Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 mei 2021 en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 augustus 2021 en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen;
- de akte wijziging van eis in reconventie.
2.De feiten, in conventie en in reconventie
- het appartementsrecht [adres 1] te [woonplaats 2] (hierna: het pand [adres 1] );
- 14 september 2004;
- 12 mei 2006;
- 1 augustus 2007;
- 25 april 2008.
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
primair:
de notariële akte van 19 november 2010, nietig te verklaren, althans de bepaling in die akte onder C “Bijdrage [eiser] aan [gedaagde] ” of enig ander deel van de akte nietig te verklaren;
subsidiair:
de notariële akte van 19 november 2010, althans enig deel van die akte, te vernietigen;
primair en subsidiair:
- te verklaren voor recht dat [eiser] jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door hem te bewegen de notariële akte van 19 november 2010 te ondertekenen, althans hem daar niet van te weerhouden;
- [eiser] te veroordelen tot betaling van € 164.000,--, te vermeerderen met wettelijke rente;
- [eiser] te veroordelen in de werkelijke proceskosten in conventie en in reconventie.
De verplichting van [gedaagde] die in de notariële akte is vastgelegd om een bedrag van
€ 20.000,-- aan [eiser] te betalen als vergoeding van de kosten van zijn opvoeding is in strijd met de wettelijke onderhoudsplicht van [eiser] als stiefvader. Die verplichting is volgens [gedaagde] om die reden op de eerste plaats in strijd met de wet maar verder ook in strijd met de goede zeden.
bestrijdt dat hij, zoals in de akte is vermeld, € 190.000,-- aan [eiser] verschuldigd is. Zo’n schuld zou zijn aangegaan tijdens zijn minderjarigheid terwijl volgens hem voor het aangaan van die schuld toestemming van de kantonrechter is vereist die evenwel ontbreekt.
Ten slotte stelt [gedaagde] dat hij de notariële akte heeft ondertekend – hij was toen 18 jaar en twee weken oud – onder invloed van dwang, dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden. [eiser] heeft volgens [gedaagde] ook onrechtmatig gehandeld door hem de akte te laten ondertekenen.
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
in conventie en in reconventie
€ 190.000,--. In de akte wordt niet beschreven waaruit die schuld bestaat en hoe die schuld is ontstaan. [eiser] stelt met betrekking tot die schuld het volgende. Het pand [adres 1] is ingrijpend verbouwd. [eiser] stelt dat hij de kosten van die verbouwing heeft betaald, althans aan die kosten heeft bijgedragen. Verder stelt [eiser] dat hij de begeleiding van die verbouwing van het pand [adres 1] heeft verzorgd. [gedaagde] was tezamen met [moeder] , ieder voor de helft, eigenaar van het pand [adres 1] . Afgesproken is, zoals volgens [eiser] uit de akte blijkt, dat [gedaagde] , na de verkoop van dat pand, € 190.000,-- aan [eiser] zal betalen:
€ 125.000,-- als bijdrage aan de kosten van de verbouwing en € 65.000,-- als vergoeding voor de bouwbegeleiding, aldus [eiser] .
- dat [eiser] in totaal € 250.000,-- uit eigen middelen heeft bijgedragen aan de kosten van de verbouwing en dat hij daarom, als eigenaar van de onverdeelde helft van het pand, € 125.000,-- aan [eiser] dient te vergoeden;
- dat [eiser] de begeleiding van de verbouwing heeft verzorgd, althans dat hij zodanige inspanningen heeft verricht dat een vergoeding van € 65.000,-- proportioneel en gerechtvaardigd is;
- dat ten tijde van de verbouwing, toen hij nog minderjarig was, afspraken zijn gemaakt met zijn moeder die [gedaagde] verplichten tot (terug)betaling van € 125.000,-- aan verbouwingskosten respectievelijk vergoeding van € 65.000,-- wegens het verrichten van bouwbegeleidingswerkzaamheden.
Verder voert [gedaagde] aan dat de akte door hem is ondertekend onder invloed van (een) wilsgebrek(en) en daarom, zoals hij in reconventie vordert, moet worden vernietigd.
€ 125.000,-- daarvan aan [eiser] dient te vergoeden. Uit de staat van aanbrengsten bij de akte huwelijksvoorwaarden bij zijn huwelijk met [moeder] blijkt dat [eiser] toen over een vermogen van € 1.900,-- beschikte. De verbouwing van het pand [adres 1] heeft volgens [gedaagde] bovendien in totaal hooguit circa € 40.000,-- gekost. Verder volgt uit de vordering van € 65.000,-- wegens bouwbegeleidingskosten, dat de totale kosten wegens bouwbegeleiding € 130.000,- moeten hebben bedragen. [gedaagde] is vanwege zijn 1/2-aandeel in de eigendom van het pand immers de helft van de totale kosten verschuldigd. Het is volgens [gedaagde] volstrekt onaannemelijk dat zulke hoge kosten zijn gemaakt.
- wat de verbouwing van het pand [adres 1] behelsde;
- wat de kosten daarvan waren;
- dat hij beschikte over de financiële middelen om in die verbouwingskosten bij te dragen;
- dat hij daadwerkelijk in de verbouwingskosten heeft bijgedragen;
- dat hij vele honderden uren bouwbegeleidingswerkzaamheden heeft verricht;
- dat is afgesproken dat hij daar een vergoeding voor zou ontvangen.
Omdat [eiser] hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd niet op afdoende wijze heeft weersproken, is op zodanige wijze ontzenuwd dat, zoals in de akte is vastgelegd, [gedaagde] een schuld van € 190.000,-- heeft aan [eiser] , dat [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank geslaagd is in het leveren van het hiervoor in rechtsoverweging 7.9 bedoelde tegenbewijs.
€ 190.000,-- aan [eiser] verschuldigd is. De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van dat bedrag, vermeerderd met rente, is niet toewijsbaar.