ECLI:NL:RBAMS:2021:5555

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
13/751703-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Belgische officier van justitie tot het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel met het oog op strafvervolging

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de bevoegdheid van de Belgische officier van justitie om een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uit te vaardigen met het oog op strafvervolging. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 juli 2021 en betreft een EAB dat op 29 juni 2021 is uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 en gedetineerd in Nederland, was aanwezig via een videoverbinding en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi.

Tijdens de openbare zitting op 26 augustus 2021 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de termijn voor uitspraak verlengd. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat Belgische officieren van justitie voldoen aan de vereisten om als 'uitvaardigende rechterlijke autoriteit' te worden aangemerkt. Echter, in deze zaak is het EAB uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, en de rechtbank heeft niet voldoende informatie ontvangen om te concluderen dat er voldaan is aan de vereisten voor effectieve rechterlijke bescherming.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, zodat de officier van justitie de vraag kan voorleggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de evenredigheid van de beslissing om het vervolgings-EAB uit te vaardigen. De rechtbank heeft ook bevolen de oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751703-21
RK nummer: 21/3737
Datum uitspraak: 9 september 2021
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 juni 2021 door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen – afdeling Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 augustus 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon, aanwezig via een videoverbinding, is bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3. Bevoegdheid van de Belgische officier van justitie tot het uitvaardigen van een EAB met het oog op strafvervolging
Het EAB is uitgevaardigd door een Belgische officier van justitie. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank vastgesteld dat Belgische officieren van justitie voldoen aan de uit de punten 51 en 74 van het arrest OG en PI [1] voortvloeiende vereisten om te worden aangemerkt als ‘uitvaardigende rechterlijke autoriteit’, aangezien zij deelnemen aan de strafrechtsbedeling in die lidstaat en zij in de uitoefening van de met de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel inherent verbonden taken onafhankelijk optreden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 20 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1519). In deze uitspraak heeft de rechtbank eveneens overwogen dat, aangezien in die zaak sprake was van een EAB ter uitvoering van een reeds opgelegde straf, ook was voldaan aan de effectieve rechterlijke bescherming zoals bedoeld in punt 75 van het arrest OG en PI.
Dit EAB is echter uitgevaardigd met het oog op strafvervolging. De rechtbank beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat ook ten aanzien van een dergelijk EAB is voldaan aan de effectieve rechterlijke bescherming zoals bedoeld in punt 75 van het arrest OG en PI. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank daartoe niet voldoende dat het nationale aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door een (onderzoeks)rechter en dat daarna de raadkamer van de Belgische rechtbank een beschikking heeft gewezen omtrent (de wijze van tenuitvoerlegging van) de voorlopige hechtenis van de opgeëiste persoon.
De rechtbank is – na beraad in raadkamer – tot de conclusie gekomen dat de behandeling van het EAB dient te worden aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vraag voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
Kan de door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen (afdeling Turnhout) genomen beslissing om een vervolgings-EAB uit te vaardigen en met name de evenredigheid van die beslissing in België het voorwerp uitmaken van “een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming” zoals bedoeld in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie?

4.Beslissing

HEROPENT EN SCHORST HET ONDERZOEKvoor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor genoemde vraag voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEVEELT DE OPROEPINGvan de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Arrest van 27 mei 2019 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (C-508/18 en C-82/19 PPU, ECLI:EU:C:2019:456).