In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonstichting Lieven De Key (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de sociale huurwoning, omdat de gedaagde haar hoofdverblijf niet in de woning had gehad gedurende een periode van bijna twee jaar. De gedaagde had in maart 2019 haar hoofdverblijf elders gevestigd en had niet gereageerd op verzoeken van De Key om de huur op te zeggen. De gedaagde voerde aan dat zij mantelzorger was voor haar moeder en dat de zelfbewoningsplicht te belastend was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in strijd had gehandeld met haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, maar oordeelde dat deze niet opwogen tegen het belang van De Key om de woning beschikbaar te houden voor de doelgroep. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen acht weken na betekening van het vonnis en heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd.