ECLI:NL:RBAMS:2021:6038

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AMS 20/6705
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake persoonsgegevens op grond van de AVG

In de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H. Tonino, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. L. Groeneveld, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 oktober 2020, waarin verweerder hem een overzicht had verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat verweerder binnen twee weken op zijn bezwaar zou beslissen en hem binnen een week na die beslissing aanvullende inzage in zijn persoonsgegevens zou geven.

Tijdens de zitting op 14 januari 2021 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en M. van den Hurk. De voorzieningenrechter overwoog dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. Het oordeel van de voorzieningenrechter is voorlopig en niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.

Verzoeker stelde dat hij spoedeisend belang had bij inzicht in zijn persoonsgegevens, omdat hij verschillende procedures bij verweerder had lopen, waaronder een bezwaarprocedure, en mogelijk een kort geding wilde starten over een erfpachtkwestie. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het spoedeisend belang onvoldoende concreet was en dat verzoeker niet had aangetoond waarom hij de beslissing op zijn bezwaar niet kon afwachten. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6705

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker(gemachtigde: mr. J.H. Tonino),

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Groeneveld).

Procesverloop

In het besluit van 15 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een overzicht verstrekt van de door verweerder verwerkte persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg).
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt verweerder op de dragen om binnen twee weken op zijn bezwaar te beslissen en binnen één week na die beslissing verzoeker aanvullende inzage in zijn verwerkte persoonsgegevens te geven.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder was ook M. van den Hurk op de zitting aanwezig.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
2. Verzoeker stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de verwerking van verzoekers persoonsgegevens. Verzoeker stelt dat hij spoedeisend belang heeft bij nader inzicht in zijn persoonsgegevens, omdat hij diverse trajecten en procedures heeft lopen bij verweerder, waaronder een bezwaarprocedure. Ook wil hij mogelijk een kort geding tegen verweerder starten over een erfpachtkwestie.
3. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat het spoedeisend belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening onvoldoende concreet is geworden. Uit het verzoekschrift komt onvoldoende naar voren waarom verzoeker niet de beslissing op zijn bezwaar kan afwachten. Ook op de zitting is dit niet duidelijk geworden. De enkele stelling dat het hem te veel tijd kost om die bezwaarprocedure af te wachten, is te weinig om spoedeisendheid aan te nemen.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. F.P. van Straelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.