ECLI:NL:RBAMS:2021:5590

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
13/085295-21; 13/143993-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging zware mishandeling en vernieling na inrijden op een groep mensen met een auto

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die op 22 augustus 2020 in Amsterdam met zijn auto op een groep mensen inreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die met een huurauto van Greenwheels reed, meerdere keren met hoge snelheid op de groep inreed, wat leidde tot paniek onder de omstanders. Tijdens het incident raakte de verdachte ook een geparkeerde auto, waardoor schade ontstond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging zware mishandeling, maar sprak hem vrij van poging doodslag. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en DNA-bewijs dat op een ballon in de auto van de verdachte was aangetroffen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte het bewijs voldoende om tot een veroordeling te komen. De zaak heeft grote impact gehad op de slachtoffers, die als voetgangers kwetsbaar waren ten opzichte van de rijdende auto.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/085295-21; 13/143993-18 (TUL)
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[inschrijfadres] ,
in raadkamer opgegeven verblijfadres:
[verblijfadres] ,
thans gedetineerd in het [naam]

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J. Geurts, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekkers, naar voren hebben gebracht.

2.Waar gaat deze zaak over?

Op 22 augustus 2020 is met een auto van het verhuurbedrijf Greenwheels meerdere keren achter elkaar ingereden op een groep mensen. De bestuurder en bijrijder van deze auto zouden lachgas ballonnen hebben gebruikt tijdens het rijden, luide politiesirenes hebben afgespeeld en werden hierop aangesproken. De bijrijder is vervolgens uitgestapt en in een worsteling geraakt met degene die hen aansprak. Meerdere omstanders zijn daarna bij de worsteling betrokken geraakt. De bestuurder is meerdere keren op de groep ingereden en heeft hierbij een scooter en een stilstaande auto met een inzittende geramd. Omstanders moesten weg sprinten om te voorkomen geraakt te worden door de auto. De auto is later die middag aangetroffen in Gorinchem. Op de vloermat bij de bestuurdersstoel lagen twee ballonnen, een roze en een oranje. Op de oranje ballon is DNA van verdachte aangetroffen. Verder onderzoek op basis van getuigenverhoren, signalementen en politiegegevens heeft geleid tot de verdenking dat medeverdachte [medeverdachte] de bijrijder en verdachte de bestuurder was. Verdachte ontkent de beschuldigingen. De rechtbank staat voor de vraag of het verdachte is geweest die als bestuurder van de auto op de groep mensen is ingereden en daarbij ook een auto heeft vernield.

3.Beschuldigingen

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
poging doodslag of zware mishandeling (primair) dan wel bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (subsidiair) door op 22 augustus 2020 met een auto met hoge snelheid op meerdere mensen in te rijden;
vernieling van een auto op 22 augustus 2020.
De precieze tekst van de verdenking, de tenlastelegging, is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest. Omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met hoge snelheid heeft gereden en omdat de slachtoffers geen jonge kinderen of bejaarden zijn, moet verdachte worden vrijgesproken van poging moord. In dit geval is wel met een meer dan geringe snelheid gereden waardoor de aanmerkelijke kans is aanvaard dat de slachtoffers wanneer zij geraakt zouden worden, zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Ook kan worden bewezen dat verdachte een auto heeft vernield door hier tegenaan te rijden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet geheel worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van een van de beschuldigingen onder 1 en 2 te komen. Het bewijs deugt niet en is daarom, ook gelet op de contra-indicaties, onvoldoende betrouwbaar. In dit geval zijn weinig onderscheidende signalementen gegeven. Daarnaast is gebruik gemaakt van een fotoconfrontatie die geen betrouwbare herkenning heeft kunnen opleveren. De hierop gebaseerde herkenningen moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten. Tot slot is sprake van een DNA-spoor op een verplaatsbaar object, dat na het incident zo’n honderd kilometer verderop is aangetroffen.
Wanneer de rechtbank daar anders over denkt, moet verdachte worden vrijgesproken van poging tot doodslag en kan – hoogstens – tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling worden gekomen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt met de officier van justitie bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging zware mishandeling door op de groep mensen in te rijden. De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel vrijgesproken.
