ECLI:NL:RBAMS:2021:5665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
13/728172-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord op advocaat met voorbedachten rade, vormverzuim en schadevergoeding

Op 18 september 2019 werd advocaat [slachtoffer] in Amsterdam vermoord. De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de verdachten, [verdachte] en [medeverdachte], als medeplegers met voorbedachten rade de moord hebben gepleegd. De rechtbank concludeert dat er sprake was van een grondige voorbereiding, waarbij de gangen van [slachtoffer] zijn gevolgd en gestolen voertuigen zijn gebruikt. De verdachten hebben intensief contact met elkaar gehad in de aanloop naar de moord, en de rechtbank heeft vastgesteld dat zij samen hebben gehandeld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een vormverzuim bij het opvragen van telecomgegevens, maar dat dit niet leidde tot bewijsuitsluiting. De vordering van de benadeelde partij, de vader van [slachtoffer], voor affectieschade is toegewezen. De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar, de maximale tijdelijke straf, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot €20.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728172-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
verblijvende in de [PI] ” te [plaats] .
Inhoudsopgave
Het onderzoek ter terechtzitting
Inleiding en tenlastelegging
Vormverzuim in het voorbereidend onderzoek
3.1 Standpunt van de verdediging
3.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.3 Oordeel van de rechtbank
3.3.1 Vormverzuim
3.3.2 Rechtsgevolg?
4. Waardering van het bewijs
4.1 Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.2 Standpunt van de verdediging
4.3 Oordeel van de rechtbank
4.3.1 Overlijden van [slachtoffer] op 18 september 2019
4.3.1.1 Tussenconclusie I
4.3.1.2 Tussenconclusie II
4.3.2 Minimaal twee daders die vluchtten in een Opel Combo [kenteken]
4.3.2.1 Tussenconclusie I
4.3.2.2 Tussenconclusie II
4.3.2.3 Tussenconclusie III
4.3.2.4 Samenvattende conclusie
4.3.3 Betrokken auto’s
4.3.3.1 Tussenconclusie I
4.3.3.2 Tussenconclusie II
4.3.3.3 Tussenconclusie III
4.3.3.4 Samenvattende conclusie
4.3.4 Verband tussen Opel Combo met vals kenteken [kenteken] en [medeverdachte] en [verdachte]
4.3.4.1 Tussenconclusie I
4.3.4.2 Tussenconclusie II
4.3.4.3 Tussenconclusie III
4.3.4.4 Samenvattende conclusie
4.3.4.4 Tussenconclusie IV
4.3.5 Verband tussen Volkswagen Transporter met vals kenteken [kenteken] en [medeverdachte] en [verdachte]
4.3.5.1 Tussenconclusie I
4.3.5.2 Tussenconclusie II
4.3.5.3 Samenvattende conclusie
4.3.6 Telefoonnummers en hun gebruikers
4.3.6.1 Tussenconclusie I
4.3.6.2 Tussenconclusie II
4.3.6.3 Samenvattende conclusie gebruikers * [nummer] en * [nummer]
4.3.6.4 Samenvattende conclusie
4.3.7 Bewijsoverwegingen bij de tijdlijn
4.3.7.1 Voorbereidingen op de moord op [slachtoffer]
4.3.7.2 Bewezenverklaring medeplegen van de moord op [slachtoffer]
4.3.7.3 Wie is de schutter geweest?
4.3.8 Bewijsverweren
4.3.8.1 Verkeersgegevens niet bruikbaar voor bewijs
4.3.8.2 Alibi
4.3.9 Vrijspraak (medeplegen) van heling Opel Combo
4.3.10 Bewijsoverweging medeplegen van opzetheling Volkswagen Transporter
4.4 Bewezenverklaring
5. Strafbaarheid van de feiten en van verdachte
6. Oplegging van straf
6.1 Strafeis van het Openbaar Ministerie
6.2 Strafmaatverweer van de verdediging
6.3 Motivering van de op te leggen straf
6.3.1 Ernst van de feiten
6.3.2 Persoonlijke omstandigheden
6.3.3 Straf
6.3.4 Voorlopige hechtenis
7. Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]
8. Beslag
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Beslissing

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 april 2020, 24 juni 2020, 21 september 2020 (pro forma zittingen),
8 december 2020, 2 maart 2021 (regiezittingen), 23 april 2021 (pro forma zitting),
12 juli 2021, 13 juli 2021, 14 juli 2021, 19 juli 2021, 20 juli 2021 en 27 september 2021 (inhoudelijke behandeling en sluiting onderzoek).
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/728160-19). De verdachte en zijn medeverdachte zullen in dit vonnis worden aangeduid met hun achternaam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
[naam officier van justitie] en [naam officier van justitie] (hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie), en van wat [verdachte] en zijn raadslieden, mrs. E.G.S Roethof en M.J.R. Roethof (hierna gezamenlijk aangeduid als de verdediging), in reactie hierop naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen mr. A.A. Franken namens de nabestaanden van [slachtoffer] en van wat de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 18 september 2019 is de toen 44-jarige advocaat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) rond half acht in de ochtend voor zijn woning in Amsterdam beschoten. Hij werd door zes kogels getroffen. [slachtoffer] is kort daarna ter plaatse overleden. Reanimatiepogingen mochten niet meer baten.
De rechtbank wijst dit vonnis naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek 13Pulheim dat werd gestart naar aanleiding van de dood van [slachtoffer] . De rechtbank ziet zich onder andere voor de vraag gesteld of [verdachte] in strafrechtelijke zin betrokken is geweest bij deze beschieting.
[verdachte] wordt – samengevat en na wijziging op de terechtzitting van 12 juli 2021 – verweten dat hij, telkens als medepleger of alleen:
1.
op 18 september 2019 te Amsterdam advocaat [slachtoffer] heeft vermoord, althans opzettelijk van het leven heeft beroofd. Mocht de rechtbank dit niet bewezen vinden, dan is het verwijt dat hij in de periode van 30 augustus 2019 tot en met 18 september 2019 als medeplichtige hierbij opzettelijk behulpzaam is geweest;
2.
in de periode van 11 juni 2019 tot en met 23 september 2019 twee auto’s, een Opel Combo en een Volkswagen Transporter, allebei voorzien van een vals kenteken, heeft geheeld.
In de laatste bijzin van de tenlastelegging van feit 2 ontbreekt het woord ‘misdrijf’. Daar staat: ‘door verkregen goed(eren)’. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke verschrijving en zal dit onderdeel verbeterd lezen, als ‘door
misdrijfverkregen (goed)eren’. [verdachte] wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Het was voor [verdachte] duidelijk dat hem heling van gestolen (bestel)auto’s werd verweten.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1van dit vonnis.

3.Vormverzuim in het voorbereidend onderzoek

3.1
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De telecommunicatiegegevens moeten van het bewijs worden uitgesloten, omdat het Unierecht en de artikelen 8 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij de vergaring en bewaring hiervan zijn geschonden en daarmee is [verdachte] ook in zijn belangen geschaad.
Uit het Prokuratuur-arrest [1] van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ EU) volgt onder meer dat de toegang van de bevoegde nationale instanties tot bewaarde verkeers- en locatiegegevens zou moeten worden onderworpen aan voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of door een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. In deze zaak is geen sprake geweest van een dergelijke toetsing.
De verleende telecommunicatiegegevens hebben ervoor gezorgd dat bepaalde telefoonnummers ten onrechte aan [verdachte] zijn toegeschreven. Bovendien zorgt de verleende toegang tot een reeks verkeers- of locatiegegevens die informatie verschaffen over de locatie van de door [verdachte] gebruikte eindapparatuur en waaruit het Openbaar Ministerie precieze conclusies heeft getrokken over zijn persoonlijke levenssfeer.
Op basis van het procesdossier bestaat te veel onduidelijkheid over de bruikbaarheid van de telecommunicatiegegevens. Daardoor kan niet worden gesproken van een eerlijk proces. Bovendien zijn niet de volledige historische verkeersgegevens verstrekt, maar is volstaan met een samenvatting van een verbalisant, waarin tegenstrijdigheden of onjuistheden zijn opgenomen.
Mocht de rechtbank dit verweer verwerpen, dan heeft de verdediging bepleit dat de telecommunicatiegegevens van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat het onmogelijk is om de betrouwbaarheid en accuraatheid van de onderzoeksresultaten ervan te toetsen. De reikwijdte van de zendmasten en de bandbreedte van het bereik van de telefoon zijn niet toegevoegd aan het dossier. Daardoor is niet te toetsen of de locaties van de Citroën, de Opel Combo en de Volkswagen Transporter, maar ook verblijfplaatsen van [verdachte] binnen het gebied van de zendmast vallen. Ook na het verstrekken van het BOB-dossier is deze informatie niet inzichtelijk.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Prokuratuur-arrest beperkt moet worden uitgelegd en slechts betrekking heeft op verkeers- en locatiegegevens die op grond van een wettelijke bewaarplicht door de aanbieder worden bewaard. Het arrest heeft daardoor geen gevolgen voor de Nederlandse rechtspraktijk, omdat Nederland sinds
11 maart 2015 [2] geen algemene wettelijke verplichting voor aanbieders meer kent om verkeers- en locatiegegevens op te slaan. Uitsluitend gegevens die ten behoeve van de bedrijfsvoering door de aanbieder worden en nog zijn opgeslagen, zijn te vorderen op grond van de wettelijke bevoegdheden. Uit de overwegingen van het Prokuratuur-arrest lijkt niet te kunnen worden geconcludeerd dat het HvJ EU voorafgaande toetsing ook eist voor toegang tot verkeers- en locatiegegevens die anders dan ten behoeve van een bewaarplicht worden verwerkt.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het arrest ruimer moet worden uitgelegd, dan volgt daaruit dat de in dit onderzoek overeenkomstig de wettelijke regeling opgevraagde verkeersgegevens en/of mastgegevens achteraf gezien niet door een officier van justitie gevorderd hadden mogen worden zonder voorafgaande onafhankelijke (rechterlijke) toetsing.
Uit het Prokuratuur-arrest volgt niet dat bewijs verkregen in strijd met het Unierecht per definitie ontoelaatbaar is in een strafrechtelijke procedure. Daarvoor moet gekeken worden naar het nationale recht en artikel 6 EVRM. Het HvJ EU verwijst in dit verband ook naar het arrest La Quadrature du Net e.a. [3]
In de onderhavige zaak zijn historische verkeersgegevens van de telefoons van [verdachte] opgevraagd. Dit zijn gegevens die kunnen worden aangemerkt als verkeers- en locatie-gegevens in de zin van richtlijn 2002/58/EG. Deze gegevens zijn gevorderd in het kader van een opsporingsonderzoek naar een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Daarmee wordt voldaan aan het door het HvJ EU gestelde vereiste dat het opvragen van dergelijke gegevens alleen mag plaatsvinden in een onderzoek naar
serious crime.
Ook is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De gegevens zijn opgevraagd in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering. Op dat moment was niet voorzien dat die gegevens niet op die manier gevorderd hadden mogen worden. Bovendien is onmiddellijk na het Prokuratuur-arrest onderzocht of en zo ja, hoe de huidige werkwijze eventueel moet worden aangepast. Inmiddels worden voorbereidingen getroffen om de ICT-systemen aan te passen, zodat in de (nabije) toekomst verkeers- en locatiegegevens gevorderd kunnen gaan worden met een machtiging van de rechter-commissaris. Overigens is de officier van justitie ervan overtuigd dat de rechter-commissaris toestemming had gegeven voor het doen van de vorderingen indien deze in deze zaak was benaderd met het verzoek om de vorderingen vooraf te toetsen.
Er is geen sprake van een schending van artikel 6 EVRM en het is daarom passend om te volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vormverzuim
Het HvJ EU heeft in het Prokuratuur-arrest geoordeeld dat artikel 15, eerste lid, van richtlijn 2002/58/EG, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, eerste lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zo moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die de mogelijkheid biedt om overheidsinstanties met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten toegang te verlenen tot een reeks verkeers- of locatiegegevens die informatie kunnen verschaffen over de communicaties van een gebruiker van een elektronisch communicatiemiddel of over de locatie van de door hem gebruikte eindapparatuur en waaruit precieze conclusies kunnen worden getrokken over zijn persoonlijke levenssfeer - welke toegang niet beperkt is tot procedures ter bestrijding van zware criminaliteit en ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid - en dit ongeacht de duur van de periode waarvoor om toegang tot dergelijke gegevens wordt verzocht en ongeacht de hoeveelheid en de aard van de gegevens die voor die periode beschikbaar zijn. Ook verzet artikel 15, eerste lid, van richtlijn 2002/58/EG zich tegen een nationale regeling die het Openbaar Ministerie, dat tot taak heeft de strafprocedure in te leiden en, in voorkomend geval, in een latere procedure op te treden als openbaar aanklager, de bevoegdheid toekent om een overheidsinstantie ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek toegang te verlenen tot verkeers- en locatiegegevens.
De rechtbank stelt voorop dat uit het arrest volgt dat het voor strafrechtelijke doeleinden verlenen van toegang tot de in het arrest bedoelde communicatiegegevens slechts is toegestaan in het kader van procedures ter bestrijding van zware criminaliteit en procedures ter voorkoming van ernstige bedreiging van de openbare veiligheid. Niet ter discussie staat dat in deze zaak van een dergelijke procedure sprake is, omdat het ten laste gelegde levensdelict een serious crime betreft.
Verder volgt uit het arrest dat het aan de nationale wetgever is om voorwaarden vast te stellen waaronder aanbieders van elektronische communicatiediensten aan de bevoegde nationale instanties toegang moeten verlenen tot de persoonsgegevens waarover zij beschikken. Van belang is dat die toegang onderworpen is aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Gelet op de vereiste onafhankelijkheid mag de instantie die die toetsing verricht niet betrokken zijn bij de uitvoering van het betrokken strafrechtelijk onderzoek en moet zij neutraal zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure. Dat is niet het geval bij een Openbaar Ministerie dat de onderzoeksprocedure van een strafrechtelijk onderzoek leidt en in voorkomend geval ook optreedt als openbaar aanklager tijdens de strafprocedure. Een latere toetsing van het besluit van de officier van justitie is niet voldoende om aan het onafhankelijkheidsvereiste te voldoen, omdat de controle door een onafhankelijke autoriteit moet plaatsvinden voorafgaand aan de machtiging.
De rechtbank is van oordeel dat het arrest zich niet beperkt tot verkeers- en locatiegegevens die op grond van een wettelijke bewaarplicht door de aanbieder worden bewaard. Het dictum is algemeen geformuleerd.
Dit oordeel wordt ondersteund door het oordeel van het HvJ EU in het arrest Ministerio Fiscal [4] dat een in het kader van een opsporingsonderzoek geformuleerd verzoek om toegang tot persoonsgegevens, die door aanbieders van elektronische communicatiediensten worden bewaard, binnen de werkingssfeer van richtlijn 2002/58/EG valt.
Ook wijst de rechtbank op de rechtsoverwegingen 57 tot en met 60 van de conclusie van de advocaat-generaal bij dit arrest [5] , waarin wordt overwogen dat het HvJ EU de problematiek van de toegang van de bevoegde nationale autoriteiten tot de bewaarde gegevens “los van de omvang van de aan de aanbieders van elektronische communicatiediensten opgelegde verplichting tot bewaring van gegevens” behandelt en, met name, los van de algemene of gerichte aard van bewaring van de gegevens. Deze vaststelling houdt verband met het feit dat het HvJ EU de bewaring van gegevens en de toegang ertoe als twee onderscheiden inmengingen in de door het Handvest beschermde grondrechten beschouwt.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de in het onderhavige onderzoek opgevraagde telecommunicatiegegevens - hoewel deze zijn opgevraagd in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering - achteraf gezien niet door een officier van justitie gevorderd hadden mogen worden zonder voorafgaande onafhankelijke toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit.
3.3.2
Rechtsgevolg?
Het HvJ EU geeft in het eerdergenoemde arrest La Quadrature du Net e.a. een beoordelingskader met betrekking tot de vraag hoe om te gaan met processen-verbaal die zijn opgesteld op basis van informatie die in strijd met de voorschriften van het Unierecht is verkregen. Het HvJ EU overweegt allereerst dat het volgens het beginsel van procedurele autonomie uitsluitend een zaak van het nationale recht is om de regels vast te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid van (onrechtmatig verkregen) informatie dan wel bewijs. De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij het beoordelingskader van artikel 359a Sv.
In zijn arrest van 1 december 2020 [6] overweegt de Hoge Raad dat aan de rechtspraak over de verschillende in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen als uitgangspunt ten grondslag ligt dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens dat, waar mogelijk, wordt volstaan met - vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien - minst verstrekkende rechtsgevolg.
In het onderzoek 13Pulheim zijn telecommunicatiegegevens opgevraagd die aan [verdachte] worden verbonden. Dit zijn gegevens die kunnen worden aangemerkt als verkeers- en locatiegegevens in de zin van de richtlijn 2002/58/EG.
De gegevens zijn opgevraagd in overeenstemming met de wettelijke regeling. Desondanks is sprake van schending van het Unierecht. De rechtbank is echter van oordeel dat het nadeel dat door de schending is veroorzaakt in deze zaak beperkt is. De telecommunicatiegegevens beslaan slechts een beperkte tijdspanne en niet kan worden gezegd dat daarmee een min of meer compleet beeld van het privéleven van [verdachte] is verkregen. Voorts is niet aangevoerd welke persoonlijke informatie kon worden achterhaald die de ernst aangeeft van de inbreuk op [verdachte] persoonlijke levenssfeer. Bovendien weegt de rechtbank mee dat het aannemelijk is dat de rechter-commissaris - indien deze was benaderd met het verzoek de vorderingen vooraf te toetsen - toestemming zou hebben gegeven voor het doen van deze vorderingen.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank zal volstaan met de constatering dat sprake is van een vormverzuim, zonder dat daaraan een rechtsgevolg wordt verbonden.
Het bewijsverweer van de verdediging met betrekking tot de toetsingsmogelijkheid van telecommunicatiegegevens wordt hierna onder 4.3.8 besproken.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, in die zin dat [verdachte] zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan moord (feit 1) en schuldheling (feit 2). De officier van justitie heeft daartoe de volgens hem relevante bewijsmiddelen gepresenteerd.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
De door de verdediging gevoerde verweren zullen bij de inhoudelijke bespreking van de ten laste gelegde feiten (rubriek 4.3) aan bod komen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
A. Feit 1: feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [7]
4.3.1
Overlijden van [slachtoffer] op 18 september 2019
Op 18 september 2019 rond 07:40 uur kwamen bij de politie Amsterdam meldingen binnen van een schietpartij op Imstenrade te Amsterdam. [8]
Imstenrade is een straat in de wijk Buitenveldert in Amsterdam Zuid. De straat is doorlopend en aan de linker- en rechterzijde zijn blokwoningen gelegen met twee of drie woonlagen. De schietpartij had plaatsgevonden aan de even zijde van de straat, aan het einde van de parkeerstrook, nabij de t-splitsing in de richting van de straat Walborg. Imstenrade loopt van Walborg tot een t-splitsing waar de straat zich splitst in de richting van de straten Hartelstein en Oud-Ehrenstein. [9]
Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en zagen het slachtoffer, naar later bleek [slachtoffer] , onder een deken liggen. Onder de deken kwam een plas bloed vandaan. [10] Schuin op een parkeerstrook, in de richting van Hartelstein, stond een witte Mitsubishi Outlander met kenteken [kenteken] . De motor draaide, de linker richtingaanwijzer knipperde en de auto stond met de voorzijde tegen de achterzijde van het voertuig ervoor. [11] Verbalisanten zijn begonnen met reanimatie van [slachtoffer] . [12] Deze mocht niet baten: [slachtoffer] is ter plaatse overleden.
In het op 18 september 2019 door een forensisch arts opgemaakte schouwverslag staat dat [slachtoffer] is overleden door meerdere schotwonden in hoofd, hals en schouders. [13] Uit het onderzoek van arts en patholoog prof. dr. B. Kubat blijkt dat er in totaal tien schotletsels waren in hoofd, hals, rug en schouder, horende bij vier doorschoten en twee inschoten. Het overlijden van [slachtoffer] wordt verklaard door hersenfunctiestoornissen door één doorschot van het hoofd. De andere schotletsels hebben geen substantiële bijdrage geleverd aan het overlijden. [14]
Op camerabeelden afkomstig van een camera die aan een woning op [adres woning] is gelegen en uitkijkt over Imstenrade is zichtbaar dat [slachtoffer] om 07:37:33 uur vanaf zijn voortuin het trottoir oploopt, richting een auto, te weten de witte Mitsubishi die in een van de parkeervakken geparkeerd staat. Hij opent de achterbak van de auto. Op dat moment loopt een persoon, gekleed in het zwart, vanaf de richting van de parkeervakken bij de speeltuin, over het trottoir richting de auto van [slachtoffer] . [slachtoffer] stapt om 07:38:21 uur aan de bestuurderszijde aan de straatkant in zijn auto. De persoon verlaat dan het trottoir en loopt via de achterzijde van de auto van [slachtoffer] richting het portier aan de bestuurderszijde. Staande naast het voertuig van [slachtoffer] strekt hij om 07:38:30 uur zijn arm in de richting van het portier, waar [slachtoffer] zit. Vervolgens brengt de persoon zijn arm weer naar zijn lichaam en maakt een sprongetje. De persoon strekt om 07:38:33 uur opnieuw zijn arm in de richting van het portier en loopt om 07:38:39 uur weg, richting de speeltuin. Op dat moment gaat het portier aan de bestuurderszijde van de auto open, gaan de koplampen aan en schiet de auto een stukje naar voren. Vervolgens rent de persoon weg naar het stuk Imstenrade richting Oud-Ehrenstein. [15]
Op de in het dossier gevoegde bewegende beelden met secondenteller is te zien dat tussen het tijdstip dat de in het zwart geklede persoon naast het portier van [slachtoffer] verschijnt (16 minuten en 26 seconden) en het moment dat die persoon wegrent naar het stuk Imstenrade richting Oud-Ehrenstein (16 minuten en 41 seconden) ongeveer 15 seconden verstrijken. [16]
4.3.1.1 Tussenconclusie IDe rechtbank stelt aan de hand van de (beschrijving van de) camerabeelden vast dat tussen het moment dat [slachtoffer] zijn woning verlaat en het moment waarop de in het zwart geklede persoon wegrent richting Oud-Ehrenstein ruim één minuut zit.
Getuige 86915 heeft verklaard dat hij een van de mannelijke buurtbewoners (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in diens witte auto zag zitten. [slachtoffer] had een woordenwisseling met een andere man (de rechtbank begrijpt: de schutter). De getuige heeft flarden opgevangen als "
Hey joh!"en
"Donder op" [17] . De schutter stond naast de auto van [slachtoffer] , aan de bestuurderszijde. De getuige keek door de vitrages heen op een afstand van zo’n tien à vijftien meter. Het is verbalisanten gebleken dat de getuige goed zicht had. De schutter maakte vervolgens een opvallend huppeltje en rende weg van de auto. Terwijl hij wegrende, rommelde hij met zijn handen in de zakken van zijn hoodie. Vervolgens draaide hij zich opeens om richting [slachtoffer] en bleef staan. [18] Op dat moment stapte [slachtoffer] uit zijn voertuig en maakte aanstalten om naar de schutter te lopen. [19] De getuige heeft op dit moment zijn vitrages geopend en had daardoor vrij zicht op wat er gebeurde. [slachtoffer] nam een gevechtshouding aan. De schutter strekte zijn arm richting [slachtoffer] en hield een klein voorwerp in zijn hand vast. De schutter schoot en de getuige hoorde één knal. [slachtoffer] zette nog twee stappen richting de schutter. De getuige hoorde een salvo knallen, zag dat [slachtoffer] in elkaar zakte en dat de schutter weg rende richting Oud-Ehrenstein. [20]
Op straat zijn vijf hulzen (AAMC3559NL, AAMC3560NL, AAMC3561NL, AAMC3552NL en AAMC3551NL [21] ) aangetroffen en in beslag genomen. Deze hulzen hadden een bodemstempel s&b 9x19. Ook zijn bij de sectie op het lichaam twee kogels (AALV3609NL [22] ) in beslag genomen. [23] Door middel van een munitieonderzoek is onderzocht of de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit één of meer vuurwapen(s), wat het soort en merk van het (de) gebruikte vuurwapen(s) zijn en of een relatie met een ander (benoemd) schietincident kan worden aangetoond. Uit dit onderzoek is gebleken dat voor de hulzen geldt dat de resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek minimaal zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen waar is, dan wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken waar is. Voor de kogels geldt dat de resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek minimaal zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de hypothese dat de kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop waar is, dan wanneer de hypothese dat de kogels zijn afgevuurd uit twee lopen met hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken waar is. De hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum, merk Steyr, model M9 of S9, of een variant daarvan. De afvuursporen in de kogels passen eveneens bij pistolen van dit merk en deze modellen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat het (de) betreffende vuurwapen(s) ergens anders in Nederland is (zijn) gebruikt bij schietincidenten. [24]
4.3.1.2 Tussenconclusie IIDe rechtbank stelt vast dat de schutter richting de auto van [slachtoffer] liep, maar het trottoir pas verliet toen [slachtoffer] in zijn auto was gestapt, die daardoor kwetsbaarder was. Hierna liep hij ogenschijnlijk doelbewust op het bestuurdersportier af, waar [slachtoffer] zat. Dat dit een ongewenste confrontatie was, blijkt uit de onder 4.3.1.1 genoemde woordenwisseling die getuige 86915 heeft opgevangen. Hoewel niet bewezen kan worden dat de schutter een (vuur)wapen in zijn hand had toen hij zijn gestrekte arm tot tweemaal toe richtte op het portier waar [slachtoffer] zat, waren zijn plotselinge verschijnen en de bewegingen die hij maakte in de geschetste omstandigheden op zichzelf reeds vreesaanjagend. De schutter rende daarna weg, terwijl hij in zijn hoodie rommelde, en draaide zich om. Uit dat zich omdraaien leidt de rechtbank af dat het gevaar voor [slachtoffer] nog niet geweken was. De schutter had immers ook door kunnen rennen. Nadat [slachtoffer] uit zijn auto kwam, richtte de schutter een vuurwapen op [slachtoffer] en schoot meermalen, waarna hij wegrende. De gehele confrontatie vond plaats in een tijdsbestek van ongeveer vijftien seconden.
Uit het voorgaande, in samenhang met de aard en plek van de verwondingen bij [slachtoffer] , concludeert de rechtbank dat het de bedoeling van de schutter was om [slachtoffer] te doden. Elk door de verdediging gesuggereerd alternatief scenario, te weten: een beroving van het Rolex-horloge van [slachtoffer] , een poging tot ontvoering die uit de hand is gelopen, een bedreiging van [slachtoffer] of een poging om informatie over de kroongetuige uit het onderzoek Marengo (hierna: de kroongetuige) te verkrijgen, wordt hiermee verworpen.
4.3.2
Minimaal twee daders die vluchtten in een Opel Combo [kenteken]
Op camerabeelden van een verkeerscamera op de Van Boshuizenstraat (de rechtbank begrijpt: in Amsterdam) is zichtbaar dat op 18 september 2019 om 06:20 uur een witte Opel Combo komt aanrijden. De auto is voorzien van witte buitenspiegels en een witte bumper, heeft geen letters of afbeeldingen op de zij- of achterkant en betreft een verlengd model. De Opel Combo slaat linksaf Walborg in. Op camerabeelden van de onder 4.3.1 genoemde camera is zichtbaar dat op 18 september 2019 om 06:21:09 uur koplampen verschijnen op Imstenrade, ter hoogte van de speeltuin. Er rijdt dan een auto vanaf Walborg Imstenrade op. Vervolgens wordt de auto met de voorzijde richting de speeltuin geparkeerd in een van de parkeervakken bij de speeltuin. Hierna worden de lampen van de auto gedoofd. [25]
4.3.2.1 Tussenconclusie IGelet op de korte tijdspanne en de gereden route stelt de rechtbank vast dat de auto die in een van de parkeervakken bij de speeltuin wordt geparkeerd de op de Van Boshuizenstraat waargenomen witte Opel Combo betreft.
Op diezelfde dag om 07:37:33 uur loopt [slachtoffer] vanaf zijn voortuin het trottoir op, richting zijn auto, een witte Mitsubishi, die in een van de parkeervakken geparkeerd staat. Onder 4.3.1 is uiteengezet dat de schutter op dat moment vanuit de richting van de parkeervakken bij de speeltuin richting de auto van [slachtoffer] loopt. Op de camerabeelden is zichtbaar dat vrijwel gelijktijdig een witte bestelauto achteruit rijdend het parkeervak ter hoogte van de speeltuin verlaat. [26]
4.3.2.2 Tussenconclusie IIGelet op het feit dat de witte bestelauto achteruit rijdend het parkeervak verlaat (en de Opel Combo om 06:21:09 uur met de voorzijde richting de speeltuin parkeert) en uit de camerabeelden niet blijkt dat de Opel Combo die om 06:21:09 uur ter hoogte van de speeltuin parkeert nadien het parkeervak heeft verlaten, stelt de rechtbank vast dat de witte bestelauto die omstreeks 07:37:33 uur het parkeervak verlaat dezelfde auto is als de auto die om 06:21:09 uur in het parkeervak parkeerde, en dus een Opel Combo betreft.
Terwijl de schutter verder richting de auto van [slachtoffer] loopt, draait de achterzijde van de Opel Combo richting Hartelstein. Wanneer [slachtoffer] in zijn auto stapt en de schutter richting het portier aan de bestuurderszijde loopt, rijdt de Opel Combo vooruit en naar rechts, Imstenrade in, richting Oud-Ehrenstein. Enkele seconden later rent de schutter weg, naar de straat waar de Opel Combo net daarvoor was ingereden.
Vervolgens is op een verkeerscamera zichtbaar dat een witte Opel Combo, zonder belettering op de zijkant, vanuit Oud-Ehrenstein de Van Boshuizenstraat oprijdt, richting de Europaboulevard (de rechtbank begrijpt: in Amsterdam). [27] Uit onderzoek blijkt verder dat het kenteken [kenteken] , behorend bij een witte Opel Combo, om 07:43 uur wordt geregistreerd op de Vialis-paal bij de Europaboulevard. [28] Deze locatie op de Europaboulevard is met de auto op ongeveer vier minuten rijden van Imstenrade gelegen. [29]
4.3.2.3 Tussenconclusie IIIGelet op de uiterlijke kenmerken van de Opel Combo en de afstand tussen Imstenrade en de Europaboulevard stelt de rechtbank vast dat de witte Opel Combo met kenteken [kenteken] die is geregistreerd op de Vialis-paal dezelfde Opel Combo betreft als de Opel Combo die op Imstenrade is geweest.
De tenaamgestelde van de Opel Combo met kenteken [kenteken] heeft verklaard dat zijn witte Opel Combo op 18 september 2019 niet in Amsterdam is geweest. Bovendien is de Opel Combo van de tenaamgestelde voorzien van een zwarte bumper en zwarte zijspiegels, terwijl de Opel Combo die om 06:20 uur op de Van Boshuizenstraat is vastgelegd en op Imstenrade is geweest, beschikt over een witte voorbumper en witte buitenspiegels. Hierdoor is het vermoeden gerezen dat het op 18 september 2019 op de Europaboulevard gescande kenteken [kenteken] vals is. [30]
Uit de opgevraagde registraties van het kenteken [kenteken] bij Vialis blijkt dat het kenteken op 13 juni 2019 om 23:24 uur voor het eerst is geregistreerd op de Daalwijkdreef [31] in Amsterdam. Bij het Landelijk Instituut Voertuigcriminaliteit is een overzicht opgevraagd van alle geregistreerde gestolen Opel Combo’s. [32] De Opel Combo met (origineel) kenteken [kenteken] viel daarbij op: dit voertuig werd gestolen kort vóór de eerste registratie van het kenteken [kenteken] in Amsterdam, namelijk tussen 11 juni 2019 19:30 uur en 12 juni 2019 07:20 uur in Rotterdam. [33]
Een aantal uiterlijke kenmerken van de gestolen Opel Combo, zoals blijkt uit de aangifte, komt overeen met de Opel Combo die op de camerabeelden van 18 september 2019 zichtbaar is. [34]
Via de telefoons van een medewerker van het bedrijf namens welk aangifte is gedaan, is het MAC-adres van de Opel Combo met kenteken [kenteken] verkregen. [35] Uit de aan de hand van het MAC-adres gevorderde gegevens van Inmoves bleek dat deze auto voor het laatst contact heeft gemaakt met een meetapparaat in Almere met de locatie Markenkant, ter hoogte van nummer [nummer] .
Op 23 september 2019 is de Opel Combo, voorzien van kenteken [kenteken] , aangetroffen op de Kamgrasstraat in Almere. [36]
De bloedsporen op de rechter achterdeur en aan de binnenkant van de rechter achterdeur, nabij het ontgrendelpunt, van de Opel Combo zijn bemonsterd (AAEZ3805NL#02 respectievelijk AAEZ3805NL#03). [37] Uit beide bemonsteringen is het DNA-profiel van een man verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van [slachtoffer] . De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [38]
4.3.2.4 Samenvattende conclusieDe rechtbank stelt vast dat de schutter uit de richting van de parkeervakken bij de speeltuin is komen lopen. Daar stond de gestolen witte Opel Combo (oorspronkelijk gekentekend [kenteken] ) met vals kenteken [kenteken] geparkeerd. De schutter liep vervolgens richting [slachtoffer] . Vrijwel gelijktijdig reed de witte Opel Combo uit het parkeervak, draaide en reed Oud-Ehrenstein in. Na het doodschieten van [slachtoffer] rende de schutter weg in de richting van Oud-Ehrenstein.
Op grond hiervan en de omstandigheid dat [slachtoffer] van dichtbij is beschoten, in combinatie met de plaatsen waar de bloedsporen met het DNA van [slachtoffer] op/in de Opel Combo zijn aangetroffen, concludeert de rechtbank dat de schutter na het beschieten van [slachtoffer] in de Opel Combo moet zijn gestapt. De Opel Combo fungeerde dus als vluchtauto.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank ook dat er minimaal twee daders zijn geweest, namelijk de schutter en de chauffeur van de vluchtauto.
4.3.3
Betrokken auto’s
a.
Renault Megane [kenteken]
Op camerabeelden gemaakt op de volgende data en tijdstippen is een Renault Megane zichtbaar die op en rond Imstenrade en langs de woning van [slachtoffer] rijdt. Op enig moment is te zien dat deze Renault het kenteken [kenteken] voert.
5 augustus 2019Tussen 06:59:06 uur en 06:59:23 uur rijdt de Renault Megane op Imstenrade en slaat rechtsaf Hartelstein in. Tussen 09:19:53 uur en 09:19:57 uur rijdt de Renault Megane op Hartelstein en passeert Imstenrade. [39]
12 augustus 2019Om 06:02:22 uur en om 06:12:52 uur rijdt de Renault Megane op Hartelstein richting Walborg. [40] Tussen 08:20:04 uur en 08:20:31 uur rijdt de Renault Megane op Imstenrade en slaat aan het einde linksaf Hartelstein in. Daar stopt de Renault Megane en rijdt achteruit om vervolgens weer Imstenrade in te rijden. Ter hoogte van de woning van [slachtoffer] stopt de Renault Megane om weer door te rijden richting de Van Boshuizenstraat.
Tussen 08:39:03 uur en 08:59:15 uur is te zien dat de Renault Megane in een parkeervak op Imstenrade ter hoogte van de woning van [slachtoffer] parkeert. Tussen 09:16:35 uur en 09:16:42 uur rijdt de Renault Megane weg uit het parkeervak. [41]
14 augustus 2019Om 05:36:31 uur [42] , tussen 05:57:42 uur en 05:57:43 uur [43] , om 05:58:50 uur [44] en tussen 06:17:18 uur en 06:17:30 uur rijdt de Renault Megane op Hartelstein vanuit de richting van Oud-Ehrenstein richting Walborg.
Tussen 07:44:14 uur en 07:44:18 uur en tussen 07:59:00 uur en 07:59:42 uur rijdt de Renault Megane op Imstenrade.
Tussen 08:39:50 uur en 08:39:56 uur rijdt de Renault Megane over Hartelstein richting Waldorp. Hierbij is het kenteken [kenteken] zichtbaar.
Tussen 09:14:15 uur en 09:14:17 uur rijdt de Renault Megane op Hartelstein richting Imstenrade.
16 augustus 2019Tussen 06:39:42 uur en 06:39:43 uur en tussen 11:12:32 uur en 11:12:34 uur rijdt de Renault Megane op Imstenrade.
19 augustus 2019Tussen 06:09:19 uur en 06:09:21 uur, tussen 06:41:16 uur en 06:41:17 uur, tussen 07:30:53 uur en 07:30:55 uur, tussen 09:19:16 uur en 09:19:17 uur en om 15:23:38 uur rijdt de Renault Megane op Imstenrade.
20 augustus 2019Om 06:06:40 uur, tussen 06:11:06 uur en 06:11:07 uur, tussen 06:29:18 uur en 06:29:19 uur, tussen 08:33:47 uur en 08:33:49 uur, tussen 08:34:46 uur en 08:34:47 uur, om 09:17:02 uur en tussen 09:30:44 uur en 09:30:45 uur rijdt de Renault Megane rond bij Imstenrade.
22 augustus 2019Om 11:46:56 uur en om 11:47:57 uur rijdt de Renault Megane rond bij Imstenrade. [45]
Op 11 september 2019 is aangifte gedaan van vervalsing van kentekenplaat [kenteken] .
De aangever ontving verschillende bekeuringen voor het niet of te weinig betalen van parkeerbelasting in de gemeente Amsterdam, maar zijn Renault Megane met kenteken [46] was sinds mei 2019 niet van het bedrijfsterrein in Woerden af geweest. [47]
Op basis van ontvangen foto’s van de gemeente Amsterdam en een internetadvertentie van het autobedrijf (namens welk bedrijf aangifte werd gedaan) is geconcludeerd dat er verschillen bestaan tussen de Renault Megane die zichtbaar is op de camerabeelden en de Renault Megane van de aangever. Op basis van het opgevraagde overzicht van alle gestolen Renault Megane’s van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit is het vermoeden ontstaan dat een tussen 24 juni 2019 18:15 uur en 25 juni 2019 07:05 uur in Nieuwegein gestolen Renault Megane met kenteken [kenteken] [48] was voorzien van het valse kenteken [kenteken] . De ontvangen foto’s van de gemeente Amsterdam en ontvangen foto’s van de aangever van die diefstal hebben dit vermoeden bevestigd. [49]
4.3.3.1 Tussenconclusie IDe rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de Renault Megane die op de camerabeelden van 5, 12, 14, 16, 19, 20 en 22 augustus 2019 zichtbaar is, is gestolen en is voorzien van het valse kenteken [kenteken] .
Met de gestolen Renault met vals kenteken zijn in augustus 2019 zeer veel korte ritten gemaakt op en rondom Imstenrade. Imstenrade ligt in een kleine buurt zonder doorgaand verkeer. Nergens op de beelden is te zien dat iemand de Renault in- of uitstapt, of dat de Renault anderszins voor een op het oog legitiem doel in de wijk moest zijn. De ritten waren veelal in de uren dat veel mensen van huis vertrekken. De Renault stond eenmaal stil ter hoogte van de woning van [slachtoffer] en stond daar ook eenmaal korte tijd stil in een parkeervak. [slachtoffer] is in de ochtend van 18 september in zijn straat opgewacht, actief benaderd en doodgeschoten. Dit alles tezamen maakt dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat met gebruikmaking van de Renault Megane de gangen van [slachtoffer] zijn nagegaan en de omgeving van zijn woning is verkend.
b.
Volkswagen Transporter [kenteken]
Op camerabeelden gemaakt op de volgende data en tijdstippen is een Volkswagen Transporter rondom de plaats delict zichtbaar.
9 september 2019Tussen 09:55:23 uur en 09:55:24 uur rijdt een Volkswagen Transporter op Imstenrade in de richting van de woning van [slachtoffer] . [50]
10 september 2019Om 06:18 uur rijdt een hoog voertuig, vermoedelijk een bus, op Imstenrade richting de speeltuin. Het voertuig keert ter hoogte van het parkeervak bij de speeltuin om en rijdt achteruit het parkeervak in. Om 10:44 uur vertrekt dit voertuig uit het parkeervak en rijdt weg. Het voertuig vertoont grote gelijkenissen met een Volkswagen Transporter.
11 september 2019Om 06:24 uur rijdt een hoog voertuig, vermoedelijk een bus, op Imstenrade richting de speeltuin. Het voertuig keert ter hoogte van het parkeervak bij de speeltuin en rijdt achteruit het parkeervak in. Om 09:43 uur vertrekt het voertuig uit het parkeervak en rijdt weg. Dit voertuig vertoont grote gelijkenissen met een Volkswagen Transporter. [51]
16 september 2019Om 06:15:20 uur rijdt een Volkswagen Transporter op de Van Boshuizenstraat en slaat rechtsaf Oud-Ehrestein in. [52] Om 06:16:03 uur rijdt de Volkswagen Transporter Imstenrade in en parkeert om 06:16:44 uur aan het eind van Imstenrade in een parkeervak. Om 07:54:44 uur komen de vrouw en kinderen van [slachtoffer] uit de woning en lopen naar hun auto, die geparkeerd staat op Imstenrade. Zij rijden weg om 07:55:51 uur. [53] Om 08:20:06 uur rijdt [slachtoffer] op de fiets vanaf zijn woning op Imstenrade richting de Van Boshuizenstraat. Hij passeert aan het einde van Imstenrade de Volkswagen Transporter. Om 08:22:21 uur verlaat de Volkswagen Transporter het parkeervak en rijdt richting Oud-Ehrenstein. Om 08:23:07 uur rijdt de Volkswagen Transporter de Van Boshuizenstraat op. [54]
Op 23 september 2019 is in parkeergarage Hoptille in Amsterdam een Volkswagen Transporter aangetroffen met kenteken [kenteken] . De kentekenplaten aan zowel de voorzijde als de achterzijde waren vals. De linker voorband was leeg; er zat een gat in de band. Het VIN-nummer van de aangetroffen auto is [nummer] . Dit nummer behoort bij het kenteken [kenteken] . [55] Op 5 september 2019 is aangifte gedaan van diefstal van een Volkswagen Transporter met dit kenteken. Deze was op 5 september 2019 omstreeks 05:23 uur weggenomen in Brunssum. [56] [57]
Bij Vialis zijn drie registraties van het kenteken [kenteken] bekend: op 10 september 2019 om 10:47:51 uur, op 11 september 2019 om 09:43:02 uur en op 16 september 2019 om 08:28:15 uur, alle op de Europaboulevard/A10. Deze locatie is op nog geen vijf minuten rijden met de auto van Imstenrade gelegen. [58]
4.3.3.2 Tussenconclusie IIDe rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de Volkswagen Transporter die op de camerabeelden van 9, 10, 11 en 16 september 2019 zichtbaar is, is gestolen en is voorzien van het valse kenteken [kenteken] . Hoewel een kentekenregistratie op 9 september 2019 ontbreekt, gaat de rechtbank, gelet op de overeenkomsten tussen de Volkswagen Transporter die op de camerabeelden van 9 september 2019 zichtbaar is en de Volkswagen Transporter die op de camerabeelden van 10, 11 en 16 september 2019 zichtbaar is, ervan uit dat dit dezelfde Volkswagen Transporter betreft.
Verder stelt de rechtbank vast dat de Volkswagen Transporter op 10, 11 en 16 september 2019 steeds vroeg in de ochtend op dezelfde plek parkeert, namelijk in een parkeervak bij de speeltuin aan het einde van Imstenrade. Dit gegeven ondersteunt de conclusie dat het telkens dezelfde Volkswagen Transporter is. Ook de Opel Combo, de vluchtauto, parkeerde op 18 september 2019 om 06:21:09 uur op deze plek, waaruit blijkt dat er een verband is tussen beide auto’s in relatie tot het toen gepleegde delict.
c.
Opel Combo [kenteken]
Op camerabeelden gemaakt op de volgende data en tijdstippen is een Opel Combo rondom de plaats delict zichtbaar.
30 augustus 2019Om 14:37 uur en om 14:42 uur rijdt een Opel Combo met kenteken [kenteken] op Imstenrade. [59]
17 september 2019Om 07:30:55 uur rijdt een witte Opel Combo Imstenrade in en parkeert in een van de parkeervakken ter hoogte van de speeltuin. Om 08:23:16 uur stapt [slachtoffer] op zijn fiets en fietst weg richting Oud-Ehrenstein. Om 08:24:03 uur rijdt de Opel Combo het parkeervak uit en rijdt weg richting Oud-Ehrenstein. [60]
4.3.3.3 Tussenconclusie IIIDe rechtbank stelt vast dat de witte Opel Combo op 17 september 2019 en de witte Opel Combo met kenteken [kenteken] op 18 september 2019, zoals onder 4.3.2 beschreven, op dezelfde plek op Imstenrade parkeren, namelijk bij de speeltuin. Daarbij komt dat de uiterlijke kenmerken van de auto op de beelden van 17 en van 18 september overeenkomen. De rechtbank concludeert daarom dat de Opel Combo die op 17 september 2019 op Imstenrade bij de speeltuin parkeert, de Opel Combo met kenteken [kenteken] is geweest. Zoals hiervoor onder 4.3.2 is geconcludeerd, is deze Opel Combo gestolen.
4.3.3.4 Samenvattende conclusieDe rechtbank stelt vast dat op vele dagen in augustus en september 2019 gestolen auto’s voorzien van een vals kenteken door de buurt en straat reden waar [slachtoffer] woonde. Op bepaalde dagen gebeurde dit zelfs verschillende keren. Met de Renault Megane werden voorverkenningen op [slachtoffer] uitgevoerd. De Volkswagen Transporter en later de Opel Combo parkeerden op 10, 11, 16 en 17 september 2019 steeds op dezelfde parkeerplek, namelijk op Imstenrade bij de speeltuin, en bleven daar dan enkele uren wachten. Op 18 september 2019 is dit patroon met gebruikmaking van de Opel Combo herhaald en is [slachtoffer] om het leven gebracht.
Deze feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geduid dan dat sprake is geweest van een grondige voorbereiding van dit levensdelict, met vooraf gemaakte afspraken. Het betekent ook dat degenen die met gebruikmaking van de Opel Combo de daad hebben uitgevoerd (zie onder 4.3.2.4) voldoende gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, zodat sprake is van handelen met voorbedachte raad en daarmee van moord. Contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet gebleken.
4.3.4
Verband tussen Opel Combo met vals kenteken [kenteken] en [medeverdachte] en [verdachte]
Onder 4.3.2 is uiteengezet dat de Opel Combo met vals kenteken [kenteken] op 23 september 2019 op de Kamgrasstraat in Almere werd aangetroffen. Bij observatie van deze auto werd gezien dat op 24 september 2019 om 16:27 uur een zwarte Kia Rio naast de Opel Combo parkeerde. [medeverdachte] stapte uit die Kia, stapte op de bestuurdersplek in de Opel Combo en reed weg. De Opel Combo werd geparkeerd in Almere op de [adres 1] ter hoogte van portiek [nummer] tot en met [nummer] . [61] [medeverdachte] staat ingeschreven op het adres [adres 1] 5 in [plaats] . Om 19:15 uur werd de Opel Combo in beslag genomen. [62]
a.
DNA van [medeverdachte]
Op grond van DNA-onderzoek aan het stuur, de handrem en de hendel van de ruitenwisser van de Opel Combo kan geconcludeerd worden dat [medeverdachte] de Opel Combo op enig moment heeft bestuurd. De rechtbank zal dit onderzoek echter niet voor het bewijs gebruiken, alleen al omdat op 24 september 2019 bij een politie-observatie gezien is dat [medeverdachte] in de Opel Combo stapte en ermee wegreed. Dit was voorafgaand aan de inbeslagname van de Opel Combo en dus ook voorafgaand aan de bemonstering van de auto voor DNA-onderzoek. Deze onderzoeksbevindingen zijn daarom voor het bewijs niet van belang. Daar komt bij dat [medeverdachte] heeft verklaard dat hij meermalen gebruik heeft gemaakt van de Opel Combo. [63]
In de Opel Combo is een vuilniszak aangetroffen met daarin onder meer een filtersigaret van het merk Marlboro (AAJL8624NL). [64] Deze sigaret is bemonsterd (AAJL8624NL#01) en in deze bemonstering is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal vijf personen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [medeverdachte] . [65] Het verkregen DNA-profiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van [medeverdachte] en van minimaal een onbekende persoon waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van twee onbekende personen. [66]
4.3.4.1 Tussenconclusie IOp grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de sigaret in de vuilniszak afkomstig uit de Opel Combo het DNA van [medeverdachte] bevat.
b.
Garmin-navigatiesysteem
In de hiervoor onder a. beschreven vuilniszak met daarin een sigaret met daarop het DNA van [medeverdachte] lag ook een los navigatiesysteem van het merk Garmin. [67] De eigenaar van de Opel Combo met (origineel) kenteken [kenteken] heeft dit navigatiesysteem niet als zijn eigendom herkend. [68] Dit navigatiesysteem bleek enkel GPS-locatiegegevens van 30 augustus 2019 te bevatten. De eerste GPS-locatie ‘logging’ is die dag om 13:28:39 uur, de laatste om 15:37:57 uur. Er zijn vier routes te onderscheiden. De eerste route begon om 13:28:29 uur op de Markerdreef in Almere. Om 13:38:50 uur stopte deze route in Almere op de [adres 1] ter hoogte van perceel [nummer] , als gezegd: het inschrijfadres van [medeverdachte] . De tweede route begon om 13:42:44 uur vanaf dit adres en stopte om 14:03:47 uur op het [verblijfadres] in Amsterdam [69] . Dit is vlakbij het verblijfadres van [medeverdachte] , te weten [verblijfadres] . [70] Om 14:14 uur werd een eindbestemming ingevoerd en startte de routebegeleiding. De derde route begon om 14:14:35 uur vanaf het [verblijfadres] en stopte om 14:44:03 uur op de Van Nijenrodeweg in Amsterdam. Deze route ging via de N522 langs Ouderkerk aan de Amstel via de Beneluxbaan in Amsterdam richting Amsterdam Zuid. Om 14:34 uur werd de locatie Van Boshuizenstraat gelogd. Hierna werd via Walborg naar Imstenrade gereden. Om 14:35 uur was er in de spraaklogbestanden een logging met de tekst “U bent op de bestemming, de bestemming ligt rechts”. Tussen 14:35:49 uur en 14:36:02 uur bewoog de Garmin niet. Op dat moment werd op Imstenrade, nabij de woning van [slachtoffer] , stilgestaan. Vervolgens ging de route verder via Hartelstein, Walborg, Imstenrade en de Van Boshuizenstraat. Om 14:41 uur werd opnieuw de locatie Van Boshuizenstraat gelogd. Vervolgens ging de route opnieuw langs de woning van [slachtoffer] . Tussen 14:41:53 uur en 14:42:05 uur bewoog de Garmin niet. Op dat moment werd opnieuw nabij de woning van [slachtoffer] stilgestaan. Om 14:44:03 uur werd de locatie Van Nijenrodeweg gelogd. De vierde route startte om 15:33:00 uur op de Dalsteindreef ter hoogte van perceel [nummer] in Amsterdam en stopte om 15:37:58 uur op de Hoogoorddreef ter hoogte van het [verblijfadres] in Amsterdam. [71]
4.3.4.2 Tussenconclusie IIDe rechtbank stelt vast dat de tijdstippen, waarop het navigatiesysteem op Imstenrade aanwezig was en op verschillende momenten nabij de woning van [slachtoffer] enkele seconden heeft stilgestaan (tussen 14:35 uur en 14:36 uur en tussen 14:41 uur en 14:42 uur), vrijwel overeenkomen met de tijdstippen waarop de Opel Combo op 30 augustus 2019 volgens de camerabeelden op Imstenrade reed (zie onder 4.3.3 onder c.). Hieruit concludeert de rechtbank dat op 30 augustus 2019 de bestuurder van de Opel Combo het Garmin-navigatiesysteem heeft gebruikt om vanaf het adres van [medeverdachte] in Almere via het [verblijfadres] , nabij de woning waar [medeverdachte] op dat moment verbleef, naar Imstenrade te rijden, om daar tot tweemaal toe enkele seconden stil te staan nabij de woning van [slachtoffer] . Uit de spraaklogbestanden blijkt dat doelbewust naar Imstenrade is gereden nu deze straat kennelijk als eindbestemming is ingevoerd.
c.
Verklaringen van anderen over gebruik van de Opel Combo door [medeverdachte]
Uit de verklaringen van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , personen uit de directe kring van [medeverdachte] , volgt dat [medeverdachte] gedurende een zekere periode de beschikking had over een wit busje, dat zij hem meermalen met dit busje hebben gezien en dat zij dit van hem konden lenen. Als zij verklaren over [naam 5] , dan begrijpt de rechtbank deze verklaringen zo dat met [naam 5] wordt bedoeld. [72]
[naam 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] de laatste keer dat hij hem zag in een wit busje kwam aanrijden. Ze gingen in de auto chillen in de parkeergarage Hoptille. [naam 1] heeft op een foto de Opel Combo met kenteken [kenteken] aangewezen en verklaard dat hij één keer in dat busje heeft gezeten. [73]
[naam 2] heeft verklaard dat hij de bus van [medeverdachte] mocht lenen voor het ophalen van een kinderwagen. [74] In de periode van bijna twee maanden rond 18 september 2019 dat [medeverdachte] bij hem aan het [verblijfadres] verbleef, had [medeverdachte] een witte bus tot zijn beschikking. [naam 2] heeft hem nog nooit met een andere auto dan de witte bus gezien. [75]
[naam 3] heeft verklaard dat [naam 5] een busje had en dat hij aan [medeverdachte] had gevraagd om hem te komen helpen met verhuizen. [76] De week ervoor had hij [medeverdachte] ook met dat busje gezien. [77]
[naam 4] heeft verklaard dat hij ook wel eens in de Opel Combo heeft gereden. Hij was altijd samen met [naam 5] als hij in de Opel Combo reed. Er was maar één sleutel: hij of [naam 5] had de sleutel. [78]
4.3.4.3 Tussenconclusie IIIDe rechtbank concludeert dat [medeverdachte] in de aanloop naar 18 september 2019 gedurende in ieder geval twee maanden regelmatig in de Opel Combo heeft gereden en over het gebruik van de Opel Combo kon beslissen.
d.
[telefoonnummer] en de Opel Combo met vals kenteken [kenteken]
[medeverdachte] heeft over het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) verklaard dat dit zijn vaste telefoonnummer is. [79] Uit een vergelijking van de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer en de ARS/VIALIS-registraties van het kenteken [kenteken] blijkt dat [medeverdachte] op de volgende data in 2019 zeer vermoedelijk gebruik heeft gemaakt van de Opel Combo met kenteken [kenteken] voor verplaatsingen van Almere naar Amsterdam en vice versa: 29 juni, 30 juni, 1 juli, 5 juli, 6 juli, 7 juli, 9 juli, 11 juli, 13 juli, 28 juli, 10 augustus en 26 augustus. [80]
Op 24 september 2019 ziet het observatieteam dat [medeverdachte] de Opel Combo naar zijn huis rijdt en daar de laadruimte leegruimt. Vervolgens vertrekt hij om schoonmaakmiddelen te kopen. Naar eigen zeggen wilde hij de laadklep van de Opel Combo stofzuigen. [81]
4.3.4.4 Samenvattende conclusie[medeverdachte] heeft in de aanloop naar 18 september 2019 gedurende ten minste enkele maanden regelmatig in de Opel Combo gereden en kon over de inzet van deze auto beslissen. Hij heeft geen ontzenuwende verklaring gegeven voor het feit dat zijn vaste telefoonnummer als het ware meereist met de Opel Combo in de periode van eind juni 2019 tot en met eind augustus 2019. Ook nog op 24 september 2019 gedraagt [medeverdachte] zich als de bezitter van de Opel Combo.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte] vanaf eind juni 2019 tot en met 24 september 2019 de hoofdgebruiker van de Opel Combo met kenteken [kenteken] is geweest en in die periode ook met die auto heeft gereden. Dat hij de auto wel eens uitleende, doet aan deze conclusie niet af. Van een andere hoofdgebruiker is de rechtbank niet gebleken.
