Uitspraak
RK nummer: 21/5338
[opgeëiste persoon]
BESLISSING:
De rechtbank beslist:
[opgeëiste persoon]wordt voortgezet tot het tijdstip waarop de rechtbank over de gevangenhouding beslist.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan over de voortzetting van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon, die op 29 september 2021 is aangehouden op basis van een Europees Aanhoudingsbevel. Tijdens het verhoor bij de officier van justitie is aan de advocaat van de opgeëiste persoon een brief overhandigd van de voorzitter van de Internationale Rechtshulp Kamer. In deze brief werd medegedeeld dat de rechterlijke toetsing van de inverzekeringstelling voortaan buiten zitting zal plaatsvinden. De advocaat heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om schriftelijk en gemotiveerd te verzoeken om opheffing van de inverzekeringstelling.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de toetsing enkel betrekking heeft op de vraag of de overleveringsdetentie moet worden opgeheven. Inhoudelijke verweren met betrekking tot het Europees Aanhoudingsbevel kunnen pas tijdens de inhoudelijke behandeling worden gevoerd. De rechtbank heeft de inhoud van het Europees Aanhoudingsbevel in overweging genomen en concludeert dat er sprake is van vluchtgevaar. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om het bevel tot inverzekeringstelling op te heffen.
De rechtbank heeft op basis van de beschikbare stukken en eerdere jurisprudentie geoordeeld dat de overleveringsdetentie moet worden voortgezet. De beslissing is genomen in overeenstemming met artikel 21 van de Overleveringswet, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het bevel tot inverzekeringstelling niet wordt opgeheven en de overleveringsdetentie voortduurt tot het moment waarop de rechtbank over de gevangenhouding beslist.