020 tot en met 6 april 2021 te
- Nijmegen en
- Rhenen en
- Raamsdonksveer en
- Dongen en
- Oosterhout en
- Capelle aan den IJssel en
- Leeuwarden en
- Zutphen en
- Amstelveen en
- Amersfoort en
- Amsterdam en
- Haarlem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- een geldbedrag van 9980,00 euro en
- een geldbedrag van 11.480,00 euro en
- een geldbedrag van 420,00 euro en
- een geldbedrag van 900,00 euro en
- een geldbedrag van 5750,00 euro en
- een geldbedrag van 1000,00 euro en
- een geldbedrag van 1000,00 euro en
- een geldbedrag van 2700,00 euro en
- een geldbedrag van 1000,00 euro en
- een geldbedrag van 1250,00 euro en
- een geldbedrag van 1250,00 euro en
- een geldbedrag van 1000,00 euro en
- een geldbedrag van 1000,00 euro en
- een geldbedrag van 1250,00 euro en
- een geldbedrag van 4500,00 euro en
- een geldbedrag van 1721,50 euro en
- een geldbedrag van 500,00 euro en
- een geldbedrag van 2278,47 euro,
dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
- [slachtoffer 1] (PL0600-2020603199) en
- [slachtoffer 2] (PL0900-2021014857) en
- [slachtoffer 3] (PL2000-2021011582) en
- [slachtoffer 4] (PL2000-2021012632) en
- [slachtoffer 5] (PL2000-2021012337) en
- [slachtoffer 6] (PL1700-2021030440) en
- [slachtoffer 7] (PL1700-2021030305) en
- J[slachtoffer 8] (PL0100-2021030883) en
- [slachtoffer 9] (PL0100-2021031611) en
- [slachtoffer 10] (PL0100-2021031666) en
- [slachtoffer 11] (PL0100-2021035842) en
- [slachtoffer 12] (PL0600-2021061677) en
- [slachtoffer 13] (PL1300-2021070037) en
- [slachtoffer 14] (PL1300-2021060769) en
- [slachtoffer 15] (PL1300-2021067271) en
- [slachtoffer 16] (PL0900-2021079427) en
- [slachtoffer 18] (PL1300-2021057451) en
- [slachtoffer 19] (PL1100-2021080459),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 1] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 2] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 3] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 4] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 5] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 6] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 7] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 8] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 9] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 10] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 11] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 12] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 13] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 14] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 15] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 16] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 18] en
- de pinpas en de pincode van voornoemde [slachtoffer 19]
door
- de daglimiet voor geldopname van betaalrekeningen van voornoemde personen te verhogen en/of
- geldbedragen van de spaarrekening naar de betaalrekening van voornoemde personen over te maken en/of
- met de pinpassen van voornoemde personen voornoemde geldbedragen te pinnen bij een geldautomaat te voornoemde plaatsen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 13 januari 2021 tot en met 19 maart 2021 te
- Dongen en
- Oosterhout en
- Amstelveen,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten internetbankieren-accounts van
- [slachtoffer 4] (PL2000-2021012632) en
- [slachtoffer 5] (PL2000-2021012337) en
- [slachtoffer 14] (PL1300-2021067271),
is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
b. door een technische ingreep en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
onder meer door een apparaat van een ogenschijnlijk betrouwbare bank aan voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 14] te tonen, terwijl in werkelijkheid een nagebootst apparaat van voornoemde bank werd getoond, waardoor de gebruikers van voornoemde bankrekeningen werden verleid en bewogen tot het invoeren van pincodes voor het verrichten van bankoverschrijvingen via internetbankieren, terwijl voornoemde pincodes heimelijk werden afgevangen en ter beschikking kwamen aan verdachte en/of zijn mededaders en
door zich vervolgens met behulp van voornoemde inloggegevens toegang te verschaffen tot de internetbankieren-accounts, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich hebben voorgedaan als de rechtmatige gebruikers van die inloggegevens,
en hij, verdachte en/of zijn mededaders vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk
waarin hij, verdachte en/of zijn mededaders zich wederrechtelijk bevonden voor zichzelf en/of een ander hebben overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. De officier van justitie heeft, gelet op haar strafeis, verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis niet op te heffen en de schorsing te continueren onder de thans geldende voorwaarden.
De raadsvrouw van verdachteheeft naar voren gebracht dat verdachte zich ten tijde van het plegen van de feiten in een moeilijke periode van zijn leven bevond en daarin domme beslissingen heeft gemaakt. Verdachte heeft sinds zijn verblijf in de Kleinschalige Voorziening grote vooruitgang geboekt. De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht het advies van de Raad en de strafeis van de officier van justitie ten aanzien van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie niet te volgen. Uit het persoonlijkheidsonderzoek (PO) komt naar voren dat het van belang is dat de huidige kaders en dagbesteding van verdachte worden gecontinueerd. Indien afstraffing zou moeten volgen zou dit ook door middel van een werkstraf kunnen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is betrokken geweest bij een netwerk dat zich gedurende een periode van enkele maanden bezig heeft gehouden met oplichting en diefstal van kwetsbare hoogbejaarde slachtoffers. Dat de oplichting op grotere schaal plaatsvond dan in huidig onderzoek naar voren is gekomen blijkt wel uit het totaal aantal meldingen van fraude met eenzelfde werkwijze bij de verschillende banken en de pinpassen die bij enkele van de slachtoffers zijn aangetroffen waar geen aangifte van bekend is. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en fysieke beperkingen afhankelijk zijn van de hulp van anderen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich voorgedaan als pakketbezorgers bij de woningen van de slachtoffers en op listige wijze de beschikking gekregen over de pinpas en pincode van de slachtoffers. Vervolgens hebben zij grote geldbedragen van hun rekeningen gepind. Uit de vorderingen benadeelde partij en de aangiftes blijkt dat de slachtoffers erg geëmotioneerd en angstig zijn geworden en hun vertrouwen in de medemens hebben verloren. Dat geldt niet alleen voor de slachtoffers zelf, maar ook voor hun veelal bejaarde medebewoners. De eigen woning moet een veilige plek zijn, zeker als je niet meer vaak buiten de deur kan komen. Die onbezorgdheid heeft verdachte van deze mensen afgenomen, naast hun geld. Het is niet anders dan heel laf te noemen om mensen op leeftijd te beroven van hun geld op een dergelijke doortrapte manier. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Het is goed dat verdachte ter zitting open kaart heeft gespeeld en zijn daden heeft opgebiecht. De rechtbank kan zich alleen niet helemaal aan de indruk onttrekken dat verdachte ter zitting voornamelijk heeft gesproken over de impact die zijn handelen heeft gehad op zijn eigen leven en toekomst en daarbij weinig oog lijkt te hebben voor de impact die zijn handelen heeft op de slachtoffers.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 23 september 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 5 oktober 2021;
  • rapport van JBRA opgemaakt op 5 oktober 2021;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door [persoon] , GZ-psycholoog, op 23 september 2021.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een harmonisch intelligentieprofiel op benedengemiddeld niveau (TIQ 86; 95% waarschijnlijkheidsinterval: 81-91). Vanaf het tweede jaar van zijn MBO-opleiding lijkt er een omslag te zijn geweest in zijn gedrag: ouders gingen scheiden, hij had problemen met het reguleren van zijn glucosewaarden (diabetes) en was hij niet meer gemotiveerd voor zijn opleiding. Verdachte zat toen niet goed in zijn vel (verdrietig vanwege de scheiding, diabetes) en is langere tijd niet naar school geweest. In deze periode heeft ook het ten laste gelegde plaatsgevonden, blowde verdachte en is er sprake geweest van een alcoholintoxicatie. Nadat verdachte heeft vastgezeten (KVJJ) is zijn gedrag echter in positieve zin veranderd en is hij weer vrolijk, is zijn diabetes onder controle, is hij naar eigen zeggen gestopt met het middelengebruik en gaat hij starten met een nieuwe opleiding in september.