Dit betekent dat de rechtbank, van deze conclusie uitgaande en op grond van de bewijsmiddelen onder 4.3.4 genoemd onder a. en b. met tussenconclusie II, bewezen acht dat [medeverdachte] op 30 augustus 2019 met de Opel Combo doelbewust naar het woonadres van [slachtoffer] is gereden.
e.
DNA van [verdachte]
De onderrand van de zonneklep aan de bijrijderszijde van de Opel Combo is bemonsterd (AAEZ3805#34). In deze bemonstering is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Het DNA van het DNA-hoofdprofiel van dit mengprofiel kan afkomstig zijn van [verdachte] . De matchkans van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De DNA-nevenkenmerken kunnen afkomstig zijn van minimaal vier personen. [82]
De rechtbank concludeert dat de zonneklep aan de bijrijderszijde van de Opel Combo DNA van [verdachte] bevat en dat dit kan betekenen dat hij deze heeft aangeraakt. [verdachte] verklaart bovendien in een van zijn verhoren [83] dat hij als passagier in deze auto heeft gezeten en dus gaat de rechtbank daarvan uit.
4.3.5
Verband tussen Volkswagen Transporter met vals kenteken [kenteken] en [medeverdachte] en [verdachte]
a.
DNA van [medeverdachte]
Tijdens forensisch onderzoek aan de Volkswagen Transporter zijn onder andere bemonsteringen genomen van het stuur (AANE8741NL [84] of AANE8741NL#01 [85] ), de pook (AANE8742NL [86] of AANE8742NL#01 [87] ) en de bediening van de ventilatie (AAMR7713NL [88] of AAMR7713NL#01 [89] ).
In de bemonstering van het stuur is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [medeverdachte] . Het verkregen DNA-profiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte] en twee willekeurige onbekende personen waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen waar is.
In de bemonstering van de pook is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [medeverdachte] . Het verkregen DNA-profiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte] en één willekeurige onbekende persoon waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen waar is. [90]
In de bemonstering van de bediening van de ventilatie is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen. Een deel van het DNA in de bemonstering kan afkomstig zijn van [medeverdachte] . Het verkregen DNA-profiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte] en één willekeurige onbekende persoon waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen waar is. [91]
b. Dactyloscopische sporen van [medeverdachte] op vuilniszak
In de Volkswagen Transporter is een lege vuilniszak aangetroffen en in beslag genomen (AANE8743NL [92] ). Op deze vuilniszak zijn drie vingerafdrukken aangetroffen, waarvan een vingerafdruk afkomstig is van [medeverdachte] . [93]
4.3.5.1 Tussenconclusie IDe rechtbank concludeert dat het stuur, de pook en de bediening van de ventilatie van de Volkswagen Transporter het DNA van [medeverdachte] bevatten en dat op een in de Volkswagen Transporter aangetroffen vuilniszak een vingerafdruk van [medeverdachte] zit. Daaruit concludeert de rechtbank dat [medeverdachte] op enig moment de Volkswagen Transporter heeft bestuurd en gebruikt.
c.
DNA van [verdachte]
Verder zijn de gordel (AAMR7726NL [94] of AAMR7726NL#01 [95] ) en de hoofdsteun (AAMR7748NL [96] of AAMR7748NL#01 [97] ) aan de passagierszijde bemonsterd.
In de bemonstering van de gordel is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal vier personen. Een relatief grote hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van [verdachte] en een relatief kleine hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie onbekende personen. Het verkregen DNA-profiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van [verdachte] waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van een willekeurige onbekende persoon waar is.
In de bemonstering van de hoofdsteun is een DNA-mengprofiel aangetroffen van meer dan vijf personen. Een relatief grote hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van [verdachte] en een relatief kleine hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van meer dan vier personen. Het verkregen DNA-profiel is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van [verdachte] waar is dan wanneer de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van een willekeurige onbekende persoon waar is. [98]
4.3.5.2 Tussenconclusie IIOp grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de gordel en de hoofdsteun aan de passagierszijde DNA van [verdachte] bevatten. Daaruit concludeert de rechtbank dat [verdachte] op enig moment als passagier in de Volkswagen Transporter heeft gezeten. [verdachte] heeft dit ter terechtzitting bevestigd. [99]
4.3.5.3 Samenvattende conclusieDe rechtbank stelt vast dat in de Opel Combo en de Volkswagen Transporter het DNA van zowel [medeverdachte] als [verdachte] is aangetroffen, wat hen plaatst in beide auto’s. Het DNA van [medeverdachte] is in beide auto’s aangetroffen aan de bestuurderszijde en het DNA van [verdachte] aan de passagierszijde.
4.3.6
Telefoonnummers en hun gebruikers
a.
[telefoonnummer]
Uit onderzoek van de telefoon van [slachtoffer] is gebleken dat er op 11 en 16 september 2019 contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [nummer] ). Op 11 september 2019 heeft * [nummer] om 11:44:39 uur, 11:47:27 uur, 11:48:14 uur en 12:58:23 uur gebeld naar [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), het telefoonnummer van [slachtoffer] , maar is er geen contact geweest. Om 13:00:18 uur heeft * [nummer] opnieuw naar * [telefoonnummer] gebeld en is er gedurende 80 seconden contact geweest. Om 13:03:21 uur heeft * [nummer] van * [telefoonnummer] een sms ontvangen met daarin het visitekaartje [100] van [slachtoffer] . Op 16 september 2019 heeft * [nummer] om 07:56:23 uur gebeld naar * [telefoonnummer] en is er gedurende 76 seconden contact geweest. [101]
* [nummer] is een Lebara prepaid telefoonnummer dat op 6 september 2019 om 09:13 uur is geactiveerd. Om 09:14 uur wordt voor tien euro beltegoed op dit telefoonnummer gezet. [102] * [nummer] bevindt zich dan in de buurt van de cell-ID [adres 2] . [103] Het beltegoed, een e-voucher, heeft het serienummer [nummer] . Lebara heeft deze e-voucher op/rond 30 augustus 2019 ten behoeve van wederverkoop uitgeleverd aan [naam winkel] in Almere. [104] De eigenaar van [naam winkel] heeft verklaard dat uit het systeem blijkt dat de e-voucher op 29 augustus 2019 om 14:48:55 uur is geregistreerd. [105]
De laatst zichtbare registratie van * [nummer] in het Nederlands netwerk is geweest op
18 september 2019 om 06:37:53 uur. [106] Op dat moment is een registratie van een datasessie zichtbaar waarbij * [nummer] gebruikmaakt van de cell-ID [adres 3] in Amstelveen. Deze cell-ID geeft dekking aan de plaats delict, Imstenrade. [107]
Wie is de gebruiker van * [nummer] ?Op 11 en 16 september 2019 heeft * [nummer] contact met [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). Dit telefoonnummer staat op naam van [naam 6] . [108] Uit de telefoon van [naam 6] blijkt dat * [nummer] is opgeslagen onder de naam ‘ [verdachte] ’. [109]
Uit de historische verkeersgegevens van * [nummer] blijkt dat het telefoonnummer het meest gebruik heeft gemaakt van cell-ID’s gevestigd op [adres 4] . [110] Dit is in de directe omgeving van de woning van de moeder van [verdachte] , die woont op het adres [adres moeder] . [111] [112] Dit is een van de verblijfadressen van [verdachte] . [113]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt verder dat * [nummer] vanaf 6 september 2019 contact en/of pogingen daartoe heeft gehad met de telefoonnummers [telefoonnummer] (hierna: * [nummer] ), [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). [114]
* [nummer]wordt onder b. verder besproken.
* [telefoonnummer]staat in een onder [medeverdachte] in beslag genomen iPhone XR (hierna: de iPhone van [medeverdachte] ) opgeslagen als ‘ [bijnaam] ’. [115] Uit gewiste gesprekken van deze telefoon blijkt dat ‘ [bijnaam] ’ [naam 7] wordt genoemd en dat ‘ [bijnaam] ’ een relatie met [naam 7] heeft. [116] [naam 7] heeft een relatie met [verdachte] [117] en [bijnaam] is een bijnaam van [verdachte] . [118] Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat * [telefoonnummer] voornamelijk gebruikmaakt van cell-ID’s in Rotterdam, en dan met name de cell-ID [adres 5] . Dit is in de directe omgeving van het adres [adres 6] , het adres van [naam 7] . [119]
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam 6] , zoals hiervoor uiteen is gezet.
* [telefoonnummer]was in gebruik bij [slachtoffer] , zoals hiervoor uiteen is gezet.
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam broer] , de broer van [naam 7] , de vriendin van [verdachte] . [120]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt tot slot dat * [nummer] en het telefoonnummer
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) overeenkomstige contacten hebben en dat deze telefoonnummers op meerdere momenten gebruikmaken van cell-ID’s op dezelfde locatie. [121] * [telefoonnummer] staat in de iPhone van [medeverdachte] opgeslagen als ‘ [bijnaam] ’. [122] Zojuist is uiteengezet dat ‘ [bijnaam] ’ een bijnaam is van [verdachte] . Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat ook * [telefoonnummer] voornamelijk gebruikmaakt van cell-ID’s in Rotterdam, en dan met name de cell-ID [adres 5] . Dit is in de directe omgeving van het adres [adres 6] , het adres van [naam 7] . [verdachte] heeft verklaard dat hij bij [naam 7] verblijft. [123] Ook blijkt dat * [telefoonnummer] meermalen contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat op naam staat van [naam moeder verdachte] , de moeder van [verdachte] . Tot slot blijkt dat * [telefoonnummer] , als het in Amsterdam is, gebruikmaakt van de cell-ID [adres 7] . Hiervoor is uiteengezet dat dit in de directe omgeving van de woning van de moeder van [verdachte] is. [124]
4.3.6.1 Tussenconclusie IDe rechtbank stelt vast dat [naam 6] * [nummer] heeft opgeslagen onder de volledige naam van [verdachte] en dat * [nummer] voornamelijk gebruikmaakt van cell-ID’s in de directe omgeving van verblijfadressen van [verdachte] . Ook heeft * [nummer] alleen contact met personen uit de directe omgeving van [verdachte] , met uitzondering van [slachtoffer] . Tot slot vertoont * [nummer] wat betreft contacten en het gebruikmaken van cell-ID’s gelijkenissen met * [telefoonnummer] , dat toebehoort aan [verdachte] , zo concludeert de rechtbank. De rechtbank concludeert dat [verdachte] de gebruiker is van * [nummer] .
De verklaring van [verdachte] , die samengevat inhoudt dat het kan zijn dat hij op enig moment gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon met het nummer * [nummer] , bijvoorbeeld omdat: hij geen beltegoed op zijn eigen telefoon had, de batterij van die telefoon leeg was of hij zijn eigen telefoon liet slingeren waardoor hij gebruikmaakte van de telefoon van de persoon met wie hij op dat moment was, schuift de rechtbank terzijde. Het is denkbaar dat een mobiele telefoon door meer personen wordt gebruikt. Met het enkele bestaan van die mogelijkheid is evenwel niet gegeven dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Dat * [nummer] in de periode van 6 tot en met 18 september 2019 door (een) ander(e) perso(o)n(en) dan [verdachte] is gebruikt, is niet aannemelijk geworden.
b.
[telefoonnummer]
* [nummer] is een Lebara prepaid telefoonnummer dat op 6 september 2019 om 10:06 uur geactiveerd is. Om 10:08 uur wordt voor tien euro beltegoed op dit telefoonnummer gezet. [125] * [nummer] bevindt zich dan in de buurt van de cell-ID [adres 2] . [126] Het beltegoed, een e-voucher, heeft het serienummer [nummer] . Lebara heeft deze e-voucher op/rond 30 augustus 2019 ten behoeve van wederverkoop uitgeleverd aan [naam winkel] . [127] De eigenaar van [naam winkel] heeft verklaard dat uit het systeem blijkt dat de e-voucher op 29 augustus 2019 om 14:47:48 uur is geregistreerd. [128]
De laatst zichtbare registratie van * [nummer] in het Nederlands netwerk is geweest op 18 september 2019 om 05:49:15 uur. [129]
Wie is de gebruiker van * [nummer] ?Uit de historische verkeersgegevens van * [nummer] blijkt dat het telefoonnummer het meest gebruik heeft gemaakt van cell-ID’s die zijn gevestigd op [adres 2] . [130] Dit is nabij de woning waar [medeverdachte] op dat moment verblijft [131] , te weten [verblijfadres] . [132]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt verder dat * [nummer] vanaf 6 september 2019 contact en/of pogingen daartoe heeft gehad met de telefoonnummers * [nummer] , [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ), [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) en [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). [133]
* [nummer]was in gebruik bij [verdachte] , zoals onder a. is geconcludeerd.
