In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor een Bed & Breakfast (B&B) op de tweede verdieping van zijn woning aan [adres 1] te Amsterdam. Het college had deze aanvraag afgewezen met het primaire besluit van 14 december 2020, en het bezwaar van verzoeker tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 19 juli 2021. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college onvoldoende had onderbouwd waarom de tweede verdieping niet als onderdeel van een zelfstandige woonruimte kon worden beschouwd, en dat de grondslag van het bestreden besluit onjuist was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de feitelijke situatie niet in geschil was en dat de verzoeker wel degelijk recht had op de vergunning, gezien de eerdere goedkeuringen door het college. De voorzieningenrechter vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de specifieke situatie van de verzoeker in acht genomen moest worden. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoeker.