8.3.Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende lange tijd, te weten ruim 3 jaar, schuldig gemaakt aan de belaging van ([persoon 1]) [persoon 1]. Deze belaging bestond uit het versturen van e-mails, het schrijven en publiceren van artikelen over [persoon 1] op het internet, het ‘liken’ van berichten op social media en het schrijven van brieven. Verdachte heeft deze brieven persoonlijk in de brievenbus van het woonadres van [persoon 1] gestopt. Ook nadat [persoon 1] een zogenoemd ‘stop-bericht’ naar verdachte had gestuurd, is verdachte doorgegaan. Dit terwijl verdachte voor [persoon 1] een onbekende was en ze geen enkele relatie met elkaar hadden. Bovendien volgt uit het dossier dat verdachte al in 2010 (dus jaren voor de ten laste gelegde periode) begonnen is het met het sturen van berichten aan [persoon 1].
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-vrouw en haar vriend [persoon 3]. Deze belaging bestond uit het versturen van meerdere e-mails. De inhoud van die e-mails waren grof, indringend en onaangenaam. Ook hiervoor geldt dat dit gedrag al veel eerder dan in de ten laste gelegde periode is begonnen. Verdachte is hier zelfs eerder voor veroordeeld.
Door de duur en de frequentie waarmee verdachte de slachtoffers lastig viel, alsmede de aard van de berichten, heeft verdachte langdurig op grove en indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. [persoon 1] heeft verklaard dat de berichten haar in het begin nog niet veel deden, maar dit veranderde toen er brieven op haar woonadres werden langsgebracht. Het beïnvloedde haar privéleven en ze was erg bang. Ook de ex-vrouw van verdachte heeft verklaard dat zij zich ernstig bedreigd voelde en dat het haar psychisch te veel werd. Zij is hiervoor bij een psycholoog onder behandeling geweest.
Verdachte heeft op geen enkel moment ingezien welk effect zijn handelen had op de slachtoffers.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 december 2020 van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor belaging is veroordeeld. Die eerdere veroordeling heeft verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportages blijkt zakelijk weergegeven het volgende.
Verdachte is nog altijd overtuigd van zijn gelijk en wil nog altijd zijn gelijk halen. Dat hij
eerder werd veroordeeld voor belaging, maakt hem er alleen maar meer van overtuigd dat
aangeefster [persoon 1] en anderen zich bezighouden met oneerlijke zaken. Op grond van de stoornis wordt het recidiverisico door de deskundigen als heel hoog ingeschat. Het risico op volharding in het stalkingsgedrag wordt ook als hoog ingeschat. Volgens de psychiater is daarbij kans op (ernstige) schade op psychisch en sociaal gebied voor aangeefster [persoon 1] en mogelijk ook anderen. Dat risico komt volledig voort uit de waanstoornis van verdachte.
Het risico dat verdachte zal overgaan op gewelddadig gedrag wordt als laag ingeschat. Verder is gerapporteerd dat betrokkene een andere uitkomst van deze strafzaak dan zijn gelijk niet als optie ziet. Betrokkene is uit op (financiële) genoegdoening en is niet van zins zijn pogingen dit te bereiken te stoppen. Ook eerder heeft hij laten zien dat hij niet stopt, ondanks toezeggingen daartoe.
In dit verband vindt de rechtbank relevant dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij er nog steeds van overtuigd is dat [persoon 1] officier van justitie is en als hij geen gehoor krijgt, hij de kring van personen die hij benadert ruimer maakt. Zo krijgt hij naar eigen zeggen een idee van wat zich heeft afgespeeld. Deskundige Van der Weegen heeft ter zitting desgevraagd ook verklaard dat de verwachting is dat de kring van personen die verdachte benadert groter zal worden en dat de hoeveelheid berichten niet zal afnemen.
Advies betreffende een passende interventie
Verdachte ontkent, passend bij de vastgestelde stoornis, aan een stoornis te lijden. Hij is dan ook niet gemotiveerd voor behandeling. Beide deskundigen merken op dat een waanstoornis zeer moeilijk te behandelen is.
Behandeling kan, nu verdachte geen probleembesef heeft en niet openstaat voor behandeling, alleen binnen een gedwongen kader plaatsvinden. Verdachte houdt zich niet aan voorwaarden.
Behandeling zal langdurig moeten zijn, gericht moeten zijn op recidivereductie en binnen een forensische setting plaatsvinden, waar controle op uitgaand emailverkeer en uitgaande post alsmede telefoonverkeer kan plaatsvinden. Nu sprake moet zijn van een langdurige forensische behandeling in een gedwongen onvoorwaardelijk kader binnen een klinische setting, lijkt alleen tbs met dwangverpleging passend te zijn.