* [telefoonnummer]is, zo blijkt onder andere uit telefonische acties op dit nummer, vermoedelijk in gebruik bij [naam 3] . [134] [naam 3] is een vriend van [medeverdachte] . [135]
* [telefoonnummer]staat op naam van Stichting Cordaan en is, zo blijkt onder andere uit de contacten van dit telefoonnummer, vermoedelijk in gebruik bij [naam vriendin] . [136] [naam vriendin] is de vriendin van [medeverdachte] . [137]
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam 2] . [138] [naam 2] beschouwt [medeverdachte] als zijn broertje. [139] Hij woont op het adres [verblijfadres] . [140]
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam vriendin] . [naam vriendin] is de vriendin van [naam 3] . [141]
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam kennis] . [142] [naam kennis] is een kennis van [medeverdachte] . [143]
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam 8] . [144] [naam 8] heeft samen met [medeverdachte] een zoon. [145]
* [telefoonnummer]staat op naam van [naam 1] . [146] [naam 1] is een vriend van [medeverdachte] . [147]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt tot slot dat * [nummer] en * [telefoonnummer] overeenkomstige contacten hebben en dat deze telefoonnummers op meer momenten gebruikmaken van cell-ID’s op dezelfde locatie. [148] * [telefoonnummer] is het vaste telefoonnummer van [medeverdachte] , zoals onder 4.3.4 onder d. uiteen is gezet.
Tot slot heeft [medeverdachte] verklaard dat hij zich het bericht ‘
Babe als je me belt ben ik al weg slaap lekker love you’ kan herinneren. [149] Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat dit bericht op 17 september 2019 om 23:57:09 uur door * [nummer] naar * [telefoonnummer] ( [naam vriendin] ) is verzonden. [150]
4.3.6.2 Tussenconclusie IIDe rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] heeft erkend ten minste één keer een bericht te hebben verstuurd met * [nummer] . Ook maakt * [nummer] voornamelijk gebruik van cell-ID’s in de directe omgeving van de woning waar [medeverdachte] verbleef in de periode dat * [nummer] actief is geweest. Verder heeft * [nummer] alleen contact met personen uit de directe kring van [medeverdachte] en vertoont * [nummer] wat betreft contacten en het gebruikmaken van cell-ID’s gelijkenissen met een ander telefoonnummer van [medeverdachte] .
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte] de gebruiker is geweest van * [nummer] en gaat daarmee voorbij aan de verklaring van [medeverdachte] , inhoudende dat hij niet de gebruiker is geweest van dit telefoonnummer.
4.3.6.3 Samenvattende conclusie gebruikers * [nummer] en * [nummer]De rechtbank stelt vast dat * [nummer] , in gebruik bij [verdachte] , en * [nummer] , in gebruik bij [medeverdachte] , kort na elkaar geactiveerd zijn en dat op beide telefoonnummers beltegoed van tien euro is gestort. De e-vouchers van dit beltegoed hebben opeenvolgende nummers en zijn op vrijwel hetzelfde tijdstip bij dezelfde winkel in [medeverdachte] woonplaats Almere gekocht.
* [nummer] en * [nummer] zijn na activatie slechts een korte periode actief geweest, namelijk van
6 september tot en met 18 september 2019, tot kort voor het beschieten van [slachtoffer] . In deze periode zijn de Volkswagen Transporter en de Opel Combo op Imstenrade geweest. Na het beschieten van [slachtoffer] zijn beide telefoonnummers niet meer actief geweest.
* [nummer] heeft op 11 en 16 september 2019 contact gehad met [slachtoffer] of geprobeerd contact te leggen. Ook heeft * [nummer] op 11 september 2019 van [slachtoffer] een visitekaartje ontvangen. Uit het visitekaartje kan worden afgeleid dat [slachtoffer] advocaat was. Langs deze weg wist de gebruiker van * [nummer] , [verdachte] , dit vanaf dat moment.
c.
Overige telefoonnummers
In het onderzoek zijn ook de volgende telefoonnummers naar voren gekomen.
* [telefoonnummer]is in gebruik bij [medeverdachte] , zoals onder b. uiteen is gezet.
* [telefoonnummer]is in gebruik bij [naam vriendin] , de vriendin van [medeverdachte] , zoals onder b. uiteen is gezet. Ook het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna:
* [telefoonnummer]) staat op haar naam en wordt blijkens tapgesprekken door haar gebruikt. [151]
* [telefoonnummer]is in gebruik bij [verdachte] , zoals onder a. uiteen is gezet.
* [telefoonnummer]is in gebruik bij [naam 7] , de vriendin van [verdachte] , zoals onder a. uiteen is gezet. [naam 1] heeft dit telefoonnummer opgeslagen als ‘ [bijnaam] ’ [152] en heeft verklaard dat ook [verdachte] dit telefoonnummer gebruikt. [153]
4.3.6.4 Samenvattende conclusieDe rechtbank stelt het volgende vast. [medeverdachte] is de gebruiker van * [nummer] en * [telefoonnummer] . [naam vriendin] is de gebruiker van * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] . [verdachte] is de gebruiker van * [nummer] en * [telefoonnummer] . [naam 7] en [verdachte] maken gebruik van * [telefoonnummer] .
4.3.7
Bewijsoverwegingen bij de tijdlijn
De rechtbank heeft bij wijze van samenvatting voornoemde onderzoeksbevindingen en overige onderzoeksbevindingen in een tijdlijn geplaatst. Deze tijdlijn is als
bijlage 2aan dit vonnis gehecht en maakt daarmee onderdeel uit van deze bewijsoverweging.
Uit de tijdlijn volgt - samengevat - nog het volgende.
4.3.7.1 Voorbereidingen op de moord op [slachtoffer]Vanaf begin augustus 2019 zijn de gangen van [slachtoffer] gevolgd en is de omgeving van zijn woning verkend. Daarvoor is de gestolen en van valse kentekens voorziene Renault Megane gebruikt (zie onder 4.3.3.1).
[medeverdachte] en [verdachte] hebben in augustus 2019 al contact met elkaar gehad via * [telefoonnummer] ( [medeverdachte] ) en * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ( [verdachte] ). [medeverdachte] duidt de gebruiker van * [telefoonnummer] in augustus 2019 namelijk aan met ‘bro’ en ‘man’. Omdat * [telefoonnummer] zowel door [verdachte] als [naam 7] werd gebruikt, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte] deze berichten naar [verdachte] heeft gestuurd.
In een telefoon van [medeverdachte] zijn berichten van eind augustus 2019 gewist, waarin [medeverdachte] en [verdachte] het erover hebben dat ze op zoek zijn naar de witte auto waarin een bepaalde persoon rijdt. Ze willen (een deel van) het kenteken van de auto doorgespeeld krijgen, omdat het anders, al rondjes rijdend in de buurt, zoeken is naar een speld in een hooiberg.
[slachtoffer] reed in een witte Mitsubishi. Hij is op 18 september 2019 belaagd nadat hij in deze auto was gestapt. De op het Garmin-navigatiesysteem vastgelegde rit naar het woonadres van [slachtoffer] op 30 augustus 2019 met de Opel Combo is gemaakt door [medeverdachte] (zie onder 4.3.4.4). Dit alles maakt de verklaring van [medeverdachte] dat hij in augustus 2019 op zoek was naar een vrouw uit Rotterdam die hem had belazerd met een kilo wiet ongeloofwaardig.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben in de periode van 6 september tot en met de vroege ochtend van 18 september 2019 voor de beschieting van [slachtoffer] via * [nummer] en * [nummer] intensief contact met elkaar gehad, voornamelijk ’s nachts of in de vroege ochtend. Deze telefoonnummers horen bij simkaarten, die vlak na elkaar bij dezelfde winkel bij [medeverdachte] in de buurt in Almere zijn gekocht en vlak na elkaar zijn geactiveerd en opgewaardeerd.
Het contact tussen deze telefoonnummers is even gestokt als [slachtoffer] in Brazilië is. Op 15 september 2019, de dag van terugkeer van [slachtoffer] , is het contact tussen deze nummers weer toegenomen. Deze pauze kan verklaard worden door het telefonisch contact van [verdachte] op 11 september 2019 via * [nummer] met [slachtoffer] waardoor [verdachte] , en dus ook [medeverdachte] , op de hoogte zal zijn geraakt van de afwezigheid van [slachtoffer] .
Ook de ritten naar Imstenrade met de Opel Combo en de Volkswagen Transporter zijn gestopt vanaf het moment dat [verdachte] op 11 september 2019 contact heeft gehad met [slachtoffer] . Deze zijn weer begonnen nadat [slachtoffer] was teruggekeerd uit Brazilië.
Aan de hand van de verkeers- en locatiegegevens van de aan [medeverdachte] en [verdachte] toegeschreven telefoonnummers en auto’s stelt de rechtbank vast dat zij op 9, 11, 16 en 17 september 2019 al dan niet samen een rit naar Imstenrade hebben gemaakt. [verdachte] is dan telkens de avond of nacht ervoor van Rotterdam naar Amsterdam gereisd, waar hij bij zijn moeder in Amsterdam Zuid-Oost verbleef. [medeverdachte] heeft in september 2019 verbleven bij [naam 2] , eveneens in Amsterdam Zuid-Oost.
Uit de berichten tussen [naam vriendin] en [medeverdachte] en [naam vriendin] en [naam 7] in de periode van 8 tot en met 18 september 2019 blijkt – samengevat – het volgende. [naam vriendin] en Kind zijn op de hoogte van waar [medeverdachte] respectievelijk [verdachte] mee bezig is. Zij houden elkaar op 9, 11 en 17 september 2019 ervan op de hoogte of [medeverdachte] respectievelijk [verdachte] weg of (veilig) terug is.
Opvallend is verder dat [medeverdachte] en [verdachte] ten tijde van de voorverkenningen niet bereikbaar lijken te zijn. Er zijn geen telefoongesprekken gevoerd met * [nummer] en * [nummer] op het moment dat de Opel Combo of de Volkswagen Transporter op Imstenrade is. Op 9 en 11 september 2019 proberen personen uit de directe kring van [medeverdachte] en [verdachte] hen rondom het tijdstip van een rit naar Imstenrade te bereiken op hun andere telefoonnummers (* [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] ), maar dit lukt niet. Van enige activiteit van ook deze telefoonnummers ten tijde van de ritten naar Imstenrade is niet gebleken, met uitzondering van 10 september 2019 als om 08:53 uur via * [telefoonnummer] een telefoongesprek wordt gevoerd met * [telefoonnummer] ( [naam 7] ), terwijl de telefoon * [telefoonnummer] zich kennelijk in de woning van de moeder van [verdachte] bevindt.
Het al dan niet samen verrichten van de ritten naar Imstenrade, het aanschaffen en activeren van speciaal aangeschafte simkaarten, het telefonisch contact tussen [verdachte] en [slachtoffer] vanuit de woning waar [medeverdachte] op dat moment tijdelijk verblijft en het intensieve contact dat [medeverdachte] en [verdachte] in september 2019 tot aan het beschieten van [slachtoffer] hebben gehad, zijn naar het oordeel van de rechtbank feiten en omstandigheden die in hun onderlinge verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking in het kader van een grondig en langdurig voorbereid plan, dat was gericht op het om het leven brengen van [slachtoffer] .
4.3.7.2 Bewezenverklaring medeplegen van de moord op [slachtoffer]Dat [medeverdachte] en [verdachte] ook de uitvoerders van het om het leven brengen van [slachtoffer] zijn geweest, blijkt uit het volgende.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben op de dag van de beschieting via * [nummer] en * [nummer] vanaf de vroege ochtend contact met elkaar gehad. Vanaf 05:49 uur is * [nummer] niet meer actief.
De Opel Combo is vanaf 06:21 uur geparkeerd op Imstenrade bij de speeltuin waar eerder de Volkswagen Transporter op 10, 11 en 16 september 2019 en de Opel Combo op
17 september 2019 parkeerde. Niet lang daarna, om 06:37 uur, heeft * [nummer] verbinding met de cell-ID [adres 3] in Amstelveen gemaakt. Deze cell-ID bevindt zich in de omgeving van de plaats delict. Na 06:37 uur is ook * [nummer] niet meer actief.
Gelet op de betrokkenheid van [verdachte] bij de eerdere ritten naar Imstenrade en de aanwezigheid van * [nummer] in de omgeving van de plaats delict, kort nadat de Opel Combo bij de speeltuin is geparkeerd, concludeert de rechtbank dat [verdachte] zich op 18 september 2019 in de vroege ochtend in de Opel Combo heeft bevonden.
Hiervoor is reeds geconcludeerd dat er op 18 september 2019 in ieder geval twee personen in de Opel Combo, de vluchtauto, moeten hebben gezeten. Dat het niet anders kan zijn dan dat ook [medeverdachte] zich toen in de Opel Combo bevond, concludeert de rechtbank aan de hand van zijn betrokkenheid bij de eerdere ritten naar Imstenrade, het intensieve één-op-ééncontact met [verdachte] op zijn * [nummer] -telefoon via * [nummer] , óók in de vroege ochtend op 18 september 2019, de verdere nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte] en dat [medeverdachte] zoals gezegd vanaf eind juni 2019 de hoofdgebruiker van de Opel Combo is geweest.
Op zichzelf is dat redengevend om aan te nemen dat [medeverdachte] en [verdachte] de uitvoerders van de moord zijn geweest. Van (een) ander(en) die zich in de Opel Combo bevonden, is de rechtbank immers niet gebleken.
De afgeluisterde gesprekken na de moord op [slachtoffer] en ook de bevindingen van daarna dragen bij tot het bewijs en hebben de rechtbank gesterkt in de overtuiging dat [medeverdachte] en [verdachte] deze moord samen hebben gepleegd.
Zo heeft [medeverdachte] ruim twee uur na de moord bij [naam 7] geïnformeerd of [verdachte] al bij zijn moeder was. [naam vriendin] heeft die ochtend om 11:18 uur aan [medeverdachte] gevraagd of alles oke was. Ook heeft [medeverdachte] [naam vriendin] later die dag laten weten dat hij op ‘pap’ wachtte en dat ‘pap’ om half acht zou komen. De rechtbank begrijpt dat hiermee geld wordt bedoeld. Dat dit geld van een wietoogst zou zijn, zoals [medeverdachte] heeft verklaard, is niet aannemelijk geworden.
[medeverdachte] heeft een aantal dagen na de moord de Opel Combo willen schoonmaken met ammoniak. Dit duidt erop dat [medeverdachte] sporen heeft willen wissen.
Daarnaast hebben [medeverdachte] en [naam vriendin] na de moord ineens de beschikking over grote contante bedragen gehad. [naam vriendin] heeft een dag na de moord ruim vijftienduizend euro contant voor een auto betaald en op de dag nadat de Opel Combo in beslag is genomen voor [medeverdachte] een ticket naar Suriname ter waarde van ruim duizend euro gekocht, dat zij contant heeft afgerekend. Een zoon van [medeverdachte] heeft in een telefoongesprek gezegd dat zijn vader heeft gezegd dat hij naar Suriname moest, omdat de politie hem zocht. [medeverdachte] had bij zijn eerste de aanhouding op 27 september 2019 op Schiphol, vanwaar hij naar Suriname zou vliegen, bijna tweeduizend euro contant op zak. Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] in [woonplaats] op 1 oktober 2019 is nog eens ruim drieduizend euro contant aangetroffen. Een andere zoon van [medeverdachte] vertelde in een telefoongesprek dat [medeverdachte] aan meer mensen geld heeft gegeven. Een vriendin van [medeverdachte] heeft haar omgeving verteld dat zij geld van [medeverdachte] heeft ontvangen.
Ook [verdachte] heeft na de moord de beschikking over geld gehad. In de periode van 23 tot 25 september 2019 is op zijn bankrekening ruim tweeduizend euro gestort en is daarvan voor ruim duizend euro aan boetes betaald. In de woning van [naam 7] , waar [verdachte] verbleef, is een aankoopbon voor ruim drieduizend euro aan sieraden gevonden. Die bon is gedateerd twee dagen na de moord.
Ook een bericht van [naam 7] aan [verdachte] van 24 oktober 2019, waarin staat dat ze bang is dat hij iets doms heeft gedaan, in combinatie met de opgenomen gesprekken in januari 2020 tussen [naam 7] en [naam 9] en [verdachte] duidt erop dat [verdachte] betrokken is geweest bij de moord. [naam 7] heeft het er - samengevat - over dat ze wilde dat ze minder wist, ‘ze’ tijdens die torrie met z’n tweeën waren, ‘ze’ uitbetaald zijn, ‘ze’ hem niet hebben schoongemaakt en dat haar broertje die dag nog had voorgesteld om de auto schoon te maken. Bovendien heeft [verdachte] het met [naam 7] over zijn schuldgevoel, waarvan hij denkt dat hij dat niet altijd zal blijven houden. Ook denkt [verdachte] dat hij na twaalf jaar vrij komt.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben geen redelijke, de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring gegeven die maakt dat alle voornoemde bevindingen anders moeten worden bezien. Alles in samenhang beschouwd en in onderling verband bezien vindt de rechtbank bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] zich als medeplegers schuldig hebben gemaakt aan moord op advocaat [slachtoffer] .
4.3.7.3 Wie is de schutter geweest?Meer getuigen van de moordaanslag hebben een signalement van de schutter gegeven.
De rechtbank stelt voorop dat de compositietekening die is gemaakt op basis van een van de verklaringen van de getuige 14280 niet bruikbaar is voor bewijs in belastende of ontlastende zin. Van belang is dat laatstgenoemde getuige direct na de beschieting van [slachtoffer] heeft verklaard de schutter niet in het gezicht te hebben gezien en drie weken later een signalement heeft gegeven met een omschrijving van het gezicht van de schutter.
De schutter was volgens de getuigen een slanke, gekleurde man die donker gekleed was, een hoodie droeg en een opvallend loopje had. Over leeftijd en lengte verklaren de getuigen nogal uiteenlopend.
De camerabeelden zijn te onduidelijk om een onderscheidend kenmerk of de lengte van de schutter vast te kunnen stellen. Op de camerabeelden is wel zichtbaar dat de schutter een bijzonder drafje heeft als hij sneller beweegt.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet kan vaststellen wie van de twee - [medeverdachte] of [verdachte] - de schutter is geweest. De omschrijvingen van de schutter door de getuigen sluiten niet uit dat [medeverdachte] of [verdachte] de schutter was. Daarbij merkt de rechtbank op dat [verdachte] er destijds slank uit kon zien, zoals zichtbaar is op een foto die op 14 november 2019 door het observatieteam is gemaakt (pagina 10 0120 van het dossier). Uit het dossier volgen ook geen aanwijzingen dat dit onmogelijk is. Dit maakt voor een bewezenverklaring ook niet uit. Uit het handelen van beide verdachten blijkt immers dat zij gericht waren op het doden van [slachtoffer] , waarbij de een fungeerde als chauffeur van de latere vluchtauto en de ander als schutter.
4.3.8
Bewijsverweren
4.3.8.1 Verkeersgegevens niet bruikbaar voor bewijsUit de bewijsmiddelen waarop de rechtbank de bewezenverklaring baseert, volgt dat de zij verdediging niet volgt in de overigens niet onderbouwde stelling dat het onmogelijk is om de betrouwbaarheid en accuraatheid van de telecommunicatiegegevens te toetsen en dat daarom bewijsuitsluiting daarvan moet volgen. De processen-verbaal netwerkmeting verantwoorden voldoende dat de verblijfplaatsen van [verdachte] binnen het bereik van een bepaalde zendmast vallen. Verder wordt in het dossier het gebruik van deze gegevens voldoende verantwoord.
4.3.8.2 AlibiDe verdediging heeft aangevoerd dat [verdachte] een alibi heeft. Hij was in de ochtend van
18 september 2019 en daarmee op het tijdstip van de beschieting van [slachtoffer] in de woning van zijn moeder aan het [adres moeder] .
De rechtbank stelt voorop dat [naam moeder verdachte] in haar twee getuigenverklaringen bij de politie wisselend en op sommige momenten zelfs onnavolgbaar heeft verklaard over de dagen rondom 18 september 2019 en de invulling daarvan, onder andere over of ze heeft gewerkt, wanneer ze [verdachte] geld heeft gegeven, wanneer hij bij haar thuis is gekomen, wanneer hij weer weg is gegaan, wat [verdachte] overdag heeft gedaan en of hij een sleutel van haar woning had. Omdat de verklaringen van [naam moeder verdachte] zo wisselend en onduidelijk zijn, kan hieruit naar het oordeel van de rechtbank geen sluitend alibi voor [verdachte] worden gedestilleerd.
B. Feit 2
4.3.9
Vrijspraak (medeplegen) van heling Opel Combo
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van (het medeplegen van) de heling van de Opel Combo. Het volgende is hiervoor van belang.
Uit het dossier volgt dat de Opel Combo (met origineel kenteken [kenteken] ) in de periode van 11 tot en met 12 juni 2019 is gestolen en dat deze op enig moment was voorzien van de vervalste kentekenplaat [kenteken] . Verder blijkt uit het dossier dat [medeverdachte] de Opel Combo vanaf eind juni 2019 heeft gebruikt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Opel Combo van enig misdrijf afkomstig was, toen hij in deze auto reed.
Voorop staat dat de Opel Combo is gebruikt als vluchtauto. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij liquidaties gebruik wordt gemaakt van gestolen auto’s. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat [verdachte] op het moment waarop hij over deze auto de beschikking kreeg wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank wordt hierin gesterkt nu er in het dossier aanwijzingen zijn dat de Opel Combo op een laat moment is ingezet om de Volkswagen Transporter, die met een lekke band stond, te vervangen. Verdere feiten en omstandigheden ten aanzien van (het moment van) het verwerven of voorhanden krijgen van die auto zijn de rechtbank niet bekend.
4.3.10
Bewijsoverweging medeplegen van opzetheling Volkswagen Transporter
Voor het medeplegen van de opzetheling van de Volkswagen Transporter komt de rechtbank tot een bewezenverklaring.
De Volkswagen Transporter met origineel kenteken [kenteken] is op 5 september 2019 gestolen. Op 9 september 2019 is met de auto, inmiddels voorzien van het vervalst kenteken [kenteken] , een rit naar Imstenrade uitgevoerd waarbij [medeverdachte] en/of [verdachte] betrokken zijn geweest. Zij hebben de Volkswagen Transporter dus tussen 5 en 9 september 2019 verworven dan wel voorhanden gekregen.
Uit de onder 4.3.7 weergegeven bewijsoverwegingen bij de tijdlijn blijkt dat het plan om [slachtoffer] te doden op dat moment al was gesmeed. Sterker nog: de voorbereidingen waren in volle gang. Er waren al vele voorverkenningen uitgevoerd, * [nummer] en * [nummer] waren geactiveerd en voorzien van beltegoed en [medeverdachte] en [verdachte] hadden via deze telefoonnummers (en overigens ook via andere telefoonnummers) al meermalen met elkaar contact gehad.
In die omstandigheden hebben zij een auto verworven, waarmee binnen enkele dagen na de verwerving een eerste rit naar Imstenrade is gemaakt. De wetenschap dat het een van misdrijf afkomstige auto was, is hiermee bewezen.
De bewezen verklaarde periode zal aanvangen op 5 september 2019, de datum van de diefstal van de Volkswagen Transporter, en eindigen op 23 september 2019, de datum waarop de Volkswagen Transporter in de parkeergarage Hoptille in Amsterdam werd aangetroffen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4.3 benoemde bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] :
1. primair
op 18 september 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander advocaat
[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers hebben en/of zijn verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een gestolen voertuig, merk Opel, type Combo, naar de woning van voornoemde [slachtoffer] gereden en
- de woning van voornoemde [slachtoffer] geobserveerd en
- voornoemde [slachtoffer] opgewacht en
- met een vuurwapen naar voornoemde [slachtoffer] gelopen en
- met dat vuurwapen schoten afgevuurd op voornoemde [slachtoffer] en
- met voornoemd voertuig gevlucht van de plaats delict,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
in de periode van 5 september 2019 tot en met 23 september 2019 en in vereniging met een ander in Nederland heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad een auto, merk Volkswagen, type Transporter, voorzien van valse kentekenplaten (valse kenteken [kenteken] , origineel kenteken [kenteken] ), terwijl hij, verdachte, en zijn mededader ten tijde van het verwerven en/of voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Een bewijsmiddelenoverzicht is opgenomen in
bijlage 3van dit vonnis.

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en [verdachte] is daarvoor strafbaar.

6.Oplegging van straf

6.1
Strafeis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [verdachte] een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd.
6.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft – voor zover van belang - bepleit dat bij een eventuele bewezenverklaring geen levenslange gevangenisstraf moet worden opgelegd. Hierbij is van belang dat door de jaren heen zelfs geen levenslange gevangenisstraffen zijn opgelegd in gevallen waarin meer dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Een levenslange gevangenisstraf moet dan ook worden bewaard voor uitzonderlijk zware incidenten met meer slachtoffers. De meeste argumenten die de officier van justitie ten grondslag heeft gelegd aan de eis, gelden voor elke moordzaak. Dat een togadrager om het leven is gebracht, is niet uniek. In deze zaak kan ook geen rol spelen dat de broer van de kroongetuige en de journalist [naam journalist] om het leven zijn gebracht. Naast het feit dat een levenslange gevangenisstraf in deze zaak niet gepast is, is deze straf in strijd met artikel 3 EVRM. In het Nederlands rechtssysteem ontbreekt de vereiste feitelijke
prospect of release.
Een tijdelijke gevangenisstraf van 15 jaar is in deze zaak passend. De nieuwe regeling voor de voorwaardelijke invrijheidstelling komt hierin ook tot uitdrukking.
6.3
Motivering van de op te leggen straf
6.3.1
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft advocaat [slachtoffer] vermoord, samen met [medeverdachte] . Naast een zo ernstig delict speelt de bewezenverklaring van de heling van een auto geen rol van betekenis bij de strafoplegging.
[slachtoffer] is, nadat hij ’s ochtends in zijn auto was gestapt om van huis te vertrekken, onverhoeds van achteren benaderd. Na een korte woordenwisseling is [slachtoffer] uitgestapt en op korte afstand zes maal met een vuurwapen beschoten. Hierna zijn [medeverdachte] en [verdachte] er in een vluchtauto vandoor gegaan. De moord vond plaats in de vroege ochtend op een doordeweekse dag in een woonwijk, vlakbij de woning van [slachtoffer] . Buren zijn daarvan getuige geweest. De echtgenote van [slachtoffer] is gealarmeerd en heeft haar man op straat in een plas bloed aangetroffen.
Vast staat dat het hier om een liquidatie ging, om een huurmoord. De (jeugd)vrienden [medeverdachte] en [verdachte] zijn ingeschakeld om [slachtoffer] om het leven te brengen. Zij zijn daarvoor betaald. Er was sprake van een grondige en langdurige voorbereiding, gericht op het in beeld brengen van de gangen van [slachtoffer] en het wachten op een geschikt moment waarop hij zou kunnen worden omgebracht. Er werd gebruikgemaakt van speciaal hiervoor aangeschafte prepaid simkaarten en telefoons en van verschillende gestolen auto’s met valse kentekens, waaronder een Volkswagen Transporter en een Opel Combo. Algemeen bekend is dat bij liquidaties in het criminele circuit vaak zo te werk wordt gegaan, waarbij de opdrachtgevers op de achtergrond opereren.
[slachtoffer] was de advocaat van de kroongetuige in het liquidatieproces Marengo. Vlak na het bekend worden van een deal van die kroongetuige met het Openbaar Ministerie is in maart 2018 de broer van de kroongetuige geliquideerd. Daarnaast is in juli 2021 tijdens het proces tegen [verdachte] de vertrouwenspersoon van de kroongetuige, [naam journalist] , om het leven gebracht. Eliminatie van de advocaat van de kroongetuige, om deze en zijn directe omgeving te intimideren, zou volgens velen het enige doel zijn geweest van de moord op [slachtoffer] . De rechtbank kan echter omtrent het doel van de moord op [slachtoffer] op basis van het onderhavige dossier evenwel niets vaststellen. Het onderhavige onderzoek 13Pulheim heeft zich uitsluitend gericht op de uitvoerders van de moord op [slachtoffer] , en niet op degene(n) door wie zij zijn aangestuurd.