De emotionele ontwikkeling van verdachte verloopt grotendeels leeftijdsadequaat. Echter wordt ook de indruk gewekt dat verdachte de neiging kan hebben om negatieve emoties te negeren of weg te lopen uit lastige situaties. Thuis laat hij zijn negatieve emoties regelmatig zien, maar bij anderen lijkt hij pas de laatste maanden (sinds de KVJJ) te leren om over zijn emoties te praten en zich kwetsbaar op te stellen. Doordat verdachte beperkt inzicht lijkt te hebben in zijn gevoelsleven, over beperkte coping vaardigheden lijkt te beschikken en een zelfgenoegzame houding kan aannemen, bestaan er enige zorgen om zijn emotionele ontwikkeling. Al met al is er sprake van een enigszins achterlopende emotionele- en gewetensontwikkeling maar komen er geen aanwijzingen naar voren voor de aanwezigheid van psychiatrische problematiek.
Verdachte heeft niet willen praten over het ten laste gelegde, waardoor er slechts beperkt een beeld geschetst kan worden van hoe verdachte tot het ten laste gelegde heeft kunnen komen. Echter wijzen de lange duur van de ten laste gelegde feiten, de terugkerende handelingen, de filmpjes uit zijn telefoon (blijkend uit de gerechtelijke stukken) niet op een gevoel wat spijt of schaamte, wat zorgelijk is. Gezien de duur van de handelingen, het feit dat dit niet vanuit impulsiviteit is gedaan maar bewuste keuzes en acties lijken, alsmede het feit dat verdachte geen beperking ervaart door een stoornis of cognitieve vaardigheden, wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde volledig toe te rekenen.
Concluderend kan gesproken worden van een aantal risicofactoren met betrekking tot de dagbesteding en coping vaardigheden van verdachte en een groot aantal beschermende factoren bij verdachte zelf en zijn omgeving. Er wordt daarmee verwacht dat er een laag tot matig recidiverisico op soortgelijk gedrag bestaat zonder inzet van begeleiding. Ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd tot het continueren van gestructureerde dagbesteding en steunende begeleiding. Verdachte beschikt momenteel over gestructureerde dagbesteding en begeleiding van hulpverleners bij wie hij zich kwetsbaar op durft te stellen. Het lijkt wenselijk om dit te continueren om ervoor te zorgen dat verdachte zijn positieve ontwikkeling voort kan zetten. Er wordt een jeugdreclasseringsmaatregel geadviseerd.
Ter zitting heeft
de Raadgepersisteerd bij het ingediende strafadvies. De Raad heeft ter zitting aangegeven niet achter het advies vanuit het PO te staan. De Raad maakt zich veel zorgen over de aard, ernst en omvang van de feiten. Er is in het PO niet tot de kern gekomen, ook omdat verdachte bij de psycholoog niets heeft willen zeggen over de feiten, en daarom volstaat het PO niet. Er zijn grote discrepanties tussen de feiten en het beeld dat over verdachte wordt geschetst. Mogelijk is er sprake van twee gezichten. De houding die verdachte de afgelopen maanden heeft laten zien, draagt daar niet aan bij. De Raad vraagt zich af of mogelijk toch sprake is van persoonlijkheidsproblematiek of enkel van buitengewoon antisociaal gedrag. In dat laatste geval dient verdachte afgestraft te worden. De Raad was ten tijde van het uitbrengen van het advies van mening dat het van belang is dat alsnog een delictanalyse zal worden uitgevoerd binnen de JJI. Op die manier kan tot de kern gekomen worden en kan onderzocht worden of toch sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. De Raad beseft zich dat veel positieve ontwikkelingen zullen worden doorkruist bij een plaatsing in de JJI, maar deze positieve aspecten waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten en hebben dit kennelijk niet kunnen voorkomen. Echter, gelet op de omstandigheid dat verdachte ter zitting wel heeft verklaard over zijn aandeel in de feiten en blijkbaar ook wel eerder open is geweest tegen zijn begeleiders, is de vraag of een delictanalyse als doel zinvol is. De Raad heeft in ieder geval geen vertrouwen in een (aanvullend) ambulant onderzoek, omdat de verwachting is dat ook hier niet tot de kern gekomen zal worden. Verdachte dient afgestraft te worden om zo de ernst van de zaak te ervaren en op deze wijze recidive te voorkomen. De Raad heeft naast een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals genoemd in het rapport.
JBRAheeft ter zitting gepersisteerd bij het advies om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarden zoals die binnen de huidige schorsing ook gelden. Verdachte heeft zich gedurende zijn schorsing aan de voorwaarden gehouden en zich proactief opgesteld. Verdachte heeft baat bij de avondklok en het elektronisch toezicht, het helpt hem ’s avonds niet buiten te gaan hangen. JBRA vindt het van belang dat verdachte nog wel consequenties ervaart van zijn gedrag, maar vindt een plaatsing in de JJI te ver gaan. Zij hebben geadviseerd de avondklok en het elektronisch toezicht met drie maanden te verlengen.
De begeleider vanuit
R&Bheeft ter zitting verklaard dat verdachte door hem als voorbeeld werd gezien voor andere jongens. Er is een tijd geen contact met verdachte geweest en dat is ook de periode waarin de feiten zijn gepleegd. Verdachte is nu goed in contact.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In beginsel geven de ernst en hoeveelheid feiten aanleiding tot het opleggen van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank merkt daarbij ook op dat verdachte van geluk mag spreken dat de rechter-commissaris heeft bepaald dat hij zijn voorlopige hechtenis mocht doorbrengen in de Kleinschalige Voorziening. De feiten geven immers in omvang en ernst aanleiding om verdachte in een justitiële jeugdinrichting te plaatsen.
De voorlopige hechtenis van verdachte is inmiddels drie maanden geschorst en verdachte heeft zich goed aan de voorwaarden gehouden. Hij is daarnaast begonnen met een nieuwe opleiding en heeft een bijbaan gevonden. Ter zitting heeft verdachte ook (deels) verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen door een verklaring af te leggen ten aanzien van de feiten. De Raad heeft ter zitting en in hun rapport geadviseerd dat aan verdachte een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd dan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten. De officier van justitie heeft dit ook in haar requisitoir geëist.
Uit het PO en de rapporten komt naar voren dat verdachte zich ten tijde van de gepleegde feiten in een moeilijke periode van zijn leven bevond. Zijn ouders gingen scheiden, hij had moeite met het accepteren van zijn diabetes en er was geen dagbesteding. Sinds de voorlopige hechtenis is geschorst lijkt hij zijn leven weer te hebben opgepakt en is hij gemotiveerd om niet opnieuw met politie en justitie in aanraking te komen en zijn leven te beteren. Ook blijkt dat verdachte al eerder open is geweest over de feiten tegenover hulpverleners die hij vertrouwde. Daarbij lijkt verdachte ook zelfinzicht te hebben. Zo heeft hij zelf bepaald dat hij niet meer op de Oostelijke Eilanden Kattenburg en Wittenburg moet komen, omdat hij daar te makkelijk in aanraking komt met antisociale personen. Hij komt daar ook niet, terwijl daar geen officieel locatieverbod aan ten grondslag ligt. De rechtbank ziet, gelet op deze omstandigheden, geen aanleiding om verdachte opnieuw in een JJI te plaatsen. Dit zou immers alle positieve aspecten die na de schorsing door verdachte zijn opgepakt, teniet doen. Een JJI is ook geen goede omgeving gelet op de beïnvloedbaarheid van verdachte. Een verblijf in de JJI zal de kans op recidive eerder verhogen dan verlagen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte nog een consequentie voor zijn gedrag dient te ervaren en daarom zal de rechtbank aan verdachte een forse onvoorwaardelijke werkstraf opleggen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad, omdat de oplegging van deze bijzondere voorwaarden het recidiverisico doen afnemen. De rechtbank zal het geadviseerde contactverbod met de slachtoffers niet opleggen, nu er sprake lijkt te zijn van willekeurige slachtoffers en het niet de verwachting is dat verdachte opnieuw contact met hen zal opnemen. De rechtbank zal tevens de geadviseerde voorwaarde dat verdachte openheid van zaken dient te geven niet opnemen. Verdachte kan door middel van een bijzondere voorwaarde niet verplicht worden om verklaringen af te leggen en daarnaast betreft dit een zeer subjectieve voorwaarde. De overige geadviseerde voorwaarden zullen door de rechtbank worden overgenomen, waaronder ook de avondklok en het elektronisch toezicht. Verdachte was in de periode van het plegen van de feiten veel op straat te vinden en ging daar met verkeerde jongens om. Het opleggen van een avondklok met elektronisch toezicht zal verdachte helpen van de straat te blijven en zich te focussen op de positieve dingen in zijn leven, zoals hij ter zitting zelf ook heeft verklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 300,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw van verdachteheeft de vordering betwist. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het psychisch letsel onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De benadeelde partij heeft in haar vordering aangevoerd dat zij als gevolg van het misdrijf last heeft van slaapproblemen, spanningen, angsten en herbelevingen en daarvoor onder behandeling is bij een psycholoog. Zij heeft EMDR-therapie gevolgd. De benadeelde partij heeft de vordering niet met stukken onderbouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen. Hierbij heeft de rechtbank meegenomen dat sprake is van een kwetsbaar slachtoffer, de benadeelde partij is 81 jaar oud, en dat zij bij de voordeur van haar woning (wat een veilige plek moet zijn) is opgelicht.