Ook vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het beschadigen van een auto. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Fotoconfrontatie: geen fouten in het vooronderzoek
De raadsman heeft bepleit dat sprake is geweest van een onbetrouwbare fotoconfrontatie waardoor het resultaat van de fotoconfrontatie moet worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak volgt dat er geen rechtsregel aan in de weg staat om -met de daarbij gepaste behoedzaamheid- de verklaring van een getuige die de dader zegt te herkennen op een bij een enkelvoudige fotoconfrontatie getoonde foto, in samenhang te gebruiken voor het bewijs. [1] In hetgeen de raadsman in onderhavige zaak heeft aangevoerd, algemene bezwaren tegen een enkelvoudige fotoconfrontatie als zodanig, ziet de rechtbank geen reden van dit uitgangspunt af te wijken. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [2]
Op 22 augustus 2020 rijdt er rond 03:35 uur een rode Volkswagen Golf met kenteken
[kenteken] met hoge snelheid door Amsterdam en halen aangever [aangever 1] in diens auto in. Vanuit de auto wordt keihard een politie sirene afgespeeld. [3] Bestuurder en bijrijder hebben tijdens het rijden allebei een ballon in hun mond. [4] Aangever [aangever 1] blijkt net als de Volkswagen Golf naar Pleimuiden te rijden, waar de Volkswagen Golf half op de stoep parkeert. Aangever loopt op de Volkswagen Golf af om hen aan te spreken op hun gedrag, waarna de bijrijder uitstapt en een worsteling ontstaat tussen de bijrijder en [aangever 1] . [5]
Omstanders raken erbij betrokken. [6] Nadat de bijrijder weer is ingestapt, rijdt de bestuurder van de rode auto achteruit om een rondje te rijden en vervolgens op de groep in te rijden. [7] Aangever [aangever 2] hoort het piepen van de banden en dat de auto hoog in zijn toeren zit. [8] Ook aangever [aangever 3] hoort dat de bestuurder veel gas geeft en dat de auto vol over zijn toeren rijdt en ziet dat de auto recht op zijn vrienden afrijdt. [9] De bestuurder rijdt het parkeervak in en het trottoir op, waarbij hij de scooter van [aangever 3] omver rijdt. [10] Als de auto weer achteruit rijdt, ramt hij een geparkeerde auto. [11] Aangeefster [aangeefster 1] zit op dat moment in die geparkeerde auto, een witte Hyundai met kenteken [kenteken] . [12] Zij hoort dat de rode auto heel hard gas geeft, hoort dan een harde klap en voelt een harde duw in haar rug. Zij voelt de auto waar zij in zit heen en weer schudden. Dan voelt zij nog een klap waardoor de auto waar zij in zit enkele meters naar voren schuift. [13] Aangever [aangever 4] ziet de auto van zijn vriendin [naam vriendin] door de klap een paar meter naar voren schuiven in de richting van de weg. [14] De bestuurder rijdt dan weer een rondje om de geparkeerde auto’s en de slachtoffers heen en rijdt vervolgens met snelheid op de groep in rijden. [15] [aangeefster 1] rent dan samen met de anderen weg. De groep moet dan tussen de geparkeerde auto’s staan om zo te voorkomen geraakt te worden. [16] De rode auto komt dan weer op de groep af. [17] [aangever 2] en [aangever 4] horen dan weer het geluid van piepende banden en het vele gas geven. [18] De bestuurder rijdt nogmaals over de scooter van [aangever 3] heen. [19] Uiteindelijk rent de groep via een open deur een parkeergarage in. [20] Aangeefster [naam vriendin] heeft verklaard veel schade aan haar auto te hebben. [21]
Op de beelden, die ook op zitting zijn bekeken, is te zien dat de rode auto met een hoge snelheid op de groep in rijdt. Het slippende geluid van banden is te horen. Te zien is dat omstanders tussen auto’s springen en hun pas versnellen om tussen geparkeerde voertuigen te kunnen staan. Er is te zien dat en dat de rode auto hard rijdt en tegen de scooter en de geparkeerde witte Hyundai aan rijdt. Er is een harde knal te horen en ook het geluid van veel gas dat wordt gegeven. Ook is veel geschreeuw te horen. Dan is te zien en te horen dat de rode auto met slippende banden, veel gas gevend en in een lage versnelling het trottoir op rijdt en weer op de groep in rijdt. Dan is te zien dat de groep weer terug rent tussen de geparkeerde auto’s naar een openstaande deur van een pand. De mensen in de wegrennende groep ogen angstig en kijken schichtig om zich heen tijdens het rennen. [22]