Tbs met voorwaarden is volgens de deskundigen geen optie. Verdachte heeft geen ziektebesef en hij is zo overtuigd van zijn gelijk dat er geen enkele opening is om over behandeling te spreken. Ook heeft hij zich eerder niet aan voorwaarden gehouden.
De deskundigen hebben ook overwogen of onderzocht moet worden of de klinische behandeling kan plaatsvinden binnen een zorgmachtiging. Behandeling binnen een reguliere GGZ betekent echter dat een forensische focus op voorkomen van recidive, risicotaxatie en –management ontbreekt. Daarnaast is binnen de zorgmachtiging een langdurig verblijf binnen een forensische setting niet mogelijk. Een half jaar is te kort om de behandeling vorm te geven.
Beide deskundigen adviseren dan ook om aan verdachte tbs met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een e-mail van 26 januari 2021 van reclasseringswerkster C. Pruis. De reclassering adviseert om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende voorwaarden gelden na de eventueel op te leggen tbs. Omdat tbs met dwangverpleging gemaximeerd zal zijn, loopt de maatregel na vier jaar af. Indien de behandeling van verdachte dan niet is afgerond dan wel er nog onvoldoende resultaten zijn behaald, is het van belang om verdachte verder te behandelen en begeleiden in een dwangkader. De verwachting is dat de behandeling van verdachte mogelijk langer zal duren dan vier jaar. Oplegging van een GVM zou dit volgens de reclassering kunnen ondervangen. Deskundige Van der Weegen kan zich vinden in het advies van de reclassering, zo is gebleken ter zitting.
Tbs met dwangverpleging
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de psycholoog en de psychiater en maakt die tot de hare.
De rechtbank constateert dat aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden voor het opleggen van de tbs maatregel is voldaan.
Zoals hiervoor besproken bestond bij verdachte op het moment van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een waanstoornis en de bewezen verklaarde feiten leveren het misdrijf als omschreven in artikel 285b Sr op, zoals in artikel 37a eerste lid onder 1 Sr genoemd.
Daarnaast moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen zodanig in gevaar zijn dat het opleggen van de maatregel is vereist. Indien het hiervoor bedoelde gevaar dit vereist, kan ook worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr.). Het is vaste jurisprudentiedat onder het, voor het opleggen van een tbs vereiste, gevaarscriterium ook gevaar voor de psychische gezondheid valt.
Hoewel verdachte de slachtoffers tot nu toe nooit fysiek heeft benaderd en er geen sprake lijkt te zijn van fysiek gevaar, is er naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake van aanzienlijk gevaar voor de psychische gezondheid van de slachtoffers. De belaging is voor de slachtoffers, zoals hierboven is vermeld en ook blijkt uit de aangiftes, een psychisch zware belasting. De belaging vindt al gedurende een lange periode plaats en stopt niet, ondanks een eerdere veroordeling.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van tbs met dwangverpleging recht doet aan de complexiteit van de problematiek van verdachte. Verdachte lijdt aan een waanstoornis die moeilijk te behandelen is.
De deskundigen hebben het risico op recidive en het risico op volharding in het stalkingsgedrag als (zeer) hoog ingeschat. Dat er sprake is van volharding, is ook op de zitting duidelijk geworden. Verdachte is nog steeds overtuigd van zijn gelijk en hij is in al zijn waanideeën niet corrigeerbaar. Verder is gebleken dat een eerdere veroordeling hem er niet van heeft weerhouden om door te gaan en dat hij de aan die eerdere veroordeling verbonden bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Sterker nog, tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat als hij ongelijk krijgt hij de kring alleen maar groter maakt.
De rechtbank kan dan ook niet volstaan met een andere straf of maatregel waarbij behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. De kans dat verdachte zich niet houdt aan voorwaarden, acht de rechtbank zeer groot. Tbs met dwangverpleging is de enige mogelijkheid om de verdachte te behandelen, de maatschappij te beveiligen en het recidivegevaar zo veel mogelijk in te perken. De rechtbank realiseert zich dat het een verstrekkende en ingrijpende maatregel betreft, maar ziet mede gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht en behandelmotivatie bij verdachte geen mogelijkheid om de noodzakelijke behandeling in een lichter kader te realiseren. Gelet op het voorgaande legt de rechtbank verdachte tbs met dwangverpleging op.
Gemaximeerde tbs
De duur van de tbs is in dit geval gemaximeerd tot vier jaar (in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht), omdat de bewezenverklaarde feiten geen misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet ook aanleiding om naast de tbs aan verdachte een GVM op te leggen. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.