Dat [verdachte] wist dat de advocaat van de kroongetuige het doelwit was, is niet komen vast te staan. Wat wel vast staat, is dat [verdachte] wist dat [slachtoffer] advocaat was, dat de moord bij de woning van [slachtoffer] ging plaatsvinden, dat [slachtoffer] samenwoonde met vrouw en kinderen en van welke auto het gezin van [slachtoffer] gebruikmaakte.
Met deze brute daad heeft [verdachte] blijk gegeven van een volledig gebrek aan respect voor het leven van een ander. Hij heeft [slachtoffer] zijn kostbaarste bezit - zijn leven - ontnomen. Ook heeft hij de nabestaanden van [slachtoffer] diep getroffen en immens en onherstelbaar leed aangedaan. Het valt moeilijk te bevatten hoe gruwelijk het voor de echtgenote moet zijn geweest - en is - om haar man, badend in het bloed op straat aan te treffen. Het gezin van [slachtoffer] mist een echtgenoot en vader en moet dit verlies voor altijd met zich dragen. Uit de op de zitting afgespeelde videoboodschap van de vader van [slachtoffer] blijkt van het grote, diep ervaren verdriet en het gevoel dat zijn kind “weg is, niet te vinden, doorgestreept, kapot geschoten”.
Moord is een buitengewoon ernstig misdrijf. Een moord in opdracht geeft daaraan nog een extra kwalijke dimensie. Deze liquidatie heeft grote verontwaardiging, onrust en gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht in de samenleving, omdat een dienaar van de rechtstaat om het leven is gebracht. Ook voor de rechtbank is dit een belangrijke strafverzwarende omstandigheid.
6.3.2
Persoonlijke omstandigheden
Over de persoon van [verdachte] is het volgende van belang
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij in het verleden vaker voor geweldsdelicten en verboden wapenbezit is veroordeeld. [verdachte] heeft in 2015 onder meer een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd gekregen voor twee diefstallen met geweld en een voorbereiding hiertoe, bezit van een vuurwapen en opzetheling. De regeling inzake zijn voorwaardelijke invrijheidstelling was in april 2019 afgelopen.
[verdachte] heeft zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten ontkend en heeft gezwegen over zeer belastende feiten en omstandigheden die meer duidelijkheid zouden kunnen geven over zijn betrokkenheid daarbij en zijn beweegredenen.
Het enige denkbare en tegelijkertijd schokkende motief voor [verdachte] om deze moord te plegen moet geldelijk gewin zijn geweest. Uit het dossier komt naar voren dat [verdachte] grote schulden had, een gokverslaving en dat zijn levenspartner onder bewind stond.
6.3.3
Straf
Op grond van de aard, ernst en de omstandigheden van het bewezen medeplegen van moord op [slachtoffer] , en de persoon van [verdachte] moet het ervoor worden gehouden dat het gevaar voor herhaling aanwezig is.
Daarnaast kent de rechtbank aan het strafdoel vergelding groot gewicht toe en weegt ook het belang van beveiliging van de samenleving zwaar. Eerdere veroordelingen hebben [verdachte] er niet van weerhouden om na geweldsdelicten een levensdelict te plegen. Daarom moet de maatschappij langdurig beschermd worden tegen [verdachte] .
Met de bestraffing van [verdachte] beoogt de rechtbank eraan bij te dragen dat ook anderen ervan worden weerhouden om voor een geldelijke beloning te fungeren als
hitman. De rechtbank heeft voorts de opgelegde straffen in zaken waarbij een persoon werd geliquideerd over de afgelopen twee decennia in acht genomen zonder het unieke karakter van elke afzonderlijke zaak uit het oog te verliezen. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen andere straf in aanmerking komt dan een zeer lange gevangenisstraf. Nu het om een enkelvoudige moord gaat en [verdachte] niet eerder voor een levensdelict is veroordeeld, zal de rechtbank niet de door de officier van justitie geëiste levenslange gevangenisstraf opleggen. Wel ziet de rechtbank aanleiding om in dit geval waar het gaat om de huurmoord op een advocaat en dienaar van de rechtsstaat de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar opleggen, als zijnde passend en geboden. Vanwege de inwerkingtreding van de Wet inzake straffen en beschermen, waardoor de regeling inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling is gewijzigd, betekent dit in feite dat [verdachte] een gevangenisstraf van 28 jaar moet uitzitten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
6.3.4
Voorlopige hechtenis
De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis van [verdachte] op te heffen. Gelet op de straf die wordt opgelegd wijst de rechtbank dit verzoek af.

7.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] , vader van de overledene, vordert € 20.000,- voor de vergoeding van immateriële schade, bestaande uit affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Affectieschade is immateriële schade die iemand lijdt door het verdriet van onder meer het overlijden van een naaste. In de wet (artikel 6:108 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek) staat dat onder andere de ouders van de overledene in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade. Vergoeding van affectieschade heeft een erkennings- en genoegdoeningsfunctie. Het gaat om min of meer vaste bedragen per categorie naasten, die de wetgever heeft vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat aan [benadeelde partij] door de bewezen verklaarde moord affectieschade is toegebracht. Omdat [benadeelde partij] de vader van de overledene is, wijst de rechtbank de vordering toe. De vordering moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 18 september 2019.
In het belang van [benadeelde partij] wordt als extra waarborg voor betaling aan hem de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan [verdachte] opgelegd.
Het te vergoeden bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, wordt hoofdelijk aan [verdachte] opgelegd, omdat hij als medepleger de moord heeft begaan.

8.Beslag

Onder [verdachte] is een personenauto, merk Citroën, type DS 4, met kenteken [kenteken] 9 in beslag genomen.
Omdat uit het dossier of onderzoek op de terechtzitting niet is gebleken dat genoemde auto is gebruikt bij de voorbereiding of uitvoering van de delicten of anderszins in relatie daarmee staat, beslist de rechtbank dat deze auto moet worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het conservatoir beslag dat op de auto rust, kan echter in de weg staan aan feitelijke teruggave.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 289 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair

medeplegen van moord;

2.

medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van
€ 20.000,- (twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 september 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] , aan de Staat € 20.000,- (twintigduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 september 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 135 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van:
1 STK Personenauto [kenteken] 9, Citroën DS4 2011, kleur: bruin, goednummer 4890819.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en C.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2021.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2021:152.
3.ECLI:C:2020:791.
4.ECLI:EU:C:2018:788.
5.ECLI:EU:C:2020:18.
7.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2019197266 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.
8.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-4, p. 5 0001.
9.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-34, p. 6 0192.
10.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-4, p. 5 0001.
11.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-34, p. 6 0193.
12.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-4, p. 5 0001.
13.Een geschrift, te weten een schouwverslag van 18 september 2019, opgemaakt door forensisch arts
14.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 oktober 2019, opgemaakt door prof. dr. B. Kubat, p. 6 0078 en p. 6 0080.
15.Proces-verbaalnummer 53, documentcode 11797350, p. 5 0094-0095, p. 5 0097, p. 5 0100 en
16.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 12 juli 2021.
17.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11787422, p. 3 0006.
18.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11803990, p. 3 0002.
19.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11787422, p. 3 0009.
20.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11803990, p. 3 0002-0003.
21.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-34, p. 6 0193-0194.
22.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-227, p. 6 0555.
23.Proces-verbaalnummer PL1300-2019197266-227, p. 6 0554.
24.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 november 2019, opgemaakt door de deskundige WEW004, p. 6 0144-0145.
25.Proces-verbaalnummer 53, documentcode 11797350, p. 5 0084, p. 5 0090-0091 en p. 5 0093.
26.Proces-verbaalnummer 53, documentcode 11797350, p. 5 0094 en p. 5 0096.
27.Proces-verbaalnummer 53, documentcode 11797350, p. 5 0097, p. 0100-0101, p. 0105 en p. 0109.
28.Documentcode 11803601, p. 5 0047.
29.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11935551, p. 5 0231.
30.Documentcode 11803601, p. 5 0048.
31.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11850543, p. 5 0153.
32.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11803733, p. 5 0028.
33.Proces-verbaalnummer PL1700-2019172836-1, p. 2 0001-0002.
34.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11803733, p. 5 0028.
35.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11804000, p. 5 0034.
36.Documentcode 11811553, p. 5 0042.
37.Een geschrift, te weten een voorlopige rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 27 september 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0020.
38.Een geschrift, te weten een herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 mei 2020, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0703.
39.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12070172A, p. 5 2175-2176.
40.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12312403, p. 5 0384-0385.
41.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12070172A, p. 5 2176-2177.
42.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12312403, p. 5 0384 en 5 0386.
43.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12070172A, p. 5 2177.
44.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12312403, p. 5 0384 en 5 0386.
45.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12070172A, p. 5 2177-2182.
46.Proces-verbaalnummer 2019197266, p. 5 0014.
47.Proces-verbaalnummer PL0100-2019242350-1, p. 2 0005.
48.Een geschrift, te weten een niet getekend proces-verbaal aangifte met nummer PL0900-2019186254-1 inclusief goederenbijlage van 25 juni 2019, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
49.Proces-verbaalnummer 2019197266, p. 5 0015.
50.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12129636, p. 5 0329-0330.
51.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 15044770, p. 4-5 (los ingevoegd).
52.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12159495, p. 5 0317.
53.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12311593, p. 5 0698-0699.
54.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12159495, p. 5 0318-0319.
55.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11928167, p. 5 0297-0298.
56.Een geschrift, te weten een niet getekend proces-verbaal aangifte met nummer PL2300-2019140264-1 inclusief fotobijlage van 9 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , p. 2 0017.
57.Proces-verbaalnummer PL2300-2019140264-5, p. 2 0022.
58.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11935551, p. 5 0231.
59.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12341266, p. 5 1321.
60.Documentcode 11884811, p. 5 0163-0164.
61.Proces-verbaalnummer 20190924 J198, documentcode 1909242200.OBS, p. 10 0005-0006.
62.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL1300-2019197266-173, p. 424 van het beslagdossier.
63.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12004233, p. 4 0018.
64.Documentcode 12456353, p. 5 0960.
65.Een geschrift, te weten een herzien rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 mei 2020, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0708.
66.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 juli 2020, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0785.
67.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 augustus 2020, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0792.
68.Documentcode 12456353, p. 5 0960.
69.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13491533, p. 5 1963-1964.
70.Rc-nummer 19/2141, p. 2.
71.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13491533, p. 5 1965-1968.
72.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13151217, p. 2321 van het persoonsdossier [medeverdachte] .
73.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12535206, p. 4 0608.
74.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12247796, p. 4 0356.
75.Rc-nummer 19/2141, p. 2-3.
76.Documentcode 12897603, p. 3 0652.
77.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12112085, p. 4 0257.
78.Rc-nummer 19/2141, p. 2.
79.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13151217, p. 2322 van het persoonsdossier [medeverdachte] .
80.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11884915, p. 5 0197-0213.
81.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12004233, p. 2050 van het persoonsdossier [medeverdachte] .
82.Een geschrift, te weten een herzienrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 mei 2020, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0698 en p. 6 0704.
83.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13083885, p. 4 0698-0699.
84.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-4, p. 6 0106.
85.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0184.
86.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-4, p. 6 0106.
87.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0184.
88.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-9, p. 6 0239.
89.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0147.
90.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0186-0187.
91.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0150 en p. 6 0153.
92.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-4, p. 6 0231.
93.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-7, p. 6 0776.
94.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-9, p. 6 0239.
95.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0147.
96.Proces-verbaalnummer PL1300-2019201006-9, p. 6 0239.
97.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0148.
98.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 november 2019, opgemaakt door een deskundige, p. 6 0151 en p. 6 0153.
99.De verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 13 juli 2021, samengevat inhoudende dat hij niet ontkent op enig moment in de Volkswagen Transporter te hebben gezeten.
100.Ongenummerd proces-verbaal, p. 5 0336.
101.Documentcode 12317003, p. 5 0709.
102.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12909753, p. 5 1240.
103.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13022136, p. 5 1337.
104.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12909753, p. 5 1239-1240.
105.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13048705, p. 5 1629.
106.Documentcode 11973236, p. 5 0263.
107.Documentcode 11912567, p. 5 0259-0260.
108.Documentcode 11973236, p. 5 0265.
109.Proces-verbaalnummer 2019197266, p. 5 0423.
110.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11950139, p. 5 0276.
111.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11976477, p. 5 0242.
112.Proces-verbaalnummer 2019197266, p. 7 0202.
113.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12421575, p. 2004-2005 van het persoonsdossier [verdachte] .
114.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11950139, p. 5 0277.
115.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11837183, p. 5 0137-0138.
116.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11899794, p. 5 0245.
117.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12026773, p. 3 0236.
118.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12343557, p. 5 0717.
119.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11976477, p. 5 0242.
120.Documentcode 12428848, p. 3 0201.
121.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11950139, p. 5 0277-0279.
122.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11837183, p. 5 0140.
123.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12421575, p. 2004 van het persoonsdossier [verdachte] .
124.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11976477, p. 5 0242.
125.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12909753, p. 5 1240.
126.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13022136, p. 5 1338.
127.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12909753, p. 5 1240.
128.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13048705, p. 5 1629.
129.Documentcode 11971963, p. 5 0494.
130.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0269.
131.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12872207, p. 5 1175.
132.Rc-nummer 19/2141, p. 2.
133.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270.
134.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11876302, p. 5 0238.
135.Rc-nummer 19/2141, p. 2.
136.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11849099, p. 5 0236.
137.Proces-verbaalnummer PL1700-2019172836-20, p. 4 0602.
138.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270.
139.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12247796, p. 4 0369.
140.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12347303, p. 5 0446.
141.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270.
142.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270.
143.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12969041, p. 2274 van het persoonsdossier [medeverdachte] .
144.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270.
145.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13107197, p. 3 0545.
146.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270.
147.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12535206, p. 4 0608.
148.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 11926843, p. 5 0270-0272.
149.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12220996, p. 2147 van het persoonsdossier [medeverdachte] .
150.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 13082878, p. 5 1497.
151.Documentcode 11829213, p. 5 0068-0069.
152.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12889965, p. 7 0414.
153.Proces-verbaalnummer 2019197266, documentcode 12492642, p. 3 0434.