ECLI:NL:RBAMS:2021:5820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
13/751550-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 21 mei 2021 was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van de eerste aanleg Brussel, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 en gedetineerd in een Belgische detentieplaats, wordt verdacht van strafbare feiten volgens Belgisch recht.

De behandeling van de vordering vond plaats op 13 juli 2021, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengde om onderzoek te doen naar mogelijke schendingen van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De zaak werd op 27 juli 2021 heropend en geschorst om aanvullende vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten over de detentieomstandigheden. Op 23 september 2021 werd de behandeling hervat, waarbij de raadsman zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er sprake was van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de Belgische detentie-instellingen. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet in een instelling zou worden geplaatst waar dergelijke risico's aanwezig zijn. Gezien het feit dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden waren, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.751550-21
RK nummer: 21/2967
Datum uitspraak: 23 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 mei 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 mei 2021 door de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van de eerste aanleg Brussel (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 juli 2021. Het verhoor heeft middels een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Ook heeft zij de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor 30 dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om onderzoek te doen naar een reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in het artikel 11, eerste lid OLW en zij daarom nog niet over de verzochte overlevering kan beslissen.
De rechtbank heeft de zaak bij tussenuitspraak van 27 juli 2021 heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen met betrekking tot de detentieomstandigheden te stellen aan de Belgische autoriteiten.
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 23 september 2021. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek door de onderzoeksrechter bij de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel van 21 mei 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Tussenuitspraak 27 juli 2021

In de tussenuitspraak van 27 juli 2021 is reeds geoordeeld over de strafbaarheid en de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Deze overwegingen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.

5.Detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is zijn Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen. Om deze reden is onderhavige zaak bij tussenuitspraak van 27 juli 2021 aangehouden en zijn nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld.
Bij mail van 28 juli 2021 is door de griffier van het Kabinet Onderzoeksrechter Kristien Abrath van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel als volgt verklaard:
“In opdracht van (…) de onderzoeksrechter (…) kan ik u meedelen dat de heer [opgeëiste persoon] eerst door de onderzoeksrechter zal worden verhoord. Indien hierna een aanhoudingsmandaat wordt afgeleverd, zal betrokkene verblijven in de gevangenis van [plaats] .”
De rechtbank overweegt dat uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon niet in één van de zeven detentie-instellingen wordt geplaatst ten aanzien waarvan een reëel gevaar is aangenomen dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. De detentieomstandigheden staan dus niet aan overlevering in de weg.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 11 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van de eerste aanleg Brussel (België).
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Spanjaart en F.A. Potters, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.