Op 22 augustus 2020 ziet een getuige om 07:00 uur opeens een rode Volkswagen met kenteken [kenteken] in Gorinchem staan. [23] De auto wordt vervolgens om 14:30 uur door de politie in beslag genomen. De auto is flink beschadigd en heeft over de gehele rechterzijde en de linkerzijde bij de wielkast witte krassen en deuken. [24] De auto blijkt een Greenwheels auto te zijnen te zijn gehuurd met een NS kaart op naam van medeverdachte [medeverdachte] . Uit politiegegevens blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] meerdere keren met verdachte is gecontroleerd in een Greenwheels huurauto en dat zij ook eerder samen zijn aangehouden. [25] Ook blijkt uit politiegegevens dat verdachte eerder in de rode auto met kenteken [kenteken] is gecontroleerd op 15 maart 2020 en hij veel in registraties voorkomt in verband met het gebruik van lachgas. [26] In de auto worden, op de vloermat voor de bestuurdersstoel, twee ballonnen aangetroffen. [27] Op één van die ballonnen wordt DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. [28]
Volgens het gegeven signalement van aangevers is de bestuurder een Aziatische jongen. [29] Hij heeft een rond gezicht, bolle wangen en zwart haar. [30] [aangever 4] beschrijft een fors postuur en een leeftijd van tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud. [31] Volgens [aangever 2] heeft de bestuurder een bol gezicht en is hij tussen de twintig en vijfentwintig jaar oud. De bestuurder is volgens hem iets donkerder dan een Chinees, daarom denkt hij dat de bestuurder meer Indonesisch is. [32] [aangever 1] verklaart dat de bestuurder zo’n eenentwintig jaar oud is en dat het opvallend is dat hij zijn haar strak naar achter heeft. [33] Ook [aangever 3] geeft aan dat de bestuurder zijn haar stijl naar achter heeft gekamd. [34] [aangever 2] herkent de bestuurder omdat hij volgens hem wel vaker lachgas bij hen heeft gekocht. [35]
Aan [aangever 3] , [aangever 1] en [aangever 2] zijn twee maanden later drie foto’s bij een fotoconfrontatie getoond, van een onbekende, van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte] . [aangever 2] herkent verdachte voor duizend procent als de bestuurder. [aangever 3] herkent verdachte ook als bestuurder. Hij herkent hem aan zijn kapsel, huidskleur en ogen. [aangever 1] kan bij het zien van de foto’s niet met zekerheid zeggen of het om de bestuurder gaat. [36]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die bewuste dag de bijrijder is geweest in de rode auto. En dat er naast hem één andere persoon in de auto heeft gezeten. [37]
Verdachte heeft op zitting verklaard niet de bestuurder te zijn geweest en dat hij niks met het incident te maken heeft gehad.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de vaststelling dat verdachte bestuurder is geweest van de auto.
Het DNA van verdachte is achtergelaten op een ballon die in de auto is aangetroffen waarmee strafbare feiten zijn gepleegd. Een ballon is een verplaatsbaar object. De rechtbank ziet echter dat verdachte ook voldoet aan de door aangevers opgegeven signalementen en door aangevers [aangever 2] en [aangever 3] van een foto is herkend als bestuurder, waarbij meeweegt dat aangever [aangever 2] tijdens het doen van aangifte aangaf dat hij de bestuurder herkend had als iemand die vaker lachgas bij hen had gekocht. [aangever 2] gaf bij zijn aangifte aan dat hij verdachte van een foto zou herkennen. Daarnaast is verdachte gecontroleerd op 15 maart 2020 in de rode auto met het kenteken [kenteken] . Die betreffende auto is gehuurd met een NS businesscard op de naam van een bedrijf van de medeverdachte, [medeverdachte] . Samen met medeverdachte [medeverdachte] is hij eerder gecontroleerd en [medeverdachte] heeft verklaard als bijrijder bij één ander persoon in de auto te hebben gezeten op de avond van het misdrijf. Verdachte komt in de politiesystemen voor in verband met het veroorzaken van overlast en het gebruiken van lachgas.