De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U. A. te Amsterdam (hierna: Rabobank ):
De benadeelde partij Rabobank vordert € 15.320,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van verdachteheeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist. De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht aan verdachte geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De Rabobank mag immers in staat worden geacht de vordering zelf te doen innen. Daarnaast is gelet op de jonge leeftijd en financiële positie van verdachte niet te verwachten dat de vordering binnen afzienbare tijd zal zijn voldaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de gijzeling op 0 dagen te stellen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank ziet tevens, ter waarborg van betaling, aanleiding om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De jonge leeftijd en financiële situatie van verdachte zijn geen redenen om niet over te gaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte heeft zelf de keuze gemaakt om de bedragen te stelen en naar het lijkt daar dure kleding en andere spullen van te kopen. Rabobank heeft gelukkig de kwetsbare slachtoffers de weggenomen bedragen vergoed, zodat die niet met de financiële gevolgen zitten op hun oude dag. Dat betekent echter wel dat Rabobank recht heeft op vergoeding van de schade die zij daardoor heeft geleden. Dat Rabobank een financiële instelling is maakt nog niet dat zij daardoor minder recht heeft op vergoeding van die schade. Het is verdachte die aansprakelijk is voor die schade en die dient dan ook vergoed te worden. De schadevergoedingsmaatregel is net zo goed bedoeld voor private als zakelijke partijen. Er dient ook voor gewaakt te worden dat banken in de toekomst niet zullen overgaan tot vergoeding van schade bij fraude, omdat de schadevergoedingsmaatregel alleen maar ten behoeve van private partijen wordt opgelegd. Dit acht de rechtbank onwenselijk.
Ten aanzien van de benadeelde partij ING Bank N. V . (hierna: ING ):
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van verdachteheeft de vordering betwist. Ten aanzien van de schadeloosstellingen van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 17] is geen onderbouwing toegevoegd, zodat de vordering op deze punten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Tevens is het verzoek tot vergoeding van onderzoekskosten niet onderbouwd voor een bedrag hoger dan € 240,-, zodat de vordering ten aanzien van de onderzoekskosten enkel tot dit bedrag kan worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht aan verdachte geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De ING mag immers in staat worden geacht de vordering zelf te doen innen. Daarnaast is gelet op de jonge leeftijd en financiële positie van verdachte niet te verwachten dat de vordering binnen afzienbare tijd zal zijn voldaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de gijzeling op 0 dagen te stellen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank overweegt dat uit de aangiftes van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] is af te leiden dat zij schadeloos zijn gesteld door de ING en daarom acht de rechtbank de vordering op deze punten voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van [slachtoffer 17] niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte hiervan is vrijgesproken. De rechtbank zal de vordering tevens niet-ontvankelijk verklaren wat betreft de onderzoekskosten, nu deze kosten in de vordering in het geheel niet zijn onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 4.966,34 hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet tevens gelet op bovengenoemde overweging bij de vordering van Rabobank , ter waarborg van betaling, aanleiding om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij ABN AMRO N. V. (hierna: ABN AMRO ):
De benadeelde partij ABN AMRO vordert € 26.938,47 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft verwezen naar de uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2019:2283 waarin ook geen uittreksel van de Kamer van Koophandel was overlegd en de vordering wel in behandeling is genomen, nu geen concreet bezwaar was gemaakt tegen het in behandeling nemen van de vordering.