Verdachte heeft verklaard niets met het incident te maken te hebben gehad en dat hij niet de bestuurder is geweest. Ook heeft hij verklaard dat het kan dat de lachgasballon met zijn DNA-materiaal in de auto terecht is gekomen omdat hij een andere keer in de auto heeft gezeten. Geelt op alle omstandigheden acht de rechtbank dat een onaannemelijke verklaring, mede nu de auto een Greenwheels huurauto betreft, die steeds aan een ander wordt verhuurd, waarbij het zeer onwaarschijnlijk is dat afval van eerdere gebruikers bij volgende huurders in de auto achterblijft: deze auto’s worden na gebruik schoongemaakt om opnieuw te verhuren.
Poging zware mishandeling van [aangever 1] , [aangeefster 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en [aangever 4] bewezen
De rechtbank vindt met de officier van justitie en de raadsman niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Verdachte wordt daarom van dat onderdeel vrijgesproken.
Wel vindt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling. De rechtbank overweegt dat naar algemene ervaringsregels het met een auto met enige snelheid inrijden op personen (voetgangers) de aanmerkelijke kans in het leven roept dat deze personen daardoor zwaar lichamelijk letsel oplopen. De doelgerichte gedragingen van verdachte zijn daarbij naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers dat hieruit volgt dat hij die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Zo is uit de verklaringen van aangevers en uit de beelden gebleken dat verdachte eerst een rondje heeft gereden en vervolgens met piepende banden op de groep personen is ingereden. Met zijn gedrag lijkt hij eerst vooral de personen bang te willen maken, maar dan keert verdachte weer terug en rijdt opnieuw vol gas, met piepende banden op de groep in. Verdachte had nadat medeverdachte was ingestapt in de auto van de parkeerplaats af kunnen gaan, maar hij besloot nog een rondje te rijden, kennelijk enkel om doelgericht op de groep in te rijden. De personen moesten wegspringen of -rennen om te voorkomen dat zij geraakt werden. De rechtbank vindt dat verdachte hiermee aantoont de auto als instrument te hebben gebruikt om de groep wat aan te doen. Verdachte heeft dus voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank vindt de poging tot zware mishandeling daarom bewezen.
Beschadiging van de auto bewezen
De rechtbank vindt met de officier van justitie dat verdachte de auto van [naam vriendin] heeft beschadigd. Hij heeft meerdere keren op de auto van [naam vriendin] ingereden en deze daarbij zo hard geraakt dat de auto meters is doorgeschoven. Hierdoor heeft verdachte opzettelijk schade aan de auto veroorzaakt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in rubriek 4.3. bewezen dat verdachte:
1. op 22 augustus 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever 1] en [aangeefster 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een auto met hoge snelheid is ingereden en is afgereden op die [aangever 1] en [aangeefster 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op of omstreeks 22 augustus 2020 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig, voorzien van kenteken [kenteken] , dat aan [naam vriendin] toebehoorde, heeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de poging zware mishandeling en de beschadiging van een auto wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Daarnaast vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
Bij de oplegging van een straf moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De oplegging van de straffen is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van vijf personen door met zijn auto op hen in te rijden. Bij deze actie is hij ook meerdere keren tegen een andere auto aangereden waarbij hij deze auto heeft beschadigd. Het zwaartepunt ligt in deze zaak bij de poging zware mishandeling. Verdachte heeft met zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers, die als voetgangers zeer kwetsbaar zijn ten opzichte van een rijdende auto. Het agressief inrijden op voetgangers is heel gevaarlijk en gebleken is dat het voor de slachtoffers een zeer angstige en intimiderende situatie is geweest die grote impact op hen en hun veiligheidsgevoel heeft gehad. Het is een geluk dat de slachtoffers niet zwaar gewond zijn geraakt. Dit soort strafbare feiten, waarvan op het oog willekeurige omstanders het slachtoffer zijn geworden, maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 27 juli 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, omdat verdachte na het plegen van deze feiten is veroordeeld voor een ander feit.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van 28 mei 2021 waaruit blijkt dat verdachte het afgelopen jaar stabiele factoren heeft gecreëerd. Hij woont bij zijn vriendin, heeft een dagbesteding/inkomen en staat onder bewind. Dit maakt dat sprake is van beschermende factoren. Wel constateert de reclassering dat het middelengebruik van verdachte mogelijk een risico verhogende factor vormt, hoewel verdachte ontkent een probleem te hebben op dit gebied. Uit contact met zijn werkgever is de reclassering gebleken dat verdachte na zijn detentie in loondienst kan komen. De reclassering heeft niet geadviseerd tot het verbinden van bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies gedragsverandering te kunnen creëren. Uit het reclasseringsadvies van 29 maart 2021 blijkt dat eerder contact met verdachte niet mogelijk is geweest, waardoor vijf werkstraffen zijn geretourneerd en het eerder niet mogelijk is geweest een rapportage op te stellen.