De raadsvrouw van verdachteheeft verweer gevoerd tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de heer [naam vertegenwoordiger] om namens ABN AMRO een vordering benadeelde partij in te dienen. Er is een volmacht bijgevoegd, maar uit deze volmacht blijkt niet of de betreffende persoon bevoegd was om een volmacht af te geven. Er is immers geen uittreksel uit het Kamer van Koophandel register bijgevoegd. Er kan dus niet geverifieerd worden of de heer [naam vertegenwoordiger] bevoegd is om namens ABN AMRO de vordering in te dienen. De vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De raadsvrouw van verdachte heeft verweer gevoerd tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de heer [naam vertegenwoordiger] en dus tegen het in behandeling nemen van de vordering. Bij de ingediende vordering benadeelde partij is een volmacht gevoegd die ondertekend is door [gevolmachtigde 1] en [gevolmachtigde 2] . Uit de stukken die bij de vordering zijn gevoegd blijkt echter niet dat deze personen bevoegd waren tot het geven van een volmacht aan de heer [naam vertegenwoordiger] tot het opmaken en indienen van een vordering benadeelde partij namens de ABN AMRO . De ingediende vordering voldoet daarmee niet aan de eisen zoals gesteld aan een civiele vordering. Nu de raadsvrouw een concreet bezwaar heeft gemaakt tegen de indiening van de vordering door een mogelijk onbevoegd persoon is van een situatie zoals aangehaald door de officier van justitie geen sprake.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 6] :
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 1.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij reeds schadeloos is gesteld door de ING .
De raadsvrouw van verdachteheeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij reeds schadeloos is gesteld door de ING .
De rechtbankoverweegt als volgt.
Uit de aangifte en de vordering benadeelde partij van de heer [slachtoffer 6] blijkt dat de benadeelde partij reeds schadeloos is gesteld door de ING . De ING heeft hier ook een vordering benadeelde partij toe ingediend. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen, omdat hij door zijn schadeloosstelling geen schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank merkt op dat er in onderhavige zaak conservatoir beslag is gelegd ten behoeve van een eventuele ontneming of opgelegde schadevergoeding. Tegelijkertijd heeft de rechtbank begrepen dat verdachte als onderdeel van een overeenkomst met het Openbaar Ministerie afstand heeft gedaan van de onder hem in beslaggenomen goederen (waaronder een hoeveelheid aan dure merkkleding die in ieder geval deels is gekocht met de gestolen gelden) De rechtbank gaat er echter wel vanuit dat deze goederen zullen worden aangewend tot het (deels) voldoen van de betalingen aan de benadeelde partijen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 138ab, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, aftapt en opneemt, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 80 (tachtig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde meewerkt aan alle hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht;
  • dat veroordeelde een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school, stage, werk en/of R&B;
  • dat veroordeelde zich houdt aan een avondklok. Deze avondklok houdt in dat veroordeelde zich dagelijks tussen 19:00 uur en 07:00 uur zal bevinden in de woning van moeder. Deze avondklok geldt gedurende drie maanden vanaf de uitspraak, te weten tot 21 januari 2021. Verdachte zal tevens meewerken aan controle op deze voorwaarde door middel van elektronisch toezicht en alle afspraken en voorwaarden die daarvoor gelden. Voor zover een verruiming van de avondklok noodzakelijk is in verband met een bijbaan, kan de jeugdreclassering de tijden daarvan schriftelijk aanpassen.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot een bedrag van € 300,- (zegge: driehonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [slachtoffer 3] ter hoogte van € 300,- (zegge: driehonderd euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het plegen van het strafbare feit tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Rabobanktoe tot een bedrag van € 15.320,- (zegge: vijftienduizend driehonderdtwintig euro) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening
Veroordeelt verdachte aan Rabobank voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij Rabobank gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van Rabobank ter hoogte van € 15.320,- (zegge: vijftienduizend driehonderdtwintig euro). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het plegen van het strafbare feit tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
INGtoe tot een bedrag van € 4.966,34 (zegge: vierduizend negenhonderd zes en zestig euro en vierendertig cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag van de algehele voldoening
Veroordeelt verdachte aan ING voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij ING gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van ING ter hoogte van € 4.966,34 (zegge: vierduizend negenhonderd zesenzestig euro en vierendertig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het plegen van het strafbare feit tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij ING voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Verklaart de benadeelde partij
ABN AMROniet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6].
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A. S. Dogan en M. van der Kaay, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2021.
[...]