De rechtbank vindt gelet op de ernst van de poging zware mishandeling dat oplegging van een gevangenisstraf op z’n plaats is. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag genomen en geen inzicht in zijn beweegredenen gegeven. Gelet op het idiote, gevaarlijke en agressieve gedrag van als bestuurder van een auto gaat de rechtbank echter uit van gevaar voor herhaling. Om die reden zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Van het onvoorwaardelijk strafdeel wordt afgetrokken de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal verdachte daarnaast, als bijkomende straf, een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van twaalf maanden. Dit om verdachte te doordringen van de ernst en het gevaar van het gebruik van een auto als wapen en hem van recidive te weerhouden.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
Vordering van [aangever 2]
De benadeelde partij, [aangever 2] , vordert in totaal € 21.100,- bestaande uit € 1.100,- aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de immateriële schade te matigen en gedeeltelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 750,00 en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schade. Daarnaast moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gevorderde materiële schade omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleitte vrijspraak primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezenverklaarde rechtstreekse schade is toegebracht.
Materiële schade
Met de officier van justitie vindt de rechtbank dat de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Het is onvoldoende onderbouwd dat deze schade daadwerkelijk is ontstaan. Het alsnog nader laten onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank vindt met de officier van justitie dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade moet worden gematigd.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, hij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.2.
Vordering van [aangever 4]
De benadeelde partij, [aangever 4] , vordert in totaal € 17.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de immateriële schade te matigen en gedeeltelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 750,00 en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleitte vrijspraak primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezenverklaarde rechtstreekse schade is toegebracht.
Immateriële schade
De rechtbank vindt met de officier van justitie dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade moet worden gematigd.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, hij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.3.
Vordering van [aangever 1]
De benadeelde partij, [aangever 1], vordert in totaal € 17.280,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de immateriële schade te matigen en gedeeltelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 750,00 en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleitte vrijspraak primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezenverklaarde rechtstreekse schade is toegebracht.
Immateriële schade
De rechtbank vindt met de officier van justitie dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade moet worden gematigd.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, hij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.4.
Vordering van [aangever 3]
De benadeelde partij, [aangever 3] , vordert in totaal € 9.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de immateriële schade te matigen en gedeeltelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 750,00 en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleitte vrijspraak primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreekse schade is toegebracht.
Immateriële schade
De rechtbank vindt met de officier van justitie dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade moet worden gematigd.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, hij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 31 mei 2021 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/143993-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 1 oktober 2018 van de politierechter Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Beslist is dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders beslist omdat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank beslist daarom dat deze straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a Wegenverkeerswet 1994.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
poging zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een deel van
5 (vijf) maandenvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ontzegt verdachte voor het onder 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor
12 (twaalf) maanden.
Vorderingen van benadeelde partijen:
Vordering van [aangever 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangever 2] , gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering wordt verklaard voor wat betreft de materieel en immaterieel gevorderde schade. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] , aan de Staat
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 15 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van [aangever 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangever 4] , gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering wordt verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 4] , aan de Staat
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 15 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van [aangever 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangever 1] , gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering wordt verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] , aan de Staat
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 15 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van [aangever 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangever 3] , gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering wordt verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan eventueel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] , aan de Staat
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 augustus 2020, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen. Wanneer er niet kan worden betaald, kan gijzeling worden toegepast voor 15 dagen. Toepassing van die gijzeling maakt niet dat de betalingsverplichting komt te vervallen. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 13/143993-18
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 1 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk
een gevangenisstraf van 2 (twee) weken.
vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. S. Djebali en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2021.

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 31 januari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:292.
2.In de voetnoten wordt, tenzij anders vermeld, steeds verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het hierbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 17; aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 23.
4.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 17, middelste alinea; aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 21, bovenaan.
5.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 17, onderaan, p. 18; aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 21, bovenste helft; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 27, onderste helft; aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 24, bovenste helft.
6.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 17, onderaan, p. 18; aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 24, vierde alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 30, laatste alinea.
7.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, derde alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 31, zesde alinea; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, eerste en vierde alinea.
8.Aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 24, midden.
9.Aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, vierde alinea.
10.Aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 24, midden; aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, derde alinea; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, vierde alinea.
11.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, derde alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 31, laatste alinea.
12.Aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 20, een na laatste alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 31, laatste alinea.
13.Aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 21.
14.Aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 31, laatste alinea.
15.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, derde alinea; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, vijfde alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 32, eerste alinea.
16.Aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 21, laatste twee alinea’s; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, vijfde alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 32, tweede alinea.
17.Aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 21, laatste twee alinea’s.
18.Aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 24, zevende alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 32, eerste alinea.
19.Aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, vierde alinea.
20.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, derde alinea; aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 21, laatste alinea; aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 24, zevende alinea; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, zesde alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 32, tweede alinea.
21.Aangifte [naam vriendin] , d.d. 10 september 2021, p. 34.
22.Bevindingen camerabeelden d.d. 4 september 2020, p. 69 laatste alinea en p. 70.
23.Verhoor getuige [getuige] d.d. 23 augustus 2020, p. 119.
24.Bevindingen d.d. 10 september 2020, p. 60, derde, vierde en zesde alinea; een geschrift zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met registratie nummer PL1700-2020274736-2 d.d. 23 augustus 2020, p. 178.
25.Bevindingen d.d. 14 oktober 2020, p. 88 en 89.
26.Bevindingen 24 november 2020, p. 95.
27.Forensisch onderzoek plaats delict d.d. 24 september 2020, p. 112 en 113; een geschrift zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met registratie nummer PL1700-2020176856-7 d.d. 26 februari 2021, pagina ongenummerd.
28.Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 13 november 2020, nummer 2020.09.29.058, opgemaakt door drs. C. van Kooten, p. 115-116.
29.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, tweede alinea; aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 20, laatste alinea; aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 23, onderaan; aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, tweede alinea; aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 31, twaalfde alinea.
30.Aangifte [aangeefster 1] , d.d. 4 september 2020, p. 20, laatste alinea.
31.aangifte [aangever 4] d.d. 4 september 2020, p. 31, twaalfde alinea.
32.aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 23, onderaan.
33.Aangifte [aangever 1] d.d. 22 augustus 2020, p. 18, tweede alinea.
34.Aangifte [aangever 3] d.d. 9 september 2020, p. 28, tweede alinea.
35.Aangifte [aangever 2] d.d. 11 september 2020, p. 23, onderaan.
36.Bevindingen d.d. 29 oktober 2020, p. 96, laatste alinea en 97, vierde en zesde alinea.
37.Verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. , p. 129 en p. 130 onderste